arch/ive/ief (2000 - 2005)

Schilder Frank getuigt: gebrekkige informatie ten nadele van volksgezondheid
by frank colle Tuesday, Sep. 28, 2004 at 10:11 PM

De ‘schilders zijn geen kwasten’-actie enige jaren geleden reeds opgezet door het ACV en deze week herhaald (zie berichtgeving verder op deze site) bevat enkele bedenkelijke redeneringen welke voor de leek op het eerste zicht niet zichtbaar zijn. Wat volgt is dus een ietwat technische uitleg die nodig is om de problematiek enigszins te begrijpen.

Schilder Frank getuigt: gebrekkige informatie t.v.v. multinationale verfindustrie en ten nadele van volksgezondheid.

Red de schilder, bederf het milieu!


Verf?
Alle verven bestaan hoofdzakelijk uit: pigment (of kleurstof) + bindmiddel + verdunningsmiddel + (eventueel) vulmiddel en droogmiddel.

Pigmenten of kleurstoffen geven de kleur aan de verf. Veel pigmenten zijn metalen; van gewone ijzeroxiden tot loodwit, loodmenie (oranjerood) en cadmiums (geel-oranje rood). Lood en cadmium zijn voorbeelden van zware metalen die bijvoorbeeld de verontreiniging van menig industrieterrein op hun geweten hebben en op vele manieren schadelijk zijn voor de gezondheid in het algemeen. Zij zijn (of worden) ondertussen stelselmatig uit het productieproces van verven geweerd en vervangen door chromaten (afkomstig uit oplossingen van lood en chroom !) of andere kleurstoffen. Meer nog, vanwege het gemak, zowel economisch als materiaal-technisch, gebruiken verfproducenten in hoofdzaak nog enkel kleurstoffen om hun verven aan te kleuren. Kleurstoffen lossen op in vloeistof, in tegenstelling tot pigmenten die ‘verdeeld’ worden in de vloeistof.

Het bindmiddel van een verf is doorslaggevend voor wat de naam betreft maar kan in principe zowat van alles zijn. Lijnolie (afkomstig van het lijnzaad uit vlas) geeft lijnolieverf, de zgn. ‘kunstschildersverf’ en tot voor de opgang van de moderne industriële verven (na W.O.II) ook rijkelijk gebruikt op alle in de bouw mogelijke dragers van hout, steen of metaal. Caseïne (kaasstof) geeft caseïneverf. Kalk geeft kalkverf. Beender -of vislijm geeft lijmverf. Latex geeft latexverf, enz. Maar soms geldt dat ook niet. Arabische gom bijvoorbeeld is een soort hars, afkomstig van een vnl. in de Soedanese provincie Kordofan gewonnen Afrikaanse acaciasoort, oplosbaar in water maar niet in alcohol (vandaar de naam: gom) en geeft aquarel -en plakkaatverf. En temperaverf, bestaat uit eigeel.
Bindmiddelen zijn van oorspronkelijk hoofdzakelijk afkomstig van de natuur of de verwerking/cultivering ervan door de mens. Zij kunnen echter schadelijk zijn voor de gezondheid en zìjn dat ook in bepaalde omstandigheden. Stof van kalk bijvoorbeeld adem je best niet in. Net zo min je een slok lijnolie inslikt. Van een slok beenderlijm daarentegen zal je niet veel last hebben buiten een slechte smaak in de mond, maar dat is subjectief. Beenderlijm wordt in de voedingsindustrie trouwens rijkelijk gebruikt als gelatine. Wie denkt nu aan verf als hij/zij een gummi-snoepje verorbert?

Vanwege het gemak, zowel economisch als materiaal-technisch (constante en stabiele grondstof) heeft men echter in de moderne industriële verfbereiding via, ik noem het ‘kruisbestuiving en genetische manipulatie’, maar dat is wetenschappelijk niet juist, gezocht naar andere producten, liefst dienstig voor duizend en één toepassingen waaronder verf, en die ook gevonden. Latex, alkyd of acryl zijn de courantste voorbeelden daaruit. Het zijn bindmiddelen die vanwege hun bereiding en hun chemische samenstelling een schadelijke invloed hebben op zowel mens als milieu.

Afhankelijk van het bindmiddel wordt het verdunningsmiddel gekozen. Het verdunningsmiddel is nodig omdat het bindmiddel vaak té dik is om te schilderen. Ook verdunningsmiddelen kunnen schadelijk zijn voor mens en milieu, maar soms ook niet.
Arabische gom kan, zoals we reeds gezien hebben, enkel met water verdund worden. Zo ook kalk. Lijnolieverf werd/wordt dan weer verdund met terpentijn, een hars uit pijnbomen (pine) verkregen. Maar dat kan ook met white spirit, een aardoliedistillaat, dat in de regel gebruikt wordt om alkydverven te verdunnen. Acryl en latex kunnen verdund worden met water, maar dat maakt van hen echter geen waterverven (omdat het bindmiddel het type verf bepaalt), en niet minder onschadelijk ! Er is namelijk een complex verschil tussen verdunningsmiddelen en oplosmiddelen (vergelijkbaar met het verschil tussen pigmenten en kleurstoffen).
Verdunningsmiddelen zijn niet per definitie oplosmiddelen, maar kunnen dat wel zijn, en oplosmiddelen zijn geen verdunningsmiddelen.

Vulmiddelen zoals krijt (verschillende soorten) of zwaarspaat (bariumsulfaat) geven de verf meer body, stevigheid en sterkte. Eventueel meer dekkracht, of hebben -wie weet?- zelfs geen enkel nut behalve het verwerken van moeilijk kwijt te raken chemisch afval.

Verf is in alle stadia min of meer schadelijk voor mens en milieu.
Nu organische dampen waarvan sprake en die -tot nader orde- aansprakelijk zijn voor de oorzaak van de ‘schildersziekte’ (OPS) zijn het vluchtige gedeelte van vnl. oplosmiddelen en kunnen zich bevinden in zowel de kleurstof (omdat de stof vloeibaar gehouden wordt), in het bindmiddel en in het verdunningsmiddel. Het zijn die stoffen die bij de bewerking en verwerking van verven verdampen bij blootstelling aan lucht. Bijvoorbeeld ook als onderdeel van het droogproces, het is daar dat de schilder ermee geconfronteerd wordt. In het productieproces kunnen die dampen ‘onder controle’ gehouden worden in de fabriek door afzuiginstallaties e.d. of zelfs volledig voor arbeiders afgesloten productiemachines. Bij de verwerking van het product, het schilderen zelf én het eventuele verwijderen van het product, heeft men daar geen controle over. De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de schilder zelf.
Natuurlijk kan men de schilder de aard van de producten niet aanwrijven, maar veel kan gezegd worden over het bewust zijn van de gevaren van en voor de schilder.

Zo vertelt schilder Ivo hier: http://archive.indymedia.be/news/2004/09/88344.php over zijn ziekte OPS. Hij vertelt ook dat zij gecombineerd wordt met longkanker. Is Ivo tevens een roker (geweest)? Want roken en schilderen tegelijkertijd is absoluut te vermijden, wegens verhoogd risico. Bij het inhaleren van de sigarettenrook -die ook al niet te best is voor de gezondheid- worden immers de organische dampen nog dieper in het lichaam gebracht. Het aan de mond brengen van de sigaret door met verf bevuilde handen doet verf via de mond rechtstreeks via de spijsvertering in de bloedsomloop terechtkomen. Dat geldt ook voor het eten tijdens schilderwerken. Handen wassen is hier de boodschap.

Schilder Jos Moors getuigt hier: http://archive.indymedia.be/news/2004/09/88343.php dat hij naast huisschilder ook nog restaurateur van schilderijen en zelf kunstschilder was, een draad die hij nu na de vaststelling van OPS en de logische invaliditeitsverklaring weer oppikt. Deze twee beroepen dragen evengoed los van het huisschilder zijn ernstige, zo niet ernstigere risico’s met zich mee op het vlak van chronische intoxicatie. Of Jos zijn schilderijtjes nu borstelt met waterverven of acrylaten vernemen we echter niet.

Theophrast von Hohenheim. Wie? Beter bekend onder de naam Paracelsus, maar jammer genoeg nog even onbekend onder de schilders, wordt zowat aanzien als de grondlegger van de toxicologie door deze zin: Alle Dinge sind Gift, und nichts ohne Gift; allein die Dosis macht dass ein Ding kein Gift ist. Vrij vertaald: alle dingen zijn giftig, en niets zonder gif; alleen de dosis maakt dat een ding geen gif is. De dosis dus, de hoeveelheid van een product maakt dat iets schadelijk is of niet. Waarbij elk product zijn eigen waarde heeft. Zo zal een stof zeer schadelijk zijn als men er lang mee in aanraking komt, maar een andere kan nog schadelijker zijn zelf als men er maar even mee in aanraking komt. Maar ook omgekeerd.
Wat moet de schilder daar allemaal uit leren: ken uw producten, ken de gevaren, voorkomen is beter dan genezen. Red de schilder, bederf het milieu dan maar?

Acryl, het wondermiddel.
De wens om ‘watergedragen’ verven en verfsystemen -verplichtend- te gebruiken ter vervanging van solventgedragen (=oplosmiddelenhoudende) verven om de gezondheid van de arbeider veilig te stellen is een nobele zaak. Gelijk zo vele nobele zaken echter schiet ze hopeloos tekort in haar doelstelling, temeer omdat ze op termijn een hypothikering inhoud voor de gezondheid van alle mensen én omdat ze is ingegeven door de verkoopswens van de producerende industrie. Hét nieuwe gaga van de verfindustrie -alhoewel geruime tijd in omloop- is: acryl. Naar eigen zeggen watergedragen en men durft soms zelfs beweren milieuvriendelijk.

Het is een plastiekachtig kunsthars, d.w.z. chemisch bereid ter imitatie van een natuurlijk hars (ook harsen -u weet wel, van bomen- worden/werden gebruikt als bindmiddelen om verven te maken). En bestaat, samen met een ontelbaar aantal andere producten en hun toepassingen bij gratie van de aardolieproductie -en verwerking.
Het heeft, gebruikt in de verfindustrie, bepaalde eigenschappen waaronder: beperktere reukhinder, goede kleefkracht,...
Er bestaan ongeveer 2 à 300 verschillende soorten acrylaten, en misschien vergeet ik er nog een pak. Allemaal wachten ze op een gepaste toepassing...

Acryl is echter niet watergedragen, het water wordt wel gebruikt als verdunningsmiddel, maar dan nog in zeer beperkte mate. Een pot acrylaatverf bevat opmerkelijk weinig water: -5%. Bovendien verliest ze haar verftechnische eigenschappen (vloeiing, dekkracht, laagsterkte,..) snel bij toevoeging van water.
Ze is ook niet milieuvriendelijk op verschillende niveaus. Het productieproces; zoals reeds gezegd is het een volwaardig chemisch bereid product dat in combinatie met het noodzakelijke titaandioxide (wit pigment, op zich al zwaar milieubelastend) extra zwaar milieubelastend is. Verwerking: een schilder heeft met acryl naar verhouding meer water nodig om zijn borstel en rol uit te wassen dan hij bv.. white spirit nodig heeft om borstel en rol uit te kuisen van alkydverf.
Het water, drinkbaar leidingwater in 99,9% van de gevallen wordt zo in grote hoeveelheden verspild, waarna het afvloeit naar onze waterzuiveringsstations waarvan het (acryl) niet kan worden gezuiverd. Water is -nogmaals- geen oplosmiddel voor acrylaat, het verdund alleen maar. Na de waterzuiveringsstations kan het weer als grondwater herwonnen worden en zullen we binnen afzienbare tijd acrylwater drinken. Lekker.

Bijkomend hebben producten zoals acryl de eigenschap moeilijk tot niet biologisch afbreekbaar te zijn. D.w.z. dat zij, eens geproduceerd, hun chemische eigenheid blijven behouden, geen enkel natuurlijk proces die daar verandering in brengt.

Bij de vermelding ‘watergedragen’ en ‘milieuvriendelijk’ kan ik bij mijn weten slechts enkele verven aanduiden welke daaraan voldoen: aquarel of plakkaatverf, lijmverf op basis van zetmeel (jawel!), en kalkverf. Niet -zoals reeds aangeduid- dat zij niet schadelijk kunnen zijn, vooral dan deze laatste, maar alle andere verven zijn ofwel schadelijker (in aanmaak, verwerking en verwijdering) ofwel gewoon niet watergedragen. Terminologie is in deze dus uiterst belangrijk, vandaar de wat lange en misschien ingewikkelde uitleg.

Deze discussie moet dus uitdraaien op een afweging tussen wat wenselijk is, dat kan helemaal niet meer wanneer er een verbod op organische dampen veroorzakende oplosmiddelen geldt.

Als laatste bedenking nog dit. Organische dampen gaan vaak gepaard met gebruinder. Dit gegeven echter enkel als negatieve kwaliteit beschouwen en de reuk die vrijkomt bij het verwerken van verf uitsluiten door het vervangen van de oplosmiddelen die organische dampen teweegbrengen met andere oplosmiddelen die dit niet hebben, verdoezeld twee factoren. 1)Dat bijvoorbeeld acrylaten, welke weinig tot geen gebruinder veroorzaken en tot op heden geen OPS heeft teweeggebracht, dat zij geen enkele voor mens en milieu schadelijke oplosmiddelen of andere bestanddelen zouden bezitten. En 2) dat het treffen van zowel voorzorgsmaatregelen (zorgen voor voldoende verluchting, niet eten, drinken en roken tijdens de werken,..) als nazorg (verfresten niet in gootsteen, WC of septische put gieten,..) niet meer nodig zouden zijn !
Mijn visie daarop is dat juist door de gebruinder het makkelijker aannemelijk is dat verf, en ik maak nadrukkelijk geen onderscheid, schadelijk is. Krijg maar eens uitgelegd dat mensen hun borstels en rol met watergedragen en als milieuvriendelijk bestempelde acrylaatverf niet in de gootsteen mogen uitwassen. De toekomst voorspelt zodoende ettelijke campagnes ter preventie van verfverontreiniging, aanwezig in het oppervlakte -en drinkwater.

Zelf met ‘watergedragen’ acryl -en andere verven zal de schilder omzichtig moeten omspringen en dus niet zijn rol en borstel in de gootsteen mogen uitwassen, net zo min hij zijn white spirit en of andere olieverven in de riolering mag gooien. Daarvoor heeft men eenzelfde bewust-zijn-wording voor nodig, geen nieuw product. Een ander vaak over het hoofd gezien gegeven is de immer groeiende doe-het-zelf-markt. Moeten burgers, de niet-vakmensen onder ons, dezelfde opleiding krijgen?

Voorlichting (bij scholing en herscholing) blijft een essentieel punt in de ‘opvoeding’ van de schilder tot een bewuste gebruiker van zijn materialen. Helaas merken we vanuit de producerende verfindustrie met betrekking tot dit aspect vaak weigerachtig, omdat zij uit concurrentieschrik niet graag juiste informatie omtrent hun producten willen verschaffen.

Ik wil hierbij aantonen dat acties zoals de ACV-actie ter geruchtgeving van OPS enerzijds een goede zaak is daar waar zij streeft naar een beter voorlichting, maar anderzijds tekort schiet daar waar zij denken dat met het verplichtend invoeren van ‘watergedragen’ verven de kous af is. Wat dergelijke campagne mist is haar plaatsing in historische context; het hoeveelste product is dit al waarvan producenten beweren dat hun product nu beter is dan al het vorige, en dat alle (in dit geval verftechnische) problemen uit het verleden opgelost raken?
Het ontbreken van dergelijke analyses is het gevolg van de druk uitoefenende producenten -ondertussen machtige multinationals geworden- die geen enkele kritiek dulden op het ‘plastieke goud’ dat ze nu in gigantische tonnenmaat aan de man slijt.
Het is de houding eigen aan het gebrek aan visie in deze consumptiemaatschappij. Nu produceren, nu verkopen en alle zorgen voor later.