arch/ive/ief (2000 - 2005)

SOS Baladroose
by BRussells Tribunal Tuesday, Jun. 07, 2005 at 2:31 PM

Dit is een hulpkreet van de mensen van Baladroose, een stad die noordoostelijk van Bagdad gelegen is. De slachtoffers van de illegale bezetting van Irak vragen zich af waarom de wereld stil blijft, terwijl hun zoveel onrecht aangedaan wordt. Ze weten dikwijls niet dat het nieuws in de westerse media grotendeels bestaat uit propaganda, door de agressor zelf voorgekauwd.



Het nieuwe Irak: voorbeeld van democratie

SOS Baladroose



Een noodoproep van de mensen van Baladroose/Diyala: SOS
Een getuigenis: vreemde zaak, een beschuldigde van terrorisme vrijlaten
Het geheim
Een moeder werd gearresteerd omdat ze naar haar zoon vroeg



Een noodoproep van de mensen van Baladroose/Diyala: SOS

De Ahl Assunna WA Ajjama'a (Soennieten) in Baladroose en de omliggende dorpen lijden onder een campagne van arrestaties, geleid door kolonel Ali Ismael, beter gekend als Ali Cable*, en zijn broer bij de federale politie, majoor Walid Cable*. Er worden zelfs sheikhs uit de moskeeën opgepakt, onder hen sheikh Younis van de Fajr Al-Islam moskee, sheikh Nafi' Ali hussein van de Dahlakiya moskee en sheikh Hamdan van de Somood moskee. Vorige week, tien dagen nadat hij was gekidnapt, werd sheikh Aqeel Ali Khalil van de al-Mustapha moskee, dood teruggevonden met twee kogels in het hoofd.

Er werden meer dan honderd mensen in de moskeeën gearresteerd. Degenen die terug werden vrijgelaten spreken van folterpraktijken. Sommigen hadden verrokken schouders, afgesneden vingers; sommigen werden verkracht; anderen zijn spoorloos verdwenen. Eén van hen stierf onder de martelingen; zijn naam was Othman. Er werden gevangenen vrijgelaten nadat ze zes miljoen Iraakse dinar betaalden aan een agent van Ali Cable. Bij de arrestaties werden alle waardevolle dingen uit de huizen gestolen: juwelen en geld. In Al-Fatimiya werden alle mannen van een woning gearresteerd, het geld werd gestolen en zelfs de schapen werden meegenomen. De vrouwen gingen terug naar hun ouders; de huizen zijn nu leeg en verlaten.

In de moskeeën wordt bijna niet meer gebeden; zelfs het vrijdagsgebed blijft nu uit.

* De kabel (cable) is een symbool voor foltering. Elektriciteitskabels worden als zweep gebruikt.

Een getuigenis: vreemde zaak, een beschuldigde van terrorisme vrijlaten

(Niet alle details van namen, data, beroep, plaatsen,... worden vermeld. De getuige is erop gebrand zijn verhaal te doen, maar hij is bang om zijn identiteit vrij te geven. Hij vreest dat dan een andere zaak tegen hem zou gefabriceerd worden en hij opnieuw gearresteerd en aan martelingen blootgesteld zou worden.)

Abo Amr is vader van meerdere kinderen. Op een nacht werd zijn huis door de Iraakse Nationale Garde overvallen. De deur werd ingebeukt en tientallen ING's bezetten het huis.

- Bent u ... ?

- Nee, mijn naam is ...

- Je liegt, Jullie zijn allemaal leugenaars...

Ze begonnen te slaan en beledigingen te uiten voor de ogen van de familie. Zijn handen werden vastgebonden en hij kreeg een kap over zijn hoofd. Verschillende bezittingen werden meegenomen: een persoonlijk wapen met vergunning, elektrische toestellen zoals een fruitpers, zelfs een schotel met zoetigheden en nog andere zaken. Hij werd naar de eerste plaats van ondervraging gevoerd. Hij dacht dat hij ten laatste na een dag of twee wel zou vrijgelaten worden. De ruimte was ongeveer vijftien vierkante meter groot. Er bevonden zich vijfendertig à veertig gevangen. Het was er koud, maar de kamer was zo overbevolkt dat de gevangenen blij waren met een beetje frisse lucht. Sommigen lagen neer, er zaten gevangenen onder het bloed, één had een gebroken arm, enz... Verschillende gevangenen stonden recht. Abo Amr kon niet slapen; hij vond een barst tussen de stenen waarlangs hij wat frisse lucht kon ademen. De volgende namiddag werd hij voor ondervraging weggevoerd.

Met gebonden ogen en handen werd hij weggeleid. Toen hij vroeg waar hij mocht gaan zitten sloegen ze hem.

Hij werd ondervraagd over een aantal namen die hij niet kende. Ze zegden dat ze deze namen in zijn notitieboek gevonden hadden. Toen hij dat ontkende, werd hij opnieuw geslagen. Eén van de politie-agenten vroeg aan de officier wat hij voor het avondeten wenste: Qouzi, Biriani of masgoof? (Dit zijn namen van typische gerechten.)

“Qouzi”, zegde de officier. Het bleken namen van verschillende soorten folteringen te zijn. De Qouzi is het vastbinden van handen en voeten, om dan met een ijzeren stok ertussen ondersteboven opgehangen te worden. (zie afbeelding)




Het was zo pijnlijk. Ze sloegen me met elektrische en gewone stokken. Mijn handen en benen zwollen op. Twee uur later smeten ze me terug in de kamer.

- “Heb je getekend?” vroegen de gevangenen.

- “Wat getekend?” vroeg ik. Ze wisselden blikken.

De volgende namiddag ondervroegen ze me over bomauto's. Ze hingen me opnieuw op als een Qouzi en drukten hun sigaretten de hele tijd uit op mijn benen. Ze elektrocuteerden me en ik smeekte hen me neer te laten. Hij zegde dat ik een soenniet was. Ik zegde dat het me niet kon schelen; we zijn geen vijanden. Ik wenste dat ze me zouden doodschieten. De vierde dag vertelde ik hem dat ik alles zou toegeven, als ze me maar niet weer zouden ophangen: doden, stelen, mensen pijn doen, alles... Hij zegde: “explosieven.” Ik zei hem dat ik er niets van wist en hij sloeg me in mijn gezicht. Ik boog voorover en een politieman achter me sloeg me met een ijzeren staaf op mijn rug. Het ging zo verder tot ik het bewustzijn verloor.

Een nieuwe stem vroeg hen me wat water te geven en hij bood me een sigaret aan. Ik kon ze niet vasthouden. Hij zegde:”We weten dat je niets van die handelingen gedaan hebt. Je bent hier als getuige. Onderteken deze papieren en dan kan je gaan.” Dat was het gelukkigste moment in mijn leven. Hij liet me mijn vingerafdrukken op zes formulieren zetten. Ik kon niet lezen wat er op stond, want mijn ogen waren nog steeds bedekt. Ik keerde terug en de gevangenen feliciteerden me. Ik begreep dat een gevangene op dezelfde wijze was gefolterd, maar hem hadden ze een ijzeren staaf in zijn anus gestoken. Hij bloedde de hele tijd.

Abo Amr zat samen met andere gevangenen te wachten. Er werden nog drieënveertig mensen in dezelfde kamer gezet. Sommige van hen waren ouder dan drieënzestig jaar. Eén van hen had hartproblemen. Een paar dagen later werd hij opnieuw geroepen. Ze haalden de blinddoek van zijn ogen en vroegen: “Ben je in orde?”

Ze stelden me voor aan een man en zegden me dat hij verantwoordelijk was voor mensenrechten. Ze vroegen me mijn getuigenis voor hem te herhalen, te vertellen over de twee sheikhs die terroristen zouden zijn. Daarna zouden ze me naar huis helpen. Ik deed wat ze van me vroegen. De man zat bij een computer. Hij vroeg me om hem aan te kijken en te spreken. De anderen stonden achter hem en keken me aan. Ze hielpen me te herinneren wat ze me wilden laten zeggen. Later besefte ik dat ze me voor tv interviewden. Ik zegde wat ze wilden horen.

Toen ik terugging hoorde ik een explosie in de buurt van de gevangenis. Eén van de politiemannen bracht het been van een slachtoffer binnen en zegde dat dit het einde van de terroristen is, en van degenen die hen helpen, zoals ik. Hij stampte me in mijn rechterzijde. Ik voelde zijn laars in mijn lichaam en verloor het bewustzijn. Er waren honderdvijftig gevangen, onder hen drie dokters. Eén van de dokters onderzocht me en zegde dat ik twee gebroken ribben had. Hij gebruikte een bedlaken om me in te wikkelen.

Ze vertelden me over de zevende verdieping, welke vroeger, onder het vorige regime, het bureel van de minister van Binnenlandse Zaken was. Nu is het de ondervragingsverdieping: foltering. Het is de plaats waar gevangenen door marteling stierven. Eén van hen werd het bekken gebroken, verschillende van hen werden verkracht, ze werden geslagen met ijzeren staven, enz... Eén van hen, Rasool, zijn vrouw werd voor zijn ogen verkracht. Een arts werden de vingers met een tang uitgetrokken. Een tiener werd er gek. Hij zegde dat hij de wereldkaart op zijn rug had; hij stond vol littekens van zweepslagen, negen maanden voordien toegebracht. Een andere man had een diepe wonde op zijn arm. Hij was wekenlang vastgebonden tot zijn arm begon te zweren en er wormen in kropen. Een week voor ik er aankwam waren alle mannen van de zevende verdieping verwijderd. Alleen de vrouwen bleven achter. Ze zegden dat er twintig vrouwen waren. Ze werden gebruikt om hun mannen onder druk te zetten. Eén van hen had haar vierjarig kind bij.

Ik begon vies te ruiken en besefte dat mijn oksel was gaan bloeden. Het vlees begon te rotten. Ik werd 's nachts weggeroepen en geslagen. De volgende dag moest ik voor de rechtbank verschijnen. Ik werd aan handen en voeten vastgebonden. De rechter vroeg me wat ik gedaan had. Ik zegde: “Dat weet jij, ik niet.” Ik vertelde hem de waarheid. De folteringen, de slagen, de bekentenissen, de vingerafdrukken, alles. Ik toonde hem de sporen ervan op mijn lichaam. Een Amerikaanse officier kwam de kamer binnen en luisterde mee.

Twee maanden later werd Abo Amr naar een nieuwe gevangenis gevoerd, de bekende 'vijfde sectie' in Kadhimiya. Deze gevangenis is nog zeer bekend van het vorige regime. Daar werden toen de politieke gevangenen vastgehouden. Nu wordt het de 'speciale sectie' genoemd, en zou door de Iraakse politie bemand zijn. Volgens Abo Amr zitten echter de Amerikanen erin. Hij werd samen met twee andere gevangenen in een cel van twee bij twee meter gezet. Er was geen raam, geen toilet en geen water. Ze moesten in een fles urineren en hun behoefte in een zak doen. Slagen en vernederingen behoorden tot de routine. Er werd ook pepperspray in de cel gespoten, zodat hun ogen drie dagen lang brandden. Sommige gevangenen werden er vijftien maanden vastgehouden. Ze mochten geen advocaten of bezoek ontvangen en hadden met niemand contact. Twee maanden later werd Abo Amr opnieuw bij een rechter geroepen. Deze vertelde hem dat ze bewijzen voor zijn schuld hadden gevonden.

Ik was ongelukkig en vroeg me af hoe het met mijn rechten zat! En wat moest er nu met de mensen waartegen ik bekentenissen had afgelegd? Ik begreep dat de sheikhs van de moskeeën andere soorten van foltering moesten ondergaan. Zij werden naast de gewone folteringen ook seksueel gemarteld. Ik moest een miljoen Iraakse dinar betalen om vrij te komen.

Sinds hij vrijgelaten werd, is Abo Amr op de vlucht. Hij is bang dat als hij weer naar huis gaat ze hem opnieuw zouden arresteren. Er was een nieuwe razzia in zijn huis, door de Amerikaanse troepen deze keer. Er werd een bericht achtergelaten, in het Arabisch en in het Engels: “We vragen ons te verontschuldigen voor de schade aan uw huis. We hadden een verkeerde tip gekregen. U mag uw bezittingen en financiële schadeloosheidsvergoeding komen afhalen op Falcon (Scania). Gaat u naar de Indische poort om uw bezittingen en geld in ontvangst te nemen.” De brief was getekend door Lt. Follinsbee. Abo Amr denkt echter dat dit een valstrik is.

Het geheim

Abo Amr wist niet dat we de sheikh, waartegen hij bekentenissen had afgelegd, reeds geïnterviewd hadden. Sheikh N., een zestiger, is nu reeds maanden op de vlucht. Hij vertelt:

Na de bezetting en de daaropvolgende ontgoocheling omdat duidelijk werd dat er van bevrijding helemaal geen sprake was, zag ik het als mijn plicht als imam om de waarheid te vertellen. Dat zien de bezetters niet graag gebeuren. Ze namen contact met me op. Een officier, Williams genaamd, kwam samen met vier andere officieren om me te vragen wat ik wilde. Ze boden me een betrekking aan in de lokale raad en enkele contracten. Ik zegde hen dat dit niet mijn taak is en dat ik van hen verwacht dat ze ophouden de Irakezen te vernederen; geen zakken over hun hoofden trekken, geen laarzen op hun hoofden zetten, hen niet op de grond gooien, enz... Ze zegden akkoord te zijn en vroegen: “Als we gevolg geven aan je verzoek, zal jij dan ophouden met ons te bekritiseren in je toespraken?” Ik antwoordde: “Nee, het is mijn plicht de waarheid te zeggen, en de waarheid is bitter.”

Toen begon ik brieven te ontvangen en de moskee werd geregeld overvallen. In de laatste brief boden ze me een job aan als leider van de Karkh regio. Ik begreep dat dit een valstrik was. De razzia's kwamen frequenter voor, tweemaal per dag. Tijdens het vrijdagsgebed werd de moskee door tanks omsingeld en ook tijdens de Ramadan was dit het geval. De soldaten zegden aan de gelovigen dat ze me gingen doden. Ook van Irakezen ontving ik verschillende bedreigingen. Ik las ze meestal voor in de moskee, toonde ze aan de mensen en deelde mijn antwoord erop mee.

Op de dag van de verkiezingen werd de moskee opnieuw overvallen. De mowathin (degene die tot het gebed oproept), de bewaker en een paar andere mensen waren aanwezig. Er waren geen wapens in de moskee, met uitzondering van drie geweren met vergunning. Ze vroegen de mowathin hen te begeleiden naar de minaret om wapens te zoeken. Toen ze weer beneden kwamen, bleken er twee raketten in de moskee te liggen. Ik zweer bij de naam van God, bij al zijn grote namen, bij het Heilige Boek, dat de moskee vrij van wapens was. Het was een goed voorbereid complot. Ze arresteerden de mowathin, de bewaker en één van de gelovigen die kwamen bidden, en ze lieten de boodschap na dat ik hen in het Amerikaanse hoofdkwartier kon vinden. Ik moest erheen gaan om hun vrijlating te bekomen.

Vervolgens werd mijn huis overvallen; twee vliegtuigen, vier gepantserde voertuigen, zes of zeven auto's van de ING's, lichtbommen, soldaten sprongen van de omheining, deuren werden ingebeukt, er vielen schoten, er werd geroepen, geweren werden tegen de slapende vrouwen en kinderen gehouden...ze maakten zelfs mijn hond af. Mijn dochtertje, Sara, lijdt nog steeds onder de shock; telkens ze hen ziet of over hen hoort wordt ze hysterisch.

De familie heeft het huis nu verlaten; het is leeg. De overheid tracht me met alle middelen te vinden. Al mijn vrienden en familieleden worden ondervraagd, ze houden mijn pensioen in, terwijl ik al dertien jaar lang als vrijwilliger in de moskee werk. Al deze schade wordt ons toegebracht ten gevolge van een leugen. Ze arresteerden mijn tweede zoon en houden hem als gijzelaar gevangen.

In de gevangenis ontmoette N.'s zoon Abo Amr. Dit was tegen de tijd dat hij al zwaar gefolterd was en zijn ribben gebroken waren. Abo Amr vertelde N.'s zoon dat hij niet in staat was geweest om de folteringen langer te doorstaan. Hij vroeg om een boodschap naar de sheikh te zenden met een bede om vergiffenis, indien hij zijn bekentenissen op Al-Iraqiya-tv zou zien. Hij vertelde N.'s zoon dat de getuigenis, waarin hij zei dat de sheikh een terrorist is, gedicteerd werd.

Sheikh N. staat bekend als een zeer verstandige imam in zijn Sjiietengemeenschap. Hij is zelf een Soenniet, maar over de islamitische Hussein revolutie van duizenden jaren geleden en over de twaalf Sjiietisch imams kan hij beter preken dan gelijk welke Sjiietische imam het kan. Dit vertellen de mensen uit zijn buurt, die bevestigen dat de sheikh altijd tegen elk sectair conflict pleitte. Hij werd beschuldigd van terrorisme. “Ik geloof dat een druppel moslimbloed groter is dan de Grote Kaaba. Hoe kan ik een terrorist zijn?” In de kranten werden lasterverhalen over de sheikh geschreven, waarin hij beschuldigd werd van immorele praktijken, terrorisme, enz...

De oudste zoon van de sheikh zit sedert 27 september 2004 in de gevangenis. Maar dat is een ander verhaal. Hij werkt in de universiteit en was samen met een paar vrienden op weg naar huis toen in het Al-Jihad-district een Amerikaans konvooi aangevallen werd. Alle mannen die zich in de buurt bevonden, dat waren er ongeveer vijfentwintig, werden gearresteerd. Hij zat al vijf maanden in de gevangenis, toen een Iraakse rechter hem niet schuldig bevond en hem vrijsprak. Op dit moment zit hij nog altijd in de gevangenis. De aanklacht luidt 'een Amerikaans konvooi passeren'. De sheikh is niet boos, maar wel zeer droevig. “We moeten het onder ogen zien: er bestaat een samenzwering tegen de islam. De enige oplossing voor Irak is dat de Irakezen zich tegen de vijand verenigen.”

De vrouw van de sheikh was de hele tijd aan het huilen. Ze kan de razzia niet vergeten; het lawaai, de lichten, de huiszoeking, de diefstal van de juwelen, het geld, de documenten en de boeken. Een officier riep zijn overste en zegde dat het huis zuiver was, dat de sheikh er niet was, alleen zijn zoon. Hij moest vervolgens de zoon meebrengen. Sara, het dochtertje, was zo bang dat ze haar ogen niet durfde te openen. “Ik kan niet terug naar het huis en daar leven zonder mijn man en mijn zoon.”

Haar schoondochter had door de shock een miskraam.

Een moeder werd gearresteerd omdat ze naar haar zoon vroeg

Um Dhia is zesenvijftig jaar. Op 31 december 2004 vertrok haar zoon Dhia, die schaaphandelaar is, voor een zaak naar Najaf, ongeveer tweehonderd kilometer ten zuidwesten van Bagdad. Hij is nooit teruggekeerd. Vijf dagen later gingen zijn moeder, vader, oom en twee andere familieleden naar Najaf om naar hem te informeren op het politiekantoor ter plaatse. Behalve de twee familieleden, keerde niemand weer. Een week later ging de rest van de familie in de autogarages navragen of er soms een ongeval was gebeurd, of er explosies in Najaf waren geweest. Ze vernamen dat iedereen was gearresteerd.


Omdat ze bang waren dat ze ook zouden gearresteerd worden, vroeg de familie een advocaat om naar hun gearresteerde familieleden te gaan vragen. Deze deelde hen mee dat twee dagen voor Dhia naar Najaf vertrok er een ontploffing in de stad was geweest. Volgens een noodwet wordt dan iedereen die verdacht is opgepakt. Dhia werd aan een controlepost gearresteerd; hij was toen ongewapend. Toen de familie naar hem kwam vragen werden ze onvriendelijk door de politieofficier ontvangen. Hij zegde dat hij van Dhia niets afwist, maar toen ze weer weggingen werden ze gevolgd en vervolgens gearresteerd.

In het politiekantoor van Najaf werden de drie gefolterd. Ze werden in afzonderlijke donkere, koude kamers en met geboeide handen vastgehouden. Ze werden geslagen en vernederd. De moeder vroeg om haar zoon te zien. Hij werd naar haar toegebracht en voor haar ogen geslagen en gefolterd. Ze stuikte in elkaar en werd naar het ziekenhuis gebracht. Hetzelfde gebeurde met de vader en de oom. Vanuit het ziekenhuis werd de hele familie per vliegtuig naar het ministerie van Binnenlandse Zaken getransporteerd. De advocaat zegt dat hij niets voor hen kon doen, omdat ze van terrorisme beschuldigd werden.

Dhia is vader van vijf kinderen. Zijn familie weet tot nu toe niets over zijn toestand. Zijn vader, moeder en oom konden wel bezoek ontvangen. De moeder werd echter ten gevolge van overbevolking in de vrouwengevangenis van het ministerie naar de Al-Amiriya-gevangenis, een gevangenis voor zwaardere misdaden, verplaatst. De mannen bleven in dezelfde gevangenis met vijftig in één ruimte. De moeder werd in de andere gevangenis samen met twintig vrouwen, die van verschillende misdrijven beschuldigd werden, gevangen gehouden. Eén van hen werd zo hard gefolterd dat ze hysterisch werd. Ze vraagt onophoudelijk naar haar zoon, ze trekt haar kleren stuk, slaat zichzelf en huilt de hele tijd. Ze is ouder dan Um Dhia.

De overige vier kinderen, allemaal schoolgaand, worden door familie verzorgd. De jongste zoon, Atheer, houdt de winkel van zijn vader open. De familie, die zo ver van enige politieke belangen staat, is geshockeerd en doodsbang wanneer ze over de gevangenis spreken. “Eén van de mannen overleed ten gevolge van de folteringen; hij was ook seksueel misbruikt. Een ander was verlamd,” zegde Aous, de tweede zoon.



In Al-Amiriya werd een gevangene met elektriciteit gefolterd; hij moest bekentenissen afleggen over zaken die hij niet gedaan had, zoals het verspreiden van pamfletten.” zegde Atheer, terwijl hij zo volwassen mogelijk tracht over te komen.

Dalfa', de achtienjarige dochter, die studeert aan de Handelshogeschool, gelooft dat haar moeder een sterke vrouw is: “Ze is aan het vasten sedert haar arrestatie maanden geleden. Ze ziet er verzwakt en uigeput uit. Ze spreekt niet over de gevangenis.” Maar de jongste dochter, Ala' (11), mist haar moeder: “Ik heb haar nodig en ze laten me haar niet bezoeken in de gevangenis.” Dalfa' denkt dat het beter is dat de kleine Ala' haar moeder niet in de gevangenis ziet.



Lees meer getuigenissen van de mensen in Irak op www.brusselstribunal.org/Articles.htm

Vertaling: Inge Van de Merlen