Het
nieuwe Irak: voorbeeld van democratie
SOS Baladroose
Een
noodoproep van de mensen van Baladroose/Diyala: SOS
De Ahl Assunna WA Ajjama'a
(Soennieten) in Baladroose en de omliggende dorpen lijden onder
een campagne van arrestaties, geleid door kolonel Ali Ismael,
beter gekend als Ali Cable*, en zijn broer bij de
federale politie, majoor Walid Cable*. Er worden zelfs
sheikhs uit de moskeeën opgepakt, onder hen sheikh Younis van
de Fajr Al-Islam moskee, sheikh Nafi' Ali hussein van de Dahlakiya
moskee en sheikh Hamdan van de Somood moskee. Vorige week, tien
dagen nadat hij was gekidnapt, werd sheikh Aqeel Ali Khalil van de
al-Mustapha moskee, dood teruggevonden met twee kogels in het
hoofd.
Er werden meer dan honderd mensen
in de moskeeën gearresteerd. Degenen die terug werden
vrijgelaten spreken van folterpraktijken. Sommigen hadden
verrokken schouders, afgesneden vingers; sommigen werden
verkracht; anderen zijn spoorloos verdwenen. Eén van hen
stierf onder de martelingen; zijn naam was Othman. Er werden
gevangenen vrijgelaten nadat ze zes miljoen Iraakse dinar
betaalden aan een agent van Ali Cable. Bij de arrestaties werden
alle waardevolle dingen uit de huizen gestolen: juwelen en geld.
In Al-Fatimiya werden alle mannen van een woning gearresteerd, het
geld werd gestolen en zelfs de schapen werden meegenomen. De
vrouwen gingen terug naar hun ouders; de huizen zijn nu leeg en
verlaten.
In de moskeeën wordt bijna
niet meer gebeden; zelfs het vrijdagsgebed blijft nu uit.
* De kabel (cable) is een symbool
voor foltering. Elektriciteitskabels worden als zweep gebruikt.
Een
getuigenis: vreemde zaak, een beschuldigde van terrorisme
vrijlaten
(Niet alle details van namen,
data, beroep, plaatsen,... worden vermeld. De getuige is erop
gebrand zijn verhaal te doen, maar hij is bang om zijn identiteit
vrij te geven. Hij vreest dat dan een andere zaak tegen hem zou
gefabriceerd worden en hij opnieuw gearresteerd en aan martelingen
blootgesteld zou worden.)
Abo Amr is vader van meerdere
kinderen. Op een nacht werd zijn huis door de Iraakse Nationale
Garde overvallen. De deur werd ingebeukt en tientallen ING's
bezetten het huis.
-
Bent u ... ?
-
Nee, mijn naam is ...
-
Je liegt, Jullie zijn allemaal leugenaars...
Ze begonnen te slaan en
beledigingen te uiten voor de ogen van de familie. Zijn handen
werden vastgebonden en hij kreeg een kap over zijn hoofd.
Verschillende bezittingen werden meegenomen: een persoonlijk wapen
met vergunning, elektrische toestellen zoals een fruitpers, zelfs
een schotel met zoetigheden en nog andere zaken. Hij werd naar de
eerste plaats van ondervraging gevoerd. Hij dacht dat hij ten
laatste na een dag of twee wel zou vrijgelaten worden. De ruimte
was ongeveer vijftien vierkante meter groot. Er bevonden zich
vijfendertig à veertig gevangen. Het was er koud, maar de
kamer was zo overbevolkt dat de gevangenen blij waren met een
beetje frisse lucht. Sommigen lagen neer, er zaten gevangenen
onder het bloed, één had een gebroken arm, enz...
Verschillende gevangenen stonden recht. Abo Amr kon niet slapen;
hij vond een barst tussen de stenen waarlangs hij wat frisse lucht
kon ademen. De volgende namiddag werd hij voor ondervraging
weggevoerd.
Met gebonden ogen en handen werd
hij weggeleid. Toen hij vroeg waar hij mocht gaan zitten sloegen
ze hem.
Hij werd ondervraagd over een
aantal namen die hij niet kende. Ze zegden dat ze deze namen in
zijn notitieboek gevonden hadden. Toen hij dat ontkende, werd hij
opnieuw geslagen. Eén van de politie-agenten vroeg aan de
officier wat hij voor het avondeten wenste: Qouzi, Biriani of
masgoof? (Dit zijn namen van typische gerechten.)
“Qouzi”, zegde de
officier. Het bleken namen van verschillende soorten folteringen
te zijn. De Qouzi is het vastbinden van handen en voeten, om dan
met een ijzeren stok ertussen ondersteboven opgehangen te worden.
(zie afbeelding)
Het
was zo pijnlijk. Ze sloegen me met elektrische en gewone stokken.
Mijn handen en benen zwollen op. Twee uur later smeten ze me terug
in de kamer.
-
“Heb je getekend?” vroegen de gevangenen.
-
“Wat getekend?” vroeg ik. Ze wisselden blikken.
De
volgende namiddag ondervroegen ze me over bomauto's. Ze hingen me
opnieuw op als een Qouzi en drukten hun sigaretten de hele tijd
uit op mijn benen. Ze elektrocuteerden me en ik smeekte hen me
neer te laten. Hij zegde dat ik een soenniet was. Ik zegde dat het
me niet kon schelen; we zijn geen vijanden. Ik wenste dat ze me
zouden doodschieten. De vierde dag vertelde ik hem dat ik alles
zou toegeven, als ze me maar niet weer zouden ophangen: doden,
stelen, mensen pijn doen, alles... Hij zegde: “explosieven.”
Ik zei hem dat ik er niets van wist en hij sloeg me in mijn
gezicht. Ik boog voorover en een politieman achter me sloeg me met
een ijzeren staaf op mijn rug. Het ging zo verder tot ik het
bewustzijn verloor.
Een nieuwe stem vroeg hen me wat water te geven en hij bood me
een sigaret aan. Ik kon ze niet vasthouden. Hij zegde:”We
weten dat je niets van die handelingen gedaan hebt. Je bent hier
als getuige. Onderteken deze papieren en dan kan je gaan.”
Dat was het gelukkigste moment in mijn leven. Hij liet me mijn
vingerafdrukken op zes formulieren zetten. Ik kon niet lezen wat
er op stond, want mijn ogen waren nog steeds bedekt. Ik keerde
terug en de gevangenen feliciteerden me. Ik begreep dat een
gevangene op dezelfde wijze was gefolterd, maar hem hadden ze een
ijzeren staaf in zijn anus gestoken. Hij bloedde de hele tijd.
Abo
Amr zat samen met andere gevangenen te wachten. Er werden nog
drieënveertig mensen in dezelfde kamer gezet. Sommige van hen
waren ouder dan drieënzestig jaar. Eén van hen had
hartproblemen. Een paar dagen later werd hij opnieuw geroepen. Ze
haalden de blinddoek van zijn ogen en vroegen: “Ben je in
orde?”
Ze stelden me voor aan een man en zegden me dat hij
verantwoordelijk was voor mensenrechten. Ze vroegen me mijn
getuigenis voor hem te herhalen, te vertellen over de twee sheikhs
die terroristen zouden zijn. Daarna zouden ze me naar huis helpen.
Ik deed wat ze van me vroegen. De man zat bij een computer. Hij
vroeg me om hem aan te kijken en te spreken. De anderen stonden
achter hem en keken me aan. Ze hielpen me te herinneren wat ze me
wilden laten zeggen. Later besefte ik dat ze me voor tv
interviewden. Ik zegde wat ze wilden horen.
Toen ik terugging hoorde ik een explosie in de buurt van de
gevangenis. Eén van de politiemannen bracht het been van
een slachtoffer binnen en zegde dat dit het einde van de
terroristen is, en van degenen die hen helpen, zoals ik. Hij
stampte me in mijn rechterzijde. Ik voelde zijn laars in mijn
lichaam en verloor het bewustzijn. Er waren honderdvijftig
gevangen, onder hen drie dokters. Eén van de dokters
onderzocht me en zegde dat ik twee gebroken ribben had. Hij
gebruikte een bedlaken om me in te wikkelen.
Ze vertelden me over de zevende verdieping, welke vroeger,
onder het vorige regime, het bureel van de minister van
Binnenlandse Zaken was. Nu is het de ondervragingsverdieping:
foltering. Het is de plaats waar gevangenen door marteling
stierven. Eén van hen werd het bekken gebroken,
verschillende van hen werden verkracht, ze werden geslagen met
ijzeren staven, enz... Eén van hen, Rasool, zijn vrouw werd
voor zijn ogen verkracht. Een arts werden de vingers met een tang
uitgetrokken. Een tiener werd er gek. Hij zegde dat hij de
wereldkaart op zijn rug had; hij stond vol littekens van
zweepslagen, negen maanden voordien toegebracht. Een andere man
had een diepe wonde op zijn arm. Hij was wekenlang vastgebonden
tot zijn arm begon te zweren en er wormen in kropen. Een week voor
ik er aankwam waren alle mannen van de zevende verdieping
verwijderd. Alleen de vrouwen bleven achter. Ze zegden dat er
twintig vrouwen waren. Ze werden gebruikt om hun mannen onder druk
te zetten. Eén van hen had haar vierjarig kind bij.
Ik begon vies te ruiken en besefte dat mijn oksel was gaan
bloeden. Het vlees begon te rotten. Ik werd 's nachts weggeroepen
en geslagen. De volgende dag moest ik voor de rechtbank
verschijnen. Ik werd aan handen en voeten vastgebonden. De rechter
vroeg me wat ik gedaan had. Ik zegde: “Dat weet jij, ik
niet.” Ik vertelde hem de waarheid. De folteringen, de
slagen, de bekentenissen, de vingerafdrukken, alles. Ik toonde hem
de sporen ervan op mijn lichaam. Een Amerikaanse officier kwam de
kamer binnen en luisterde mee.
Twee
maanden later werd Abo Amr naar een nieuwe gevangenis gevoerd, de
bekende 'vijfde sectie' in Kadhimiya. Deze gevangenis is nog zeer
bekend van het vorige regime. Daar werden toen de politieke
gevangenen vastgehouden. Nu wordt het de 'speciale sectie'
genoemd, en zou door de Iraakse politie bemand zijn. Volgens Abo
Amr zitten echter de Amerikanen erin. Hij werd samen met twee
andere gevangenen in een cel van twee bij twee meter gezet. Er was
geen raam, geen toilet en geen water. Ze moesten in een fles
urineren en hun behoefte in een zak doen. Slagen en vernederingen
behoorden tot de routine. Er werd ook pepperspray in de cel
gespoten, zodat hun ogen drie dagen lang brandden. Sommige
gevangenen werden er vijftien maanden vastgehouden. Ze mochten
geen advocaten of bezoek ontvangen en hadden met niemand contact.
Twee maanden later werd Abo Amr opnieuw bij een rechter geroepen.
Deze vertelde hem dat ze bewijzen voor zijn schuld hadden
gevonden.
Ik was ongelukkig en vroeg me af hoe het met mijn rechten zat!
En wat moest er nu met de mensen waartegen ik bekentenissen had
afgelegd? Ik begreep dat de sheikhs van de moskeeën andere
soorten van foltering moesten ondergaan. Zij werden naast de
gewone folteringen ook seksueel gemarteld. Ik moest een miljoen
Iraakse dinar betalen om vrij te komen.
Sinds
hij vrijgelaten werd, is Abo Amr op de vlucht. Hij is bang dat als
hij weer naar huis gaat ze hem opnieuw zouden arresteren. Er was
een nieuwe razzia in zijn huis, door de Amerikaanse troepen deze
keer. Er werd een bericht achtergelaten, in het Arabisch en in het
Engels: “We vragen ons te verontschuldigen voor de schade
aan uw huis. We hadden een verkeerde tip gekregen. U mag uw
bezittingen en financiële schadeloosheidsvergoeding komen
afhalen op Falcon (Scania). Gaat u naar de Indische poort om uw
bezittingen en geld in ontvangst te nemen.” De brief was
getekend door Lt. Follinsbee. Abo Amr denkt echter dat dit een
valstrik is.
Het geheim
Abo Amr wist niet dat we de
sheikh, waartegen hij bekentenissen had afgelegd, reeds
geïnterviewd hadden. Sheikh N., een zestiger, is nu reeds
maanden op de vlucht. Hij vertelt:
Na de bezetting en de daaropvolgende ontgoocheling omdat
duidelijk werd dat er van bevrijding helemaal geen sprake was, zag
ik het als mijn plicht als imam om de waarheid te vertellen. Dat
zien de bezetters niet graag gebeuren. Ze namen contact met me op.
Een officier, Williams genaamd, kwam samen met vier andere
officieren om me te vragen wat ik wilde. Ze boden me een
betrekking aan in de lokale raad en enkele contracten. Ik zegde
hen dat dit niet mijn taak is en dat ik van hen verwacht dat ze
ophouden de Irakezen te vernederen; geen zakken over hun hoofden
trekken, geen laarzen op hun hoofden zetten, hen niet op de grond
gooien, enz... Ze zegden akkoord te zijn en vroegen: “Als we
gevolg geven aan je verzoek, zal jij dan ophouden met ons te
bekritiseren in je toespraken?” Ik antwoordde: “Nee,
het is mijn plicht de waarheid te zeggen, en de waarheid is
bitter.”
Toen begon ik brieven te ontvangen en de moskee werd geregeld
overvallen. In de laatste brief boden ze me een job aan als leider
van de Karkh regio. Ik begreep dat dit een valstrik was. De
razzia's kwamen frequenter voor, tweemaal per dag. Tijdens het
vrijdagsgebed werd de moskee door tanks omsingeld en ook tijdens
de Ramadan was dit het geval. De soldaten zegden aan de gelovigen
dat ze me gingen doden. Ook van Irakezen ontving ik verschillende
bedreigingen. Ik las ze meestal voor in de moskee, toonde ze aan
de mensen en deelde mijn antwoord erop mee.
Op de dag van de verkiezingen werd de moskee opnieuw
overvallen. De mowathin (degene die tot het gebed oproept), de
bewaker en een paar andere mensen waren aanwezig. Er waren geen
wapens in de moskee, met uitzondering van drie geweren met
vergunning. Ze vroegen de mowathin hen te begeleiden naar de
minaret om wapens te zoeken. Toen ze weer beneden kwamen, bleken
er twee raketten in de moskee te liggen. Ik zweer bij de naam van
God, bij al zijn grote namen, bij het Heilige Boek, dat de moskee
vrij van wapens was. Het was een goed voorbereid complot. Ze
arresteerden de mowathin, de bewaker en één van de
gelovigen die kwamen bidden, en ze lieten de boodschap na dat ik
hen in het Amerikaanse hoofdkwartier kon vinden. Ik moest erheen
gaan om hun vrijlating te bekomen.
Vervolgens
werd mijn huis overvallen; twee vliegtuigen, vier gepantserde
voertuigen, zes of zeven auto's van de ING's, lichtbommen,
soldaten sprongen van de omheining, deuren werden ingebeukt, er
vielen schoten, er werd geroepen, geweren werden tegen de slapende
vrouwen en kinderen gehouden...ze maakten zelfs mijn hond af. Mijn
dochtertje, Sara, lijdt nog steeds onder de shock; telkens ze hen
ziet of over hen hoort wordt ze hysterisch.
De familie heeft het huis nu verlaten; het is leeg. De overheid
tracht me met alle middelen te vinden. Al mijn vrienden en
familieleden worden ondervraagd, ze houden mijn pensioen in,
terwijl ik al dertien jaar lang als vrijwilliger in de moskee
werk. Al deze schade wordt ons toegebracht ten gevolge van een
leugen. Ze arresteerden mijn tweede zoon en houden hem als
gijzelaar gevangen.
In de
gevangenis ontmoette N.'s zoon Abo Amr. Dit was tegen de tijd dat
hij al zwaar gefolterd was en zijn ribben gebroken waren. Abo Amr
vertelde N.'s zoon dat hij niet in staat was geweest om de
folteringen langer te doorstaan. Hij vroeg om een boodschap naar
de sheikh te zenden met een bede om vergiffenis, indien hij zijn
bekentenissen op Al-Iraqiya-tv zou zien. Hij vertelde N.'s zoon
dat de getuigenis, waarin hij zei dat de sheikh een terrorist is,
gedicteerd werd.
Sheikh
N. staat bekend als een zeer verstandige imam in zijn
Sjiietengemeenschap. Hij is zelf een Soenniet, maar over de
islamitische Hussein revolutie van duizenden jaren geleden en over
de twaalf Sjiietisch imams kan hij beter preken dan gelijk welke
Sjiietische imam het kan. Dit vertellen de mensen uit zijn buurt,
die bevestigen dat de sheikh altijd tegen elk sectair conflict
pleitte. Hij werd beschuldigd van terrorisme. “Ik geloof
dat een druppel moslimbloed groter is dan de Grote Kaaba. Hoe kan
ik een terrorist zijn?” In de kranten werden
lasterverhalen over de sheikh geschreven, waarin hij beschuldigd
werd van immorele praktijken, terrorisme, enz...
De
oudste zoon van de sheikh zit sedert 27 september 2004 in de
gevangenis. Maar dat is een ander verhaal. Hij werkt in de
universiteit en was samen met een paar vrienden op weg naar huis
toen in het Al-Jihad-district een Amerikaans konvooi aangevallen
werd. Alle mannen die zich in de buurt bevonden, dat waren er
ongeveer vijfentwintig, werden gearresteerd. Hij zat al vijf
maanden in de gevangenis, toen een Iraakse rechter hem niet
schuldig bevond en hem vrijsprak. Op dit moment zit hij nog altijd
in de gevangenis. De aanklacht luidt 'een Amerikaans konvooi
passeren'. De sheikh is niet boos, maar wel zeer droevig. “We
moeten het onder ogen zien: er bestaat een samenzwering tegen de
islam. De enige oplossing voor Irak is dat de Irakezen zich tegen
de vijand verenigen.”
De
vrouw van de sheikh was de hele tijd aan het huilen. Ze kan de
razzia niet vergeten; het lawaai, de lichten, de huiszoeking, de
diefstal van de juwelen, het geld, de documenten en de boeken. Een
officier riep zijn overste en zegde dat het huis zuiver was, dat
de sheikh er niet was, alleen zijn zoon. Hij moest vervolgens de
zoon meebrengen. Sara, het dochtertje, was zo bang dat ze haar
ogen niet durfde te openen. “Ik kan niet terug naar het
huis en daar leven zonder mijn man en mijn zoon.”
Haar
schoondochter had door de shock een miskraam.
Een moeder werd
gearresteerd omdat ze naar haar zoon vroeg
Um Dhia is zesenvijftig jaar. Op
31 december 2004 vertrok haar zoon Dhia, die schaaphandelaar is,
voor een zaak naar Najaf, ongeveer tweehonderd kilometer ten
zuidwesten van Bagdad. Hij is nooit teruggekeerd. Vijf dagen later
gingen zijn moeder, vader, oom en twee andere familieleden naar
Najaf om naar hem te informeren op het politiekantoor ter plaatse.
Behalve de twee familieleden, keerde niemand weer. Een week later
ging de rest van de familie in de autogarages navragen of er soms
een ongeval was gebeurd, of er explosies in Najaf waren geweest.
Ze vernamen dat iedereen was gearresteerd.
Omdat
ze bang waren dat ze ook zouden gearresteerd worden, vroeg de
familie een advocaat om naar hun gearresteerde familieleden te
gaan vragen. Deze deelde hen mee dat twee dagen voor Dhia naar
Najaf vertrok er een ontploffing in de stad was geweest. Volgens
een noodwet wordt dan iedereen die verdacht is opgepakt. Dhia werd
aan een controlepost gearresteerd; hij was toen ongewapend. Toen
de familie naar hem kwam vragen werden ze onvriendelijk door de
politieofficier ontvangen. Hij zegde dat hij van Dhia niets
afwist, maar toen ze weer weggingen werden ze gevolgd en
vervolgens gearresteerd.
In het politiekantoor van Najaf
werden de drie gefolterd. Ze werden in afzonderlijke donkere,
koude kamers en met geboeide handen vastgehouden. Ze werden
geslagen en vernederd. De moeder vroeg om haar zoon te zien. Hij
werd naar haar toegebracht en voor haar ogen geslagen en
gefolterd. Ze stuikte in elkaar en werd naar het ziekenhuis
gebracht. Hetzelfde gebeurde met de vader en de oom. Vanuit het
ziekenhuis werd de hele familie per vliegtuig naar het ministerie
van Binnenlandse Zaken getransporteerd. De advocaat zegt dat hij
niets voor hen kon doen, omdat ze van terrorisme beschuldigd
werden.
Dhia is vader van vijf kinderen.
Zijn familie weet tot nu toe niets over zijn toestand. Zijn vader,
moeder en oom konden wel bezoek ontvangen. De moeder werd echter
ten gevolge van overbevolking in de vrouwengevangenis van het
ministerie naar de Al-Amiriya-gevangenis, een gevangenis voor
zwaardere misdaden, verplaatst. De mannen bleven in dezelfde
gevangenis met vijftig in één ruimte. De moeder werd
in de andere gevangenis samen met twintig vrouwen, die van
verschillende misdrijven beschuldigd werden, gevangen gehouden.
Eén van hen werd zo hard gefolterd dat ze hysterisch werd.
Ze vraagt onophoudelijk naar haar zoon, ze trekt haar kleren stuk,
slaat zichzelf en huilt de hele tijd. Ze is ouder dan Um Dhia.
De
overige vier kinderen, allemaal schoolgaand, worden door familie
verzorgd. De jongste zoon, Atheer, houdt de winkel van zijn vader
open. De familie, die zo ver van enige politieke belangen staat,
is geshockeerd en doodsbang wanneer ze over de gevangenis spreken.
“Eén van de mannen overleed ten gevolge van de
folteringen; hij was ook seksueel misbruikt. Een ander was
verlamd,” zegde Aous, de tweede zoon.
“In Al-Amiriya werd een
gevangene met elektriciteit gefolterd; hij moest bekentenissen
afleggen over zaken die hij niet gedaan had, zoals het verspreiden
van pamfletten.” zegde Atheer, terwijl hij zo volwassen
mogelijk tracht over te komen.
Dalfa',
de achtienjarige dochter, die studeert aan de Handelshogeschool,
gelooft dat haar moeder een sterke vrouw is: “Ze is aan
het vasten sedert haar arrestatie maanden geleden. Ze ziet er
verzwakt en uigeput uit. Ze spreekt niet over de gevangenis.”
Maar de jongste dochter, Ala' (11), mist haar moeder: “Ik
heb haar nodig en ze laten me haar niet bezoeken in de
gevangenis.” Dalfa' denkt dat het beter is dat de kleine
Ala' haar moeder niet in de gevangenis ziet.
Lees meer getuigenissen van de
mensen in Irak op www.brusselstribunal.org/Articles.htm
Vertaling:
Inge Van de Merlen
|