Europa in tien vragen by Marc Vandepitte Saturday, Mar. 19, 2005 at 4:56 PM |
-- Europa in tien vragen --
|
1. Weinig mensen liggen wakker van Europa. Waarom is de Europese Unie eigenlijk zo belangrijk? Het belang van de Unie wordt door de meeste mensen schromelijk onderschat. Wat zich afspeelt in de Europese Commissie en in het Europarlement is misschien weinig geweten, maar het bepaalt ons leven van alle dag. Als een gezin in België gemiddeld maandelijks 500 euro inlevert, als steeds meer jongeren leven aan het bestaansminimum, als je voor het zelfde loon nu harder en langer moet werken dan vroeger, als vrouwen vandaag ook ‘het recht hebben’ op nachtarbeid, als de pensioenen op een sluipende wijze worden afgebouwd, … dan is dat het gevolg van het Europese integratieproces. Als er twintig jaar lang in het onderwijs werd gesabeld en als ze vandaag van de hogescholen en universiteiten aanhangsels willen maken van de bedrijven, dan zit Europa daar voor alles tussen. De sluiting van Renault Vilvoorde, de herstructurering van Opel, de ontmanteling van Sabena, Danone, Marks & Spencer, Cockerill Sambre, de geleidelijke privatisering van de Post en de NMBS ..., dat heeft alles te maken met Europa. Als we morgen meegesleurd worden in militaire avonturen, dan zal het gebeuren in naam van Europa en ten voordele van de Europese multinationals.
Vandaag al worden meer dan 60% van alle nieuwe wetten en reglementeringen uitgevaardigd op het niveau van de Unie. Europa bepaalt m.a.w. in verregaande mate ons leven en het zou onverstandig zijn dat over te laten aan een aantal bureaucraten of lobby’s. 2. Is de vorming van de Unie geen noodzaak omdat elk Europees land op zich te klein is om de concurrentie aan te kunnen op de wereldmarkt? De jacht naar winst en de onverbiddelijke concurrentie dwingen de grote multinationals om op een steeds grote schaal te produceren. Dat leidt tot onophoudelijke herstructureringen, fusies, concentraties, alsook tot de vorming van grote economische ruimtes op wereldschaal: een Europese (vandaag met 15, morgen met 25), een Amerikaanse (vandaag met de VS, Canada en Mexico en morgen misschien met geheel Zuid-Amerika), een Aziatische rondom China en Japan (nog embryonaal). Zo'n schaalvergroting laat toe onrendabele eenheden te sluiten, biedt de mogelijkheid om productie-eenheden over te brengen naar lagere loongebieden (denk maar aan de overbrenging van de productie van Renault Vilvoorde naar Spanje en Rusland) en verhoogt de efficiëntiegraad (elke productie-eenheid kan zich specialiseren in één sector en produceren voor de hele Unie). Om de productie te 'regionaliseren' is het nodig dat de markten geliberaliseerd worden en dat er een sterk regionaal economisch blok gevormd wordt. Zo'n blok dient immers om de investeringen en de handel van de eigen MNO’s te beschermen en te stimuleren. De vorming van één munt voor de hele regio is een logisch gevolg daarvan. In die zin is de geleidelijke dollarisering van Latijns-Amerika een antwoord op de creatie van de Eurozone. In de tweede helft van de negentiende en de eerst helft van de twintigste eeuw was het inlijven (kolonisering) van zoveel mogelijk grondgebied noodzakelijk om de controle over grondstoffen, goedkope arbeidskracht en afzetmarkten te verzekeren. Dat heeft tussen haakjes geleid tot de twee wereldoorlogen. Vanaf het einde van de twintigste eeuw lijkt de uitbouw van geïntegreerde markten, o.l.v. een centrale pool, die rol te vervullen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de verdeling van de wereld in invloedzones d.m.v. economische blokvorming de grote economische problemen (overproductie, stagnatie, speculatie, …) niet oplost, maar wel de tegenstellingen tussen de grootmachten doet verscherpen, met alle (militaire) gevolgen van dien (zie verder). Om terug te komen op de vraag: de vorming van de Unie is inderdaad een noodzaak, althans binnen de logica van het kapitaal. Precies daarom moeten we breken met die logica: Dat is de inhoud van de slogan 'Samen voor een ander Europa'. Naast dit economisch en militair aspect is een grotere schaal ook geenszins een garantie om de sociale afbraak tegen te gaan. Neem het voorbeeld van de VS, de eerste mogendheid van de wereld. Dit ‘welvarend land’ telt 45 miljoen armen, één op vier kinderen heeft honger en één op vijf volwassenen is analfabeet. De levensverwachting van de zwarte bevolking is ongeveer dezelfde als die van China en van sommige staten in India. 750.000 burgers brengen elk nacht door op straat. Is het dat wat we willen? 3. Maar op sociaal vlak presteren we juist beter dan de VS? Is dat geen argument ten voordele van de eenwording? Dat we vandaag op sociaal vlak in Europa nog net iets beter presteren dan de VS heeft te maken met een lange strijdtraditie, sterkere vakbonden en de specifieke omstandigheden na de Tweede Wereldoorlog. Daarbij werden uit schrik voor het communisme heel wat toegevingen gedaan - iets wat in de VS niet nodig was en waar omgekeerd juist een communistenjacht werd georganiseerd. Maar niets is definitief. Om competitief te zijn en de gedaalde winstvoeten (als gevolg van de crisis) opnieuw op te krikken moeten de best mogelijke voorwaarden voor het Europese kapitaal worden gecreëerd. Dat kan alleen maar door de anti-sociale recepten, die in de VS reeds lang van toepassing zijn, ook bij ons toe te passen. Daarom moet de naoorlogse welvaartsstaat zoveel mogelijk worden ontmanteld. Hoe lager de lonen, hoe harder de arbeiders werken, hoe hoger de winsten. Hoe minder het kapitaal belast wordt (en bijgevolg de kas van de sociale zekerheid gespijsd wordt), hoe meer winst. Dat is nu eenmaal de ijzeren logica van de kapitaalaccumulatie. In de jaren tachtig waren de krachtsverhoudingen rijp voor een sterke aanval op de sociale verworvenheden. Dat vond plaats in alle landen afzonderlijk. Maar vooral vanaf de jaren negentig gebeurde dat onder de noemer van Europa, o.a. door de fameuze Maastrichtnormen. Het neoliberaal offensief kon alzo gecamoufleerd worden onder de Europese vlag. Het voldoen aan deze monetaire eisen heeft echter zeer verregaande sociale gevolgen. Deze criteria werden bereikt door zware besparingen in het onderwijs, de gezondheidszorg, de sociale zekerheid. Het behalen van de normen leidde tot privatiseringen, de verhoging van de indirect belastingen (BTW) en de belasting op arbeid, het schrappen van banen in de openbare dienst, de blokkering van de index, enz. De verdere liberalisering van de markten leidde tot een verhevigde concurrentie en zette een zware druk op de lonen en op de arbeidsomstandigheden. In 2003 telde de Unie bijna 30 miljoen werklozen (als we alle categorieën meetellen) en 58 miljoen armen. Dat is respectievelijk één op zes van de actieve en totale bevolking. Van de Unie hoeft de werkloze of arme in elk geval niet veel te verwachten. Jaarlijks besteedt de EU iets meer dan 3 miljard euro aan tewerkstelling. Dat is amper 3,6% van de begroting en 0,04% van het BNP van de landen van de Unie. In 1994 trok Europa 11 miljoen euro uit voor armoedebestrijding. Dat kwam neer op 9 bef (0,22 €) per arme. Dat was 0,016% van het jaarlijkse budget of 0,00014% van het BNP van de Unie. Dat bedrag was ongeveer even groot als hetgeen de Europese Commissie in 1989 toekende voor de aanleg van een internationaal golfterrein in Malmedy. Nadien werd die steun afgeschaft… 4. Wat zijn de belangrijkste politieke instellingen van de Unie? Het hoogste orgaan van de EU is de Europese Raad, bestaande uit de regeringsleiders en de ministers van Buitenlandse Zaken. Om de zes maand zit een ander land deze raad voor. Deze raad komt vier maal per jaar samen in de zogenaamde Eurotops. Daar worden de grote politieke oriëntaties vastgelegd, zowel op binnenlands als op buitenlands vlak. Deze oriëntaties worden dan door de Raad van Ministers in wetten omgezet. De wetgevende macht wordt waargenomen door de Raad van Ministers, of kortweg Raad. Hier worden dus de wetten uitgevaardigd. Deze raad is opgedeeld in verschillende raden: de Raad van Landbouwministers (bevoegd voor de gemeenschappelijke landbouwpolitiek), de Raad van de ministers van economie en financiën (ecofin), de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, enz. De beslissingen worden genomen bij unanimiteit (vetorecht) of met gekwalificeerde meerderheid. Naargelang de grootte hebben de lidstaten minder of meer stemmen. De beslissingen worden in het geheim genomen. De uitvoerende macht ligt bij de Europese Commissie. Deze telt 25 leden. Deze worden niet verkozen door de EU-burgers, maar voorgesteld door de respectievelijke lidstaten. De Commissie bereidt de grote oriëntaties van de Europese Raad voor en doet voorstellen voor nieuwe wetten. Ze werkt richtlijnen uit voor de lidstaten en ziet toe op de uitvoering van de verdragen. Bij conflicten tussen lidstaten treedt de Commissie op als bemiddelaar. Tenslotte vertegenwoordigt ze de buitenlandse belangen van de Unie. Zo bijvoorbeeld worden de onderhandelingen in de Wereld Handelsorganisatie door de Commissie gevoerd en niet door de individuele lidstaten.
Dan is er nog het Europarlement. Na de opsomming hierboven blijven niet veel bevoegdheden meer over. Het parlement kan zelf geen wetten schrijven, enkel in bepaalde gevallen zaken tegenhouden of corrigeren. En dat geldt slechts voor een beperkt aantal terreinen, bijvoorbeeld niet voor sociale of fiscale zaken (belastingen). Het is voornamelijk een adviserend orgaan. De ministers en de Commissie moeten naar de mening van het parlement wel luisteren, maar zijn zelden verplicht om er rekening mee te houden. Formeel gesproken ziet het parlement toe op de werking van de Commissie. Maar dat is zeer beperkt. Het kan de leden ervan niet zelf kiezen en kan enkel de Commissie in zijn geheel naar huis sturen. Het parlement heeft tenslotte budgettaire bevoegdheden: elk jaar moet de begroting worden goedgekeurd door het parlement. Er zijn 732 parlementsleden. 5. Europa wordt de wieg van de democratie genoemd. Weerspiegelt zich dat in de Unie? Het Europarlement is het enige parlement ter wereld waar geen wetten worden geschreven, deze worden door de Commissie en de Raad gemaakt en eventueel geamendeerd in het parlement, maar met dan nog veel beperkingen. Het parlement, het enige verkozen orgaan, heeft vooral symbolische en cosmetische betekenis. In wezen wordt de Unie geleid door een beperkt aantal niet verkozen technocraten en gebeuren de belangrijke beslissingen achter gesloten deuren. Dat hoeft niet te verwonderen. De constructie van Europa is een project van het kapitaal en is nooit bedoeld geweest om aan de inwoners serieuze inspraak te geven. Integendeel, vanaf het prille begin werd alles gedaan om de gewone burger zo ver mogelijk te houden van de besluitvorming. De kapitaalgroepen sturen in verregaande mate het besluitvormingsproces via machtige lobby’s. Er zijn ongeveer 10.000 lobbyisten actief, gegroepeerd in 500 lobbygroepen. Zo’n 3.000 lobbyisten bewerken het parlement, dat zijn 5 lobbyisten voor elke parlementair. De lobbyisten hebben als taak de Unie te vormen op maat van het kapitaal. Ze slagen daar ook grotendeels in. Niet alleen bepalen ze de hoofdoriëntaties en de agenda van de Unie, ook op de deelterreinen wordt zorgvuldig gecoacht, meestal met succes. De voorbeelden zijn legio. Als de ERT (Europese Ronde Tafel van Industriëlen, de veruit belangrijkste lobbygroep) besluit dat het onderwijs in functie moet staan van het concurrentievermogen, dan neemt de Commissie dat even later bijna letterlijk over. Als er voorstellen circuleren voor een energietaks om het broeikaseffect tegen te gaan, dan bekogelen de lobby’s de politici met allerhande zogenaamde wetenschappelijke studies en met zware druk om dat te verhinderen. Iedereen is dan verwonderd dat het Europarlement een voorstel tot energietaks alsnog verwerpt.
Het is niet overdreven te stellen dat de Unie de facto geregeerd wordt door de multinationals, door het kapitaal dus. Eén van de grootste lobbygroepen stelt zelf dat ongeveer 80% van wat zij voorstellen, door de Europese overheden wordt aangenomen. 6. Waarom hebben de multinationals zoveel macht en invloed? Er zijn verschillende redenen waarom de multi’s zoveel macht en invloed hebben. Om te beginnen hebben de multi’s een sterk chantagemiddel: hun kapitaal. Zo bijvoorbeeld is de omzet van de 45 bedrijven van de ERT groter dan het BNP van de Benelux. Indien de politici niet voldoende naar hun pijpen dansen dreigen ze met financiële en economische tegenmaatregelen. Ten tweede is er bij de elite een grote consensus over de te volgen politiek-economische koers: alle grote of traditionele politieke partijen, de commissarissen, de ministers, tot zelfs de Europees Vakverbond (ETUC) omarmen het neoliberale denken. In zo’n ideologisch krachtenveld is het voor de multi’s niet moeilijk om hun agenda door te drukken. De vorige twee redenen maken dat de top van de Unie en de top van het bedrijfsleven vaak onder één hoedje spelen. Dat wordt nog versterkt door het zogenaamde ‘revolving door’: bedrijfsleiders die politici worden en omgekeerd. Denk bij ons maar aan de ‘socialist’ Karel Van Miert (nu o.a. bestuurder bij Swissair …) of Jean Luc Dehaene (bestuurder van o.a. Unicor). De politieke en economische elite zijn m.a.w. één pot nat. Daardoor krijgen de grote bedrijven een geprivilegieerde toegang tot de hoogste beslissingsorganen. In de Unie worden de belangrijkste besluiten genomen in de Commissie, achter gesloten deuren. Maar die deuren staan wel open voor de prestigieuze leiders van de grote lobby’s. Daarnaast krijgen de grote lobbygroepen een zetel in officiële adviesorganen en zijn er regelmatige informele contacten met de toppolitici. Op die manier kunnen zij zwaar doorwegen op het politieke werk.
Ten vierde is de besluitvorming in Europa een heel ingewikkeld kluwen: naast de Europese instellingen doen ook nationale politici vaak hun zeg en dat maakt het geheel soms onoverzichtelijk; het betreft meestal zeer technische materies; sommige zaken zijn nationale materie, andere weer niet en dat veronderstelt de kennis van al die verschillende wetten. Om dat allemaal te kunnen volgen is heel wat expertise nodig en daarvoor moet je de middelen hebben. De lobby’s hebben dat, en die overtreffen vaak die van de parlementsleden. Andere drukkingsgroepen daarentegen, zoals Niet Gouvernementele Organisaties (NGO’s), moeten hun beïnvloedingswerk doen met heel bescheiden middelen. Tenslotte is er nog de grote desinteresse en onwetendheid bij het publiek. Dat maakt het voor de lobbyisten in Brussel gemakkelijker om hun invloed te laten gelden. 7. Streven we op termijn naar een echte Europese staat, naar het voorbeeld van de VS? Dat is een heikel punt van de Europese eenwording. Aan de ene kant is het streven naar een supranationale staat het logische eindpunt van de huidige ontwikkelingen, die beantwoorden aan de strategie van het Europese grootkapitaal. Het kapitaal gaat altijd op zoek naar die staatsvorm die het best zijn belangen kan verdedigen. Meer concreet, om de ‘eigen’ economische en geostrategische belangen wereldwijd te kunnen verdedigen, desnoods tegen de andere grootmachten in, is een onafhankelijk, gezamenlijk en slagvaardig buitenlands (militair) beleid nodig. En dat kan niet zonder één of andere vorm van supranationale staat. Aan de andere kant is een verregaande homogene supranationale structuur zoals in de VS, gezien de grote verschillen op vlak van taal, cultuur, geschiedenis en koopkracht, op midden lange termijn niet haalbaar. De nationale staat blijft voorlopig onvervangbaar om de bevolking voldoende achter het project te krijgen van maximale winstrealisatie van het kapitaal.
Het gevolg is dat de Europese staatsstructuur in wording, een vrij halfslachtige structuur krijgt: deels nationale en deels supranationale bevoegdheden. Er is veel verzet tegen een supranationale staat, zowel bij de publieke opinie als bij de politieke elite van een aantal staten. Om dit te counteren wordt gedacht aan een integratie met verschillende snelheden: een harde kern die de voorhoede vormt en daarnaast landen die trager willen evolueren. In het verleden hebben we daartoe reeds een aantal aanzetten gezien, telkens met de nodige irritaties van de leden die buiten de kern vallen. Maar in elk geval voorziet de nieuwe grondwet zo’n kern-Europa op het vlak van het euroleger. De uitkomst en de snelheid waarmee een eventueel Europa met verschillende snelheden zal tot stand komen, zal afhangen van de reële krachtsverhoudingen tussen de verschillende nationale staten en de gebeurtenissen op het wereldtoneel. 8. Is de vorming van een Europees leger geen noodzakelijk tegengewicht tegen de militaire overmacht van de VS? De militaire uitbouw van de Unie is een weerspiegeling van de politiek-economische evoluties in de huidige periode. Om zich te kunnen ontpoppen tot een grootmacht is een eigen autonoom leger noodzakelijk, om verschillende redenen. Vooreerst moet men afgeraken van de sterke militaire afhankelijkheid van de VS om een eigen buitenlandse politiek te kunnen voeren. Die eigen politiek heeft te maken met de belangen van de eigen multinationals in de eigen achtertuin, te weten: Oost-Europa, de Balkan en Afrika, en later in de geostrategische gebieden met hoge prioriteit: Centraal-Azië en het Midden Oosten. Ten tweede zal de Euro als wereldmunt maar aanvaard worden als ze gedekt wordt door voldoende militaire macht. Dat is in het verleden altijd zo geweest. Ten derde is een Euroleger noodzakelijk als afzetmarkt van de eigen Europese militaire industrie. De uitbouw van een offensief interventieleger zal leiden tot een toenemend aantal militaire operaties in de Derde Wereld of de voormalige Oostbloklanden. ‘Onwillige’ landen zullen militair tot de orde worden geroepen. Sinds de val van de Berlijnse Muur hebben Europese landen reeds deelgenomen aan militaire operaties in Irak, Bosnië, Kosovo en Joegoslavië en recentelijk in Afghanistan en Irak. De grondwet voorziet expliciet de mogelijkheid voor militaire interventies buiten het grondgebied, waarvan de toestemming van de VN zelfs niet nodig. De vrede is verder dan ooit.
Bovendien verscherpt de verdeling van de wereld in invloedzones de tegenstellingen tussen de grootmachten onderling. Dat leidt tot toenemende handelsconflicten, die uiteindelijk kunnen uitdraaien op een militaire krachtmeting. Het is dan ook geen toeval dat de Europese Unie een eigen, autonoom leger wil vormen, los van de VS. In het verleden is de vorming van regionale machtsblokken steeds uitgedraaid op grootschalige militaire confrontaties. Dat is helaas de onverbiddelijke ‘logica’ van het kapitalisme. 9. Mogen we op korte termijn een Euroleger verwachten? Op de top van Helsinki (december 1999) wordt een snelle interventiemacht boven de doopvont gehouden. Het gaat om een troepenmacht van 50 tot 60.000 soldaten. Recentelijk hebben de plannen nog wat meer vorm gekregen. Uiteindelijk is het een heel bescheiden leger en van een optreden, los van de NAVO, is voorlopig (nog) geen sprake. Een volledig zelfstandige Europese krijgsmacht zien de Noord-Amerikanen niet zitten en de Europeanen durven of kunnen (nog) niet. Verschillende factoren verklaren waarom de Unie (nog) geen eigen militaire arm uitbouwt. Vooreerst is het leidende land op economisch vlak, Duitsland, op dit ogenblik nog een militaire dwerg. Ten tweede vraagt een geïntegreerd leger om een federale staatsstructuur en zover zijn we nog niet. Ten derde staan een leden zoals Groot-Brittannië, de Scandinavische landen en Oostenrijk niet te springen voor een te sterke militaire profilering. Ten vierde ontbreekt de technologische en industriële basis voor een eigen volwaardige militaire industrie die in staat is om langdurige operaties overzee te voeren. Tenslotte is er de absolute militaire superioriteit van de VS en de grote greep die ze op de lidstaten hebben via de NAVO (effectieve leden en partnerschap).
Dat is de situatie op dit moment. Maar dit alles zou heel snel kunnen veranderen. Duitsland is in staat om op zeer korte tijd een kernmacht te worden. Het Britse grootkapitaal kan zijn aarzelende houding wijzigen als de economische integratie verder toeneemt. Er zijn de laatste tijd duidelijk tekenen dat Tony Blair GB over de streep wil trekken. Op het vlak van de Europese defensie-industrie zijn de laatste jaren heel wat inspanningen geleverd en in een niet verafgelegen toekomst zal de Unie in staat zijn een interventiemacht op poten te zetten, zonder nog langer te moeten steunen op de VS. De greep van de VS op de huidige en toekomstige leden van de EU zou kunnen afbrokkelen, een alliantie van de Unie met Rusland is niet ondenkbeeldig. De zwakte bestaat momenteel vooral in het ontbreken van een supranationale staatsstructuur, maar op dat vlak is heel wat aan het bewegen. 10. Hoe moeten we de uitbreiding van de Unie met de landen van Midden- en Oost-Europa begrijpen? Door de val van het communisme kwam een regio ‘vrij’ met een bevolkingsgrootte van 150 miljoen. Dat is een geschenk dat uit de hemel viel voor de sputterende Europese economie: nieuwe afzetmarkten, maar ook goedkope grondstoffen en arbeidskrachten. Vooral de Duitse multinationals azen daarop. Na de hereniging verstevigde Duitsland zijn dominante en leidende positie binnen Europa. De verovering van nieuwe markten in het Oosten, is niet alleen economisch zeer voordelig, op geostrategisch vlak is het belangrijk. Volgens de Duitse Centrale Bank betekent de uitbreiding naar het Oosten dat de Unie evolueert van en juniorpartner naar een echte krachtige concurrent van de VS, waardoor er een machtsverschuiving zal plaatsgrijpen op het internationale politieke en militaire schaakbord. Volgens ex-kanselier Kohl is die uitbreiding zelfs een kwestie van oorlog of vrede in de 21ste eeuw… Er is nog een tweede reden waarom de EU aanstuurt op de snelle integratie van de voormalige Oostbloklanden. De transitie naar het kapitalisme heeft niet de verhoopte welstand gebracht, integendeel. In 17 van de 18 landen is de economische en sociale situatie vandaag slechter, vaak veel slechter, dan voor de val van de Berlijnse Muur. Neem daarbij de toegenomen etnische spanningen, dan ligt hier een kruitvat te wachten. Om destabilisatie aan de Oostgrens, een eventuele terugkeer naar het communisme of naar een antiwesterse houding te vermijden, of dat althans te counteren, wil de EU daarom zo snel mogelijk een gordel van landen integreren. Aan de bevolking van de kandidaatlanden tot toetreding wordt voorgespiegeld dat ze door het EU- lidmaatschap op termijn haar welvaart zal kunnen opkrikken tot het niveau van de rijkere West-Europese landen. Met de handelsstromen en investeringspatronen van vandaag kan men echter met vrij grote zekerheid voorspellen dat de kloof tussen die landen en de 15 alleen maar zal vergroten. Voorbeelden uit het verleden bevestigen dat: sinds hun opname is de kloof tussen Spanje, Griekenland en Portugal en de rest van Europa alleen maar toegenomen. De sterksten zoals Tsjechië en Slovenië zullen misschien in staat zijn zich te versterken, maar de grote meerderheid dreigt te degraderen tot een soort ‘interne kolonie’. Omwille van de zeer lage lonen richten de multinationals van de VS filialen of onderaanemingen op, juist over de Mexicaanse grens. Vandaag zien we hetzelfde patroon bij Duitse multi’s. In Polen bijvoorbeeld gebeurt dat in de sector van textiel en in Tsjechië in de sector van de mechaniek. |