arch/ive/ief (2000 - 2005)

De Europese afgrond-wet (3): superliberaal en antisociaal
by Marc Vandepitte Saturday, Mar. 19, 2005 at 2:43 PM

"De leidraad van het gezonde verstand heeft aan het slotcommuniqué [Europese Raad van Lissabon, maart 2000] zijn coherentie gegeven: de markteconomie, de expliciete erkenning dat de belangrijkste motors van de economische prestatie de bedrijven zijn die succes hebben en de geliberaliseerde markten. De overheden moeten zich grotendeels beperken tot het ondersteunen (faciliteur) daarvan; de Unie moet handelen als katalysator."

De Financial Times 25 maart 2000

Normaal gesproken is een grondwet een soort beginselverklaring: het bevat de principes, de waarden, de fundamentele vrijheden evenals de institutionele regels. Het omschrijft het doel en de missie van de samenleving die het beoogt. De middelen en de instrumenten komen daar doorgaans niet in voor omdat die, afhankelijk van de omstandigheden, kunnen wisselen. Dat is nu net niet het geval bij deze grondwet. Daar wordt expliciet vastgelegd dat de markt het enig mogelijke instrument is om het doel te bereiken.

  • "De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, en een interne markt waarin de mededinging vrij en onvervalst is. De Unie zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang." (3,2-3)

De markt wordt hier verheven tot doel op zichzelf. Zelfs als zou blijken dat de marktwerking in strijd zou zijn met economische groei, met het behoud van het milieu of met het welzijn van de bevolking, dan is dat pech, want de Unie zal hoe dan ook moeten werken met de ‘mededinging die onvervalst is’. Dit is inderdaad een onvervalste sjariah van het marktfundamentalisme.

In de quiz zagen we reeds dat het recht op arbeid ontbreekt. Ook het recht op zinvol en fatsoenlijk werk is niet opgenomen. Wat wel vermeld wordt is dat de arbeiders zich soepel moeten opstellen als de markt daarom vraagt.

  • "De lidstaten en de Unie streven overeenkomstig deze afdeling naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor de werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en van arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen teneinde de in artikel I-3 genoemde doelstellingen te bereiken." (203)

Hier wordt dus verwezen naar het nieuwe slagwoord sinds het neoliberaal offensie: flexibiliteit. Dat is in het Nederlands synoniem voor buigzaam. Het is duidelijk wie zich moet buigen voor wie en voor wat. Die flexibiliteit betekent in de praktijk dat meer dan de helft van de werkend bevolking wekelijks meer dan 40u presteert, een kwart zelfs meer dan 45u en één op zeven minder dan 30u. Meer dan de helft van de arbeiders werkt minstens één zaterdag per maand en 29% één zondag per maand, nog eens 21% doet regelmatig nachtwerk. Globaal genomen heeft één op drie onregelmatige uren en werkt één op zeven in shiften. De grondwet verheft dit 'aanpassingsvermogen' en het vermogen om ‘soepel te reageren’ tot beginsel van de Unie.

Aan de politici om dergelijk anti-sociaal gedrocht te verkopen. Keith Richardson, de voormalige secretaris generaal van de club van 45 grootste multinationals verwoordt dit i.v.m. de tewerkstelling als volgt: Als politici het belangrijk vinden om een hoofdstuk te hebben dat verwijst naar volledige tewerkstelling, en als ze denken dat dat de publieke opinie zal helpen, dan hebben wij daar niets op tegen. (…) Het zal geen jobs creëren, maar het zal ook geen kwaad doen, op voorwaarde natuurlijk dat het in algemene termen blijft.” Veel cynischer kan het niet.

In de quiz zagen we reeds dat in de toekomst staatsbedrijven niet meer hoeven te rekenen op staatssteun, met alle mogelijke sociale gevolgen van dien. Hier willen we nog een laatste aspect vermelden: de liberalisering van de dienstensector. Het gaat hier over veruit de belangrijkste sector van de economie, met name 70%.

Er is in het verleden heel wat te doen geweest rond het voorstel van Bolkenstein. Het gaat over het principe van ‘het land van oorsprong’. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een Pools bedrijf in België zijn diensten kan aanbieden tegen de voorwaarden en tarieven van Polen en niet van België. Dat geldt onverkort voor zelfstandigen, voor de loontrekkenden moet voldaan worden aan minimale regels van het gastland. Uiteraard leidt zal dat laatste ontweken worden door van de werknemers schijnzelfstandigen te maken. Op die manier zal een sterke neerwaartse druk ontstaan op de lonen en arbeidsvoorwaarden van de kernlanden van de Unie.

Er komt nu vooral vanuit Duitsland en Frankrijk verzet op gang tegen deze richtlijn. Dat lijkt echter veel moeite te zijn voor niets vermits de grondwet het principe gewoonweg opneemt.

  • "In het kader van deze onderafdeling zijn beperkingen van het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van onderdanen van de lidstaten die zich in een andere lidstaat hebben gevestigd dan die waar degene gevestigd is voor wie de dienst wordt verricht. (144) Onverminderd onderafdeling 2 betreffende de vrijheid van vestiging, kan degene die de diensten verricht, zijn werkzaamheden tijdelijk uitoefenen in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, onder voorwaarden welke die staat aan zijn eigen onderdanen oplegt. (145)"

Het zal dus niet langer een richtlijn hoeven te zijn, maar gewoon een grondwettelijk beginsel, eens en voorgoed. De politici die zich wel verzetten tegen ‘Bolkenstein’ maar zich uitspreken vóór de grondwet doen aan volksbedrog, noch min noch meer.