arch/ive/ief (2000 - 2005)

De Europese afgrond-wet: Inleiding en quiz
by Marc Vandepitte Thursday, Mar. 17, 2005 at 6:54 PM

Is de Europese grondwet een stapje vooruit of een sprong achteruit? Wie wordt er beter van en wie blijft op zijn honger zitten? Een onderzoek in vier artikels.

Er is een mythisch Europa en een reëel Europa. Het eerste is datgene waarnaar de tien landen van het Oosten die kandidaat zijn voor toetreding verlangen. Het is het Europa dat het onderwerp uitmaakt van het permanent debat over de institutionele toekomst van de Unie. Het tweede, laat niet veel ruimte over om te dromen. Het is slechts een regionale versie van de liberale globalisering, onderworpen aan de eisen van het financieel kapitaal en de grote ondernemingen. Het is het Europa dat zonder consultatie van de burgers en de parlementen wordt geïnstalleerd.”
Bernard Cassen, Le Monde Diplomatique

Zoals het woord het zelf uitdrukt, is een grondwet de grondslag van de wetgeving en dus de basis van een samenleving. Een grondwet is geen vodje papier, maar het fundament waarop een hele maatschappij wordt opgebouwd. Vandaag reeds worden zes van elke tien nieuwe wetten die in de nationale parlementen worden gestemd, afgeleid en bepaald door de richtlijnen en wetten van de Unie. De oriëntatie van deze grondwet zal het leven van honderden miljoenen burgers in de toekomst in verregaande mate bepalen. Nochtans is de tekst ervan nauwelijks bekend. In een recente opiniepeiling over geheel de Unie beleken 71% van de ondervraagden slecht tot heel slecht op de hoogte te zijn. Slechts 4% bleek er een goede kennis over te hebben.

In deze artikelen reeks willen we het niet hebben over de grondwet, maar de tekst zelf aan het woord laten.

We beginnen met een quiz (gebaseerd op die van Attac-Bxl). Probeer eerst de vragen voor je zelf op te lossen en piep dan naar de antwoorden verderop. Wie de antwoorden juist heeft en hiertegen niet in opstand komt wacht misschien nog een mooie politieke carrière.

1. Wie heeft voorrang: de Europese grondwet of de Belgische? Anders gezegd, als er zich een conflict voordoet tussen beide, wie trekt dan aan het kortste eind?
2. Wie kan de grondwet herzien: het parlement of de 25 lidstaten?
3. Moet een staatsbedrijf de regels van de vrije concurrentie volgen of mag het staatssteun krijgen?
4. Staat het recht op werk in de Europese grondwet?
5. Wie heeft het recht om wetten voor te stellen?

Antwoorden. We laten telkens de grondwet zelf aan het woord. Het cijfer tussen haakjes verwijst naar het nummer van het geciteerde artikel. (De beklemtoning is van ons.)

1. “De Grondwet en het recht dat de instellingen van de Unie bij de uitoefening van de haar toegedeelde bevoegdheden vaststellen, hebben voorrang boven het recht van de lidstaten.” (6)

De Belgische politieke besluitvorming, laat staan de Vlaamse of Waalse, is ondergeschikt aan die van de Unie. Dáár worden de belangrijkste beslissingen genomen, ook al leeft de meerderheid van de bevolking nog steeds in de illusie dat hun lokale of nationale vertegenwoordigers reële macht hebben over belangrijke kwesties.

2. “De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.” (443,3)

Dat betekent dat gelijk welke lidstaat een vetorecht krijgt. Bijvoorbeeld Malta of eender welk ander land kan in de toekomst elke wijziging blokkeren. In de nationale parlementen volstaat meestal een tweederde meerderheid. In Europa wordt de grondwet m.a.w. gebetonneerd voor de toekomst.

3. “De lidstaten nemen of handhaven met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel die in strijd is met de Grondwet, met name artikel I-4, lid 2, en de artikelen III-161 tot en met III-169.” (166,1)

“Ondernemingen die zijn belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de bepalingen van de Grondwet, met inbegrip van de mededingingsregels, voorzover de toepassing van die bepalingen de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert.” (166,2)

Een overheidsbedrijf mag dus nog bestaan, maar zal volledig moeten werken volgens het concurrentiebeginsel en niet meer kunnen genieten van staatssteun. Het is natuurlijk zeer de vraag of een overheidsbedrijf dan nog zal kunnen voldoen aan zijn sociale taken: goedkope en voor iedereen bereikbare dienstverlening.

4. In tegenstelling tot de Belgische grondwet staat hier helaas (en niet toevallig) geen enkele passage in de grondwet die het recht op arbeid garandeert, idem voor het recht op werkloosheidsuitkering, pensioen, minimumloon … Centrale verworvenheden van 150 jaar sociale strijd worden hier gewoonweg in de prullenmand gegooid.

5. “Tenzij in de Grondwet anders is bepaald, kunnen wetgevingshandelingen van de Unie alleen op voorstel van de Commissie worden vastgesteld. Andere handelingen worden op voorstel van de Commissie vastgesteld in de gevallen waarin de Grondwet daarin voorziet.” (26,2)

U leest het goed. Niet het parlement, maar de Commissie schrijft de wetten. Daarmee is het Europarlement het enige parlement ter wereld dat zijn wetten zelf niet schrijft. Zeker, de bevoegdheden van het parelement zijn recentelijk toegenomen: van ongeveer niets naar iets meer dan bijna niets.

In de volgende drie artikelen hebben we het achtereenvolgens over de politieke besluitvorming, de sociale kwestie en het Euroleger.