Diep in Congo, een gemiste kans?
Hatim en Ico Maly
05/03/2005
Sinds de beruchte uitspraken van Minister van Buitenlandse Zaken De Gucht komt Afrika – en Congo in het bijzonder – terug regelmatig in beeld. Na zijn rondreis creëerde onze minister een diplomatieke rel met zijn zinledig statement dat “hij in Congo maar weinig deskundige politici heeft ontmoet”. Een paternalistische neo-koloniale uitspraak, die voorbij gaat aan zijn eigen competenties, die zeker op het vlak van buitenlandse betrekkingen veelvuldig in vraag gesteld werden aan de noordkant van de evenaar, als aan de specifieke politieke gevoeligheden en eigenheden van het land. Het politieke personeel van een gigantisch land (in een zeer moeilijk parket) wordt afgemeten aan de contextloze normen die De Gucht zichzelf toekent. Een positie die kenmerkend is voor de Belgische koloniale houding van weleer ten aanzien van Congo. Wij zijn slimmer, wij zijn beter, wij weten wat goede politiek is en wij zullen vertellen hoe het moet.
Met de reportagereeks ‘Diep in Congo’ heeft het VRT-journaal alle troeven in handen om het stereotype beeld over Afrika en Congo in het bijzonder te doorbreken. Met een goed uitgerust en ervaren trio, professionele middelen en ruimte in het journaal zijn alle noodzakelijke randvoorwaarden aanwezig om een gedegen en zuiverende bijdrage te leveren aan het verkrampte Belgische verhaal over Congo. Slaagt de VRT erin om het decennia oude koloniale beeld te doorbreken, is de vraag die meteen boven komt drijven.
Diep in Congo
Laten we starten met de keuze van de invalshoek. Peter Verlinden trekt samen met Luc Cauwenberghs en Wily Elskens doorheen Congo met als prangende vraag: “hoe overleven de Congolezen na 45 jaar onafhankelijkheid en na 10 jaar oorlog”. Om hierop een antwoord te kunnen formuleren lijkt het volgens de reportagemakers noodzakelijk om de aandacht te richten op de afgelegen dorpjes en niet op de grootsteden waar de bevolkingspopulatie het grootst is. De dorpen met strooien hutjes zonder nutsvoorzieningen eisen nagenoeg alle aandacht op. De titel ‘Diep in Congo’ spreekt dan ook boekdelen, de verwijzingen naar de brousse, het ondoordringbare en het wilde liggen voor de hand. In drie woorden zit bijna de ganse Belgische beeldvorming vervat over Afrika en Congo in het bijzonder. “Afrika, het donkere wilde ‘onbeschaafde’ continent.”, lijkt de teneur die we mogen verwachten.
De reportage is opgezet in ware ‘Man-Bijt-Hond’–stijl, het is een verslag van een ‘trektocht door Congo’. In lijn met het oorspronkelijke infotainmentformat wordt geopteerd om de ‘gewone man’ aan het woord te laten. Hierdoor kunnen zeer onrealistische en naïve scenario’s gebracht worden alsof zij werkelijk kans op slagen hebben. De man op straat spreekt immers de waarheid, is de gedeelde vooronderstelling.
Belangrijk om in rekening te brengen is dat de stem van het volk niet bestaat. De stem van de man in de straat als ultieme waarheid is een ideologische constructie, met lands bekendste voorvechter Guy Verhofstadt. Het is ondertussen ook een populair mediaformat, dat sinds geruime tijd vlot circuleert, van het nieuws tot en met de ongelooflijke boom aan realityshows. Het is daarenboven een zeer machtig instrument, ze suggereert immers objectiviteit en waarheid. Maar wat de stem van het volk zegt, wordt uiteindelijk bepaald door de reportagemaker.
The old fashioned way: missieposten
De rode draad doorheen de reportagereeks is de economische malaise in Afrika na de val van Mobutu en de Belgische aanwezigheid in Congo. De eerste reportage speelt zich af in Kinshasa, waar een kliniek bezocht wordt voor de armsten en de verstotenen. De hoofdstad Kinshasa valt nergens te bespeuren en de sociaal, economische context blijft netjes uit beeld. In het paviljoen van het grootste ziekenhuis krijgt men een welbepaald beeld van het overleven van deze mensen. De beelden worden in woorden vertaald door de stem van een blanke missiewerker. De kijkers krijgen een overenthousiaste, gezonde blanke te zien, die vol lof spreekt over de kliniek en enthousiast uitleg geeft bij de verschillende patiënten. Het plezier en geluk van deze man staat echter in schril contrast met het lijden van de verschillende patiënten in de slaapzaal. Hoe oppeppend zijn zangtalent ook mag bevonden worden.
“Onze eerste taak is de evangelisering van Congo” wist de missievader uit Genena ons in de tweede aflevering te vertellen. Eerst evangelisering, dan trachten iets te doen voor de mensen en als laatste zoveel als mogelijk met hen werken, is zijn leuze. De koloniale gedachtegang en de bekeringsdrang leven blijkbaar nog zeer sterk in deze missiepost. Op de vraag “Ben je niet ontmoedigd als je ziet dat alles rondom in puin valt?”, antwoordt een andere missionaris na enige aarzeling: “er zijn veel gevallen van mensen bij die het kunnen, hé,… wat we ze geleerd hebben”. Er wordt niet onder stoelen of banken gestoken dat de missionarissen daar zitten in ware koloniale stijl.
Creatie van een beeld
Het uitgangspunt van de reportagemakers, het bezoeken van afgelegen dorpen in Congo, heeft natuurlijk een zeer sterke invloed op het beeld dat over Congo geproduceerd wordt. Nergens worden geasfalteerde wegen getoond, de auto’s zien er belabberd uit of staan in panne, de haven heeft geen boten en de weinige stenen gebouwen die dan toch in beeld komen zijn ofwel Belgische missioneringsposten of vergane industriegebouwen. Het ‘exotische’ leven in de dorpen met strooien hutten overheerst het beeld. Congolezen die matten weven, mannen die naast een kapotte fabriek op ambachtelijke wijze pinda-olie maken en vrouwen die kruiken water op het hoofd dragen. Het ‘natuurlijke’ karakter wordt terug in de kijker gezet, de koloniale beelden van de primitieve, arme maar gelukkige en optimische mensen worden volop gerecycleerd.
De Afrikaan wordt voorgesteld als hulpeloos zonder de Belgen. Na de meermaals herhaalde suggestieve vraag: “La départ des Belges, c’est triste pour vous?” Antwoord de Congolese man: “Triste, triste, grand triste”. “Ils auront du rester?” De Congolese man knikt. De Belgen hebben Congo in de steek gelaten en zouden eigenlijk moeten terugkomen, is de boodschap van deze suggestieve vraag. Impliciet wordt gezegd dat de Afrikanen hulpeloos zijn zonder de Belgen, ze kunnen niet zonder hen.
Ook de traditie van het koloniale naakt wordt nieuw leven ingeblazen. In de voorlaatste aflevering kan een waarschijnlijke mannelijke cameraman zijn hormonen niet in bedwang houden en volgt nauwgezet een inheemse schaars gekleedde schone die aan het werk is in de rivier. Een normaliteit waar niemand voor opkijkt in Afrika en waar ook de vele Belgen aan onze kust niet van opkijken. Door het oog van de camera geneert deze beeldenreeks echter een overduidelijke seksuele dimensie. De parallellen met bv. de traditie van naakte prentkaartfotografie ten tijde van de Belgische overheersing in Congo en de huidige reclametechnieken uit het Westen zijn ook hier terug opvallend.
Het sociaal economisch en politieke aspect blijft helaas onderbelicht. De geschiedenis lijkt geen rol te spelen in Afrika, het Belgische aandeel in de moord op Lumumba, in de ondersteuning van het Mobutu-regime en de oorzaken van de decennia lange instabiliteit in het land lijken van ondergeschikt belang. We zien een land vol economische problemen en maatschappelijke miserie, een land dat zich al lang in een fundamentele crisis bevindt, maar veel meer dan enkele vluchtige verwijzingen naar de oorlog als oorzaak van de huidige situatie krijgt de kijker niet te horen. Enkel de gevolgen worden getoond en zodoende impliciet gelinkt aan de ‘natuur van de Afrikaan’. Deze natuur is natuurlijk al lang gedefinieerd en hoeft dus helemaal niet meer expliciet gemaakt te worden. Het is een onderdeel van het historisch bewustzijn van een groot deel van onze bevolking. De reportagereeks versterkt het beeld van de luie, domme en incompetente Afrikaan. De Afrikaan die zelf niet in staat is om zijn land te doen draaien. De enorme complexe batterij aan oorzaken van de huidige malaise wordt herleid tot de natuur van Afrika, geen nood, de missionaris zei het al: sommigen kunnen wat we hun leren.
Diep in Congo: een gemiste kans
‘Diep in Congo’ ontsnapt helaas niet aan de eeuwenoude Belgische beeldvorming over Congo. Meer nog, door de gekozen invalshoek en het format worden de gebruikelijke cliché’s over Afrika tot in den treure herhaald. De echo’s van weleer steken terug de kop op: The White Man’s Burden klinkt impliciet en expliciet doorheen de ganse reportage. Het lijkt wel een propagadastunt ter ondersteuning van de woorden van De Gucht, zonder de competente politieke hulp van België bakt Congo er niets van.
Negen reportages lang wordt een zeer bekend en stereotiep beeld geschetst van Afrika en de Afrikaan en België wordt geroemd. Afrika is hulpeloos zonder de steun van België. Ze laten alles kapot gaan, niets functioneert nog en onder Mobutu en het Belgische bewind was het nog zo slecht niet. Helaas ontbreekt het aan diepgang en een gedegen schets van de huidige situatie in Congo. Dat blijkt ook duidelijk uit de belangrijkste weerkerende thema’s in de reportage:
Thema 1: Wat voor een arm en onderontwikkeld land Kongo geworden is na
de val van Mobutu en de Belgische aanwezigheid
Thema 2: Het Christelijke koloniseringsidee anno 2004
Thema 3: Het beeld van Afrika en Afrikanen als natuurmensen die manden
vlechten, potten op hun hoofd dragen en hulpeloos zijn.
Thema 4: De combinatie van dramatische beelden (armoede, ziekte, ..) en
goed nieuws (happy people, optimistisch en gelukkig ondanks alles,…)
De goede bedoelingen ten spijt vervalt de VRT snel in exotisme. Het gaat hierbij niet zozeer om foutieve informatie over Congo, maar wel over de kwaliteit van de reportages, de relevantie en de meerwaarde/bijdrage aan het maatschappelijke debat. Het gaat om het beeld dat geschetst wordt van Congo. Het oog van de camera mag dan een aura van objectiviteit en neutraliteit over zich dragen, het blijft een feit dat het nog steeds mensen zijn die deze sturen. Door welbepaalde mensen uit welbepaalde streken aan het woord te laten kan de stem van het volk gemakkelijk gemanipuleerd worden.
Een ander veelgehoord statement doorheen de reportagereeks is dat het vroeger beter was, onder Mobutu en onder de Belgen. Deze suggestie krijgt zo een waarheidsgehalte die het niet verdient. Het lijkt alsof het catastrofale beleid van Mobutu, gesteund door de Belgische politieke elite niet medeverantwoordelijk is voor de huidige ellende in Congo. Zijn we dan werkelijk al vergeten dat Mobutu de man was die zijn potentieel rijke land economisch de dieperik injoeg? Nergens wordt de noodzakelijke context en geschiedenis geschetst, nergens wordt de impact van de oorlog en de globalisering gekoppeld aan de Congolose realiteit anno 2004. Diep in Congo is een gemiste kans.
Wat hierboven wordt gezegd is volkomen terecht: niet de VRT, maar de maker van de reportage, Peter Verlinden, moet in de eerste plaats met de vinger worden gewezen.
In aloude koloniale stijl, in de traditie van de "etnografie" geschreven door de missionarissen, geeft Verlinden een beschrijving van Congo. We weten al langer dat Verlinden dat doet vanuit een visie die doorspekt is van een zeker heimwee naar de Belgische occupatie van Congo en dat hij inderdaad een wereldbeeld hanteert dat negentiende eeuws is. "Pater" Verlinden heeft dit reeds eerder bewezen, vooral wat zijn analyse betreft van de conflicten in Rwanda sinds begin jaren 1990. In een veelgelezen boek "Hutu en Tutsi: eeuwen strijd" (1995) beschreef hij de "ware" oorzaken van de Rwandese genocide van 1994.
Vanaf het begin van zijn boek zet hij de toon door terug te keren naar de pre-koloniale tijd, waarin hij de opdeling van de Rwandese "etnieën" Hutu, Tutsi en Twa situeert. Deze opdeling creëerde geen harmonie, maar was het begin van alle kwaad in Rwanda, aldus Verlinden. De Twa zijn van in het begin een onderdrukte groep woudbewoners; de Hutu zijn van nature uit landbouwers; en de natuurlijke identiteit van de Tutsi is het overheersende, arrogante volk van veehouders. Altijd hebben de Tutsi de andere etnieën trachten te onderdrukken, het is nooit anders geweest, het is reeds "eeuwen strijd".
Met de komst van de koloniale overheersers werden de Tutsi in hun dominerende rol alleen maar sterker bevestigd. De Tutsi kregen onder de Belgen allerlei privileges, waarmee ze de Hutu (en de Twa) nog meer konden onder de knoet houden.
De Hutu-revolutie en de onafhankelijkheid was voor Verlinden het gerechtvaardigd democratisch opeisen door de Hutu van hun burgerrechten. Maar de eeuwigdurende strijd ging verder tot en met de genocide van 1994: daarmee kwam de strijd voorlopig tot een hoogtepunt.
Verlinden is een essentialistisch denker: hij kent bevolkingsgroepen een "essentie" toe die niet te veranderen is. De zwarte Afrikaan in het algemeen, maar meer in het bijzonder de Tutsi (die essentieel "vals", "arrogant", "machtswellustig", enz. is), de Hutu, de Congolees. Hij deelt de Afrikaanse sociale werkelijkheid in met categorieën die stammen van de tijd van de Gobineau en andere racistische denkers.
Verlindens benadering is in het licht van de xenofobe en racistische tendenzen in Vlaanderen van misdadige aard.