arch/ive/ief (2000 - 2005)

ipa- akkoord ; waarom de militanten dit moeten verwerpen!
by en avant/vooruit Tuesday, Feb. 01, 2005 at 3:07 PM
barendclaessens@hotmail.com

het IPA-akkoord onder de loep genomen door de leden van ENAVANT/VOORUIT (groepering syndicalisten van de drie vakbonden ontstaan uit de petitie fortis-ag)

Discussienota
Analyse Ontwerp IPA (Interprofessioneel Akkoord) 2005-2006
Deze discussienota is de samenvatting van een gedachtenwisseling onder enkele syndicalisten die samenwerken aan de petitie “En avant !– Vooruit !” Ze is geen gemeenschappelijk standpunt van de “peters” van deze petitie, waarvan lang niet iedereen aanwezig kon zijn op het gesprek, dat plaatsvond op 21 januari 2005.
De bedoeling van deze nota is een inhoudelijke bijdrage te leveren tot het debat dat momenteel binnen de vakbonden wordt gevoerd over het ontwerp van IPA. We zijn overigens verheugd dat hier een 3-tal weken wordt voor uitgetrokken. Dat schept mogelijkheid voor analyse en discussie en een gestoffeerd, democratisch debat.
We hebben niet de pretentie met deze nota het laatste woord over dit ontwerp neergeschreven te hebben. Niemand is overigens verplicht er wat mee te doen. Maar het staat ook iedereen vrij onze bedenkingen geheel of gedeeltelijk over te nemen in teksten of in discussies binnen zijn of haar syndicale instanties en deze tekst geheel of gedeeltelijk te verspreiden onder andere syndicalisten. Iets wat we zelf uiteraard ook zullen doen.
Uiteindelijk zal het laatste woord liggen bij de meerderheid binnen de syndicale instanties.
Deze tekst volgt de structuur van de ontwerptekst van het IPA, verder kortweg “IPA” genoemd.

I. Inleiding
De inleiding van het IPA legt de band met de komende discussies over de eindeloopbaan en de financiering van de sociale zekerheid. Dit sterkt ons in ons besluit van vorige vergadering (11/01/2005) om door te gaan met de petitie.
Ook kadert de inleiding het IPA in een meer globale visie, naar 2010 toe, het jaar waarin de Europese Unie, volgens de “strategie van Lissabon”, van de Europese economie “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie in de wereld” wil maken.
Bij de 5 in de inleiding geciteerde uitgangspunten zijn er zeker 3 waar we binnenkort naar een confrontatie met de werkgevers gaan: sociale zekerheid, eindeloopbaan en toenadering statuut arbeiders-bedienden. Bij dit laatste verontrust ons de eerste zin, waarin sprake is van een “nieuw globaal evenwicht”. Houdt dat in dat beide statuten zullen moeten inleveren om tot een “nieuw gemeenschappelijk statuut te komen” ?
II. IPA 2005-2006
1. Loonnorm
Het IPA legt een indicatieve loonnorm vast van 4.5%
1. Dat is beduidend lager dan de 5.3%, later verlaagd tot 5.1%, die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) had aangegeven als verwachte groei van de Belgische economie. Dit cijfer werd door de vakbonden als uitgangspunt genomen.
2. Doordat de loonnorm lager ligt dan de CRB-berekening, wordt voor het eerst in de feiten een oude patronale eis ingewilligd, namelijk een correctie doorvoeren ten opzichte van het verleden. Enerzijds was er in 2003-2004 een stijging van de lonen met 5.9%, een overschrijding van de vorige loonnorm met 0,5%. Anderzijds stegen de lonen in België volgens de CRB 2% meer dan in onze directe buurlanden. Het patronaat eiste een correctie en kreeg die (zij het een kleinere dan geëist).
3. Eigenlijk aanvaardt het IPA het patronale standpunt dat we niet de verwachte groei van onze eigen economie als uitgangspunt moeten nemen, maar de reële loonontwikkeling in onze buurlanden. Deze bleef, vooral onder invloed van de slechte prestaties van de Duitse economie, onder de verwachtingen en kwam gemiddeld uit op… 4.5%. Tiens...
4. De overschrijding van de vorige loonnorm is er niet gekomen door de vakbonden. Integendeel: daar waar zij via onderhandelingen de lonen mee bepaalden, bleef men onder de loonnorm. De overschrijdingen komen dus van niet-onderhandelde, individuele loonstijgingen, die vooral in de hoek van directie- en hogere kaderleden moet gezocht worden. Het gaat niet op de gewone werknemers daarvoor te laten opdraaien.
5. Des te bitter smaakt de oproep aan de sectoren “om een gematigde evolutie van de lonen te onderhandelen”, wat een aansporing is naar de vakbonden toe om, zoals in het verleden, onder de loonnorm te blijven. Men kan dan ook verwachten dat met deze indicatieve loonnorm de feitelijke loonstijgingen in vele sectoren onder de 4.5% zullen liggen.
6. Ons stoort in deze oproep ook de bemerking dat wij moeten matigen “in solidariteit met die werknemers die hun job bedreigd zien en met de werkzoekenden”. Daarmee worden de vakbonden en de werknemers geculpabiliseerd en wordt de link gelegd tussen de hoogte van de lonen en de hoogte van de werkloosheid. Alsof wij beslisten over waar er jobs verdwijnen…
7. Last but not least zal de koopkracht van de werknemers nauwelijks of niet stijgen. Het is zelfs nog de vraag of de inflatie wel volledig zal gecompenseerd worden ! Hoezo ?
a) De inflatie wordt geschat op 3.3%. Maar die schatting is gebaseerd op de zogenaamde “gezondheidsindex”. Dat is een verminkte index, die in 1994 uitgevonden werd en sedertdien wordt gehanteerd voor de lonen. Doordat tabak-, alcohol- en petroleumproducten hierin niet meegerekend worden, ligt hij lager dan de echte index, nl. de “index van de consumptieprijzen”, die tot dan toe werd gehanteerd voor de loonevolutie. De echte inflatie zal dan ook hoger liggen dan 3.3% ! Gesteld dat het verschil tussen beide indexen gelijk zou blijven aan dat van de voorbije 2 jaar (ca. 0.5%), komen we uit op een inflatie van 3.8% (zie onderstaande tabel).

Index Gezondheids Consumptieprijzen Verschil
Gemidd. Inflatie 2003-2004 ( ) 3,2 3,7 -0,5
Geschatte inflatie 2005-2006 ( ) 3,3 3,8 -0.5

Als we die 3.8% aftrekken van de loonnorm van 4.5%, blijft er maximaal 0.7% over in plaats van 1.2%. Dat is minder dan de geschatte baremieke verhogingen van de bedienden (1%) ! Deze dienen dus gedeeltelijk om de inflatie te compenseren...
b) Als dan ook nog eens de loonstijgingen in de sectoren onder de 4.5% blijven, is het duidelijk dat de koopkracht van de loontrekkenden er de komende 2 jaar nauwelijks of niet op vooruit zal gaan. Loonstijgingen onder de stijging van de index der consumptieprijzen zullen zelfs de inflatie niet compenseren...

Hiertegenover doen wij enkele vaststellingen:
- de winsten van de top 30 000 bedrijven verdubbelden vorig jaar
- de hoge lonen van de directieleden stegen aanzienlijk meer dan die van de rest
- de aandeelhouders halen steeds meer winsten binnen…
Wij kunnen dit luik van het akkoord dan ook alleen maar afkeuren…
2. Aanmoediging van innovatie en O&O
We stellen vast dat er geen datum wordt opgegeven om de besluiten van de werkgelegenheidsconferentie uit te voeren : “zo snel als mogelijk” is weinig concreet.
Maar we zijn vooral verontwaardigd over de inhoud van de bijlage:
1. Er worden premies ingesteld die vrijgesteld zijn van personenbelasting en van werkgevers- en werknemersbijdragen in de sociale zekerheid. Dit zet andermaal de deur op een kier voor de ondergraving van de financiering van de sociale zekerheid !
2. Bovendien staat nergens vermeld dat de innovatievoorstellen die door die premies zullen aangemoedigd worden, niet jobvernietigend mogen zijn. Vooral procesinnovatie is vaak in dat bedje ziek.
3. Dit systeem is een experiment voor 1 jaar, maar het is altijd moeilijk de klok terug te draaien...
We dreigen hier dus de verhoging van de werkloosheid aan te moedigen door premies die bovendien de financiering van de sociale zekerheid ondergraven...!
Als syndicalisten kunnen we hier onmogelijk achter staan.
3. Vorming en opleiding
Geen opmerkingen
4. Arbeidsorganisatie – overuren + 6. Aanmoediging werkgelegenheid – punt 2
Het IPA plaatst deze problematiek op de agenda van de komende sectoronderhandelingen, maar stelt zelf al 3 grote veranderingen in :
· het maximum aantal overuren in het kader van “een buitengewone vermeerdering van werk” of van “werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid” wordt vermeerderd van 65 naar 130 uren op jaarbasis, wat een verdubbeling inhoudt. Naargelang van de geldende arbeidsduur komt dat neer op 17,1 (38u-week) tot 18,5 (35u-week) arbeidsdagen per jaar. Dat is bijna een maand.
· de werknemer zal kunnen opteren voor de volledige uitbetaling, in plaats van het huidige principe van recuperatie in arbeidstijd (100%) + overloon (minimum 50% of 100% voor overuren op zondag)
· zowel werkgever als werknemer zullen 16.5% minder afdragen aan de gemeenschap op alle loonbestanddelen (basisloon + overloon) die met de eerste 65 overuren verband houden.
Onze commentaar :
1. De passage is vrij technisch. Wij vernemen dat enkele specialisten vrezen dat de combinatie van het IPA met art. 26bis §2bis van de Arbeidswet er zou kunnen toe leiden dat in bepaalde gevallen het aantal overuren opgetrokken wordt tot 195, in plaats van 130. Allicht was dat niet de bedoeling, zeker niet van vakbondszijde. Voor het Vlaams Blok/Belang, zou het wel een mooi cadeau zijn, want dat diende een wetsvoorstel in dat, naast “een fiscaal en parafiscaal gunstigere behandeling van overwerk” precies een vermeerdering tot 195 overuren voorstelt.
2. De 40-uren week maakt een gedeeltelijke come back, zij het dat de extra uren in dit stelsel nog steeds (meer) betaald worden en niet, zoals de patroons hadden gewild, gratis worden.
3. De annualisering is er gelukkig niet gekomen. Maar hoelang zal dat nog duren ?
4. Strijd tegen overuren werd van vakbondszijde altijd gezien als een strijd tegen de werkloosheid : overuren, of ze nu officieel zijn of “in ’t zwart” worden per definitie altijd gepresteerd door wie al werk heeft. Vandaar het belang ze te compenseren met rustdagen. Deze moeten er voor zorgen dat de gemiddelde arbeidsprestatie op een normaal peil blijft, zodat het overwerk van de enen niet de job van de anderen inpalmt. Maar wanneer diezelfde overuren in geld gerecupereerd worden, gaat de gemiddelde arbeidsprestatie per werknemer wel boven het normale en gaan er uiteindelijk wel jobs verloren. Door tegelijk het aantal overuren te verdubbelen en de volledige compensatie in geld mogelijk te maken, komen mogelijk meer dan 100 000 arbeidsplaatsen in het gedrang. Het huidig totaal aan officiële overuren vertegenwoordigt immers reeds meer dan 100 000 arbeidsplaatsen. Dit aantal wordt door het IPA potentieel verdubbeld.
a. Zelfs als er in de praktijk geen enkel overuur zou bijkomen, komen er nog tienduizenden arbeidsplaatsen in het gedrang. De huidige overuren worden, ten gevolge van de wet, immers minstens ten dele gecompenseerd door rustdagen. Na een wetswijziging zou het gros daarvan kunnen uitbetaald worden, met alle gevolgen vandien voor de werkgelegenheid.
b. Als er morgen vele officiële overuren bijkomen, maar enkel door “witwassen” van “zwarte” overuren, geldt nog steeds dezelfde redenering. Hier zou anderzijds ook een terugverdien-effect spelen voor de sociale zekerheid, doordat op de vroegere “zwarte uren” nu wel belasting en sociale zekerheid betaald worden. Maar we geloven nooit dat dat de rest zal compenseren.
c. Als morgen daarentegen alle zwarte overuren zwart blijven en het aantal officiële overuren verdubbelt, komen deze in de plaats van huidige gewone uren. Dan staan er potentieel tussen 100 000en 200 000 jobs op de helling. Dat is het omgekeerde van wat deze regering beloofde...
d. De praktijk zal allicht een mengeling zijn van beide voorgaande senario’s en dus minder extreem dan dit laatste, maar er schuilt in elk geval een groot gevaar voor de werkgelegenheid in dit IPA !
5. Deze vrees is des te meer gegrond, doordat men afstapt van een fundamenteel principe van de huidige wet, namelijk de ontrading van overuren. Men gaat ze nu integendeel aanmoedigen.
Vandaag zijn officiële overuren voor werkgevers minder interessant, doordat ze minstens 50 of zelfs 100% duurder zijn dan gewone uren. De rustdagen zorgen bovendien voor organisatorische problemen. Wettelijke overuren zijn eigenlijk maar interessant om tijdelijke pieken op te vangen en niet om een permanente onderbezetting te camoefleren. Voor werknemers die “een extraatje” willen bijverdienen, zijn ze ook niet zo interessant doordat ze zich slechts gedeeltelijk in geld vertalen, waarop bovendien een hogere fiscale voorheffing wordt toegepast. Dat de huidige regeling in de praktijk vaak omzeild wordt, doet niets af aan het remmend effect van dit principe, waarop de sociale inspectie een controle- en sanctie-bevoegdheid heeft.
Het huidige IPA haalt dit remmend effect grotendeels onderuit en moedigt het presteren van job-dodende overuren aan, zowel bij de werkgevers als bij de werknemers:
a. het aantal wordt verdubbeld
b. de overuren kunnen volledig in geld gecompenseerd worden, wat voor een deel van de werknemers interessant lijkt
c. de geldelijke compensatie wordt fiscaal aangemoedigd (wat dus de recuperatie in arbeidstijd “nog minder interessant” maakt) :
- door de eerste 65 overuren goedkoper te maken voor de werkgever
- door ze financieel aantrekkelijker te maken voor de werknemer
d. terwijl de lonen in feite quasi geblokkeerd zijn, zodat overuren presteren voor de werknemers bijna de enige mogelijkheid wordt om het inkomen te verhogen
6. De toestemming die de vakbond in het bedrijf moet geven om overuren te presteren, is overeind gebleven, maar wordt sterk ondergraven door het vorige. Wij zullen als delegees staan tussen hamer (het individuele belang van sommigen die via overuren meer willen verdienen) en aambeeld (het collectieve belang van de inperking van overuren om jobs te vrijwaren en te creëren). Bovendien zorgen de huidige krappe personeelsbestanden er voor dat we om de haverklap in een situatie van “buitengewone vermeerdering van werk” verzeilen. Het wapen dat de wet ons vandaag nog geeft om overuren in te perken, zal ons in de praktijk uit de handen worden geslagen als deze wijzigingen erdoor komen !
7. Daardoor dreigt ook de solidariteit tussen werkenden en werkzoekenden in de praktijk volledig verloren te gaan : wie al werk heeft, zal aangemoedigd worden om extra te werken, waardoor anderen niet aan de bak zullen komen. Bovendien is het onduidelijk waar het geld van de gemeenschap vandaan komt om dit onverkwikkelijke scenario te stimuleren. De sociale zekerheid, en dus de solidariteit tussen actieven en niet-actieven, zal er hoe dan ook rechtstreeks of onrechtstreeks de dupe van zijn. Nochtans was die solidariteit zogezegd de reden waarom het IPA 2 pagina’s eerder opriep tot matiging van de lonen. Als het is om onze lonen te drukken, wordt een vermeende solidariteit van stal gehaald, maar hier, waar de solidariteit echt speelt, is die plots niet meer van belang...
8. We vragen ons ook af wat er met de volgende loonnorm zal gebeuren, als de “loonstijging” ten gevolge van de vermeerdering van de overuren in rekening zal gebracht worden. Zal men dan pleiten voor de volledige afschaffing van het overloon ? En misschien het “tijdsparen” in de plaats stellen (= nu meer presteren om later vroeger met pensioen te gaan) ?
Ook met dit luik van het IPA kunnen wij ons als syndicalisten niet verzoenen.
5. Paritaire comités 100 en 200
We zullen zien...
6. zie punt 4
7.
Niet besproken
8.
Niet besproken
9.
Niet besproken
10.
Niet besproken
11. Verlenging van bestaande engagementen
a) Brugpensioen
De tekst laat ruimte voor interpretatie. Een nauwkeurige lezing roept vragen op.
1. Minimaal is duidelijk dat het huidig algemeen stelsel van halftijds brugpensioen (vanaf 55 jaar) en 2 huidige specifieke stelsels (vanaf 56 jaar bij nachtprestaties en in de bouwsector) nog slechts 2 jaar van toepassing zullen zijn. Bij ondertekening gaan we dus blijkbaar reeds akkoord met het principe van een wijziging terzake.
2. Dat aan de betreffende zin bovendien ook toegevoegd werd dat de huidige regeling niet meer van toepassing zal zijn “op werknemers die na 31 december 2006 56 jaar worden”, doet ons, in het licht van de huidige druk op de brugpensioenen, besluiten dat nu reeds is overeengekomen de leeftijdsgrens van respectievelijk 55 en 56 jaar in beide gevallen op te trekken naar meer dan 56 jaar.
3. Met wat slechte wil kan men zelfs de woorden “de huidige regeling” interpreteren als “de huidige regeling van de brugpensioenen in het algemeen”, waardoor nu al beslist zou zijn de leeftijdsgrens algemeen te verhogen tot boven de 56 jaar voor alle types van brugpensioen. Er staat immers niet “deze” of “de hierboven vermelde” huidige regeling, maar wel “de huidige regeling”. Allicht is dat niet de geest van het ontwerp, maar het staat er wel zo. Anderzijds is het zo dat CAO 17, die in het algemeen de brugpensioenen regelt, voor onbepaalde tijd geldt, en dus geen verlenging nodig heeft.
Deze laatste onduidelijkheid nog daar gelaten, kan ook dit luik van het IPA niet op onze instemming rekenen. Waarom moet er zo uitdrukkelijk gehamerd worden op een toekomstige wijziging in de stelsels, terwijl de besprekingen over de eindeloopbaan nog niet eens echt zijn begonnen ? Het had kunnen volstaan de specifieke stelsels met 2 jaar te verlengen (wat vroeger ook gebeurde) en de rest over te laten aan de geplande eindeloopbaan-besprekingen.
b) Risicogroepen
Niet besproken
III. Nauwe opvolging van de gemaakte afspraken
Niet besproken


Ons eindoordeel : negatief !
We hebben niet alle punten van het akkoord kunnen bespreken, maar wel enkele van de belangrijkste en daar vonden we te veel negatiefs in. Het positieve uit het IPA (bijvoorbeeld aandacht voor de mindervaliden) weegt volgens ons niet op tegen deze fundamenteel negatieve punten, die wij als syndicalisten niet kunnen aanvaarden :
- nauwelijks of geen verhoging van de koopkracht
- aanmoedigen van overuren en bevorderen van werkloosheid
- hypotheek op de brugpensioenen
Wij roepen al onze collega’s-syndicalisten op om dit IPA te verwerpen in hun syndicale instanties.
Werknemers verdienen beter.



Brussel, 21 januari 2005.