arch/ive/ief (2000 - 2005)

Er is ruimte voor een redelijke verhoging van de koopkracht
by ABVV - ACV Wednesday, Nov. 03, 2004 at 4:53 PM

Het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft, op basis van de regels van de wet van 1996, de beschikbare loonmarge voor 2005-2006 op 5,3% geraamd.

Bij de IPA-onderhandelingen zal dit cijfer naast de effectieve loonontwikkeling van de voorbije twee jaar gelegd worden. De loonstijging in België lag in de voorbije twee jaar, althans in de sectoren - daar waar de vakbondsinvloed het grootst is - in de lijn van de indicatieve loonnorm, met een stijging van 4,2%. Dit ligt flink onder de indicatieve norm van 5,4%. Toch veroorzaakten de individuele loonstijgingen op ondernemingsniveau voor een bijkomende loonstijging, met uiteindelijk een overschrijding 5,9% als gevolg.

Tegelijk zorgde de slechte economische situatie en de toenemende werkloosheid in onze buurlanden - vooral in Duitsland - voor een neerwaartse druk op hun lonen.
De loonontwikkeling in onze buurlanden haalde niet de voorziene stijging met 5,3%, maar bleef steken op 4,5%.

De sterkere stijging van de loonkost in ons land, in vergelijking met onze buurlanden (1,4% meer in 2003-2004 en 1,9% meer sinds 1996 ) mag echter niet leiden tot een dramatisering van de situatie zoals de werkgevers doen.
* Onze hogere loonstijging gaat ook gepaard met veel betere tewerkstellingsresultaten: sedert 1996 is de werkgelegenheid in ons land 5,8% sneller gestegen dan in de drie buurlanden. Ook de laatste twee jaren steeg de werkgelegenheid sneller bij ons dan in de buurlanden, nl. 6 % .
* Ook de exportcijfers weerleggen de patronale pogingen tot dramatisering: de industriële bestellingen bij de Belgische industrie lagen de voorbije maanden dubbel zo hoog als het Europees gemiddelde én de verwachtingen inzake economische groei zijn beter voor ons land dan voor onze buurlanden.

ABVV en ACV wensen dat de loonontwikkeling in België getoetst wordt aan de algemene economische prestaties, en meer in het bijzonder aan de werkgelegenheidsresultaten.

Volgens beide vakbonden moet deze globale evaluatie toelaten afspraken te maken over een redelijke en verantwoorde verhoging van de koopkracht.
ACV en ABVV onderlijnen dat dergelijke verhoging overigens nodig is om de binnenlandse vraag en het aangekondigde herstel van de economische activiteit te ondersteunen.
Bovendien herbevestigen ABVV en ACV hun fundamentele gehechtheid - wat ook de afloop van de onderhandelingen moge zijn - aan het behoud van de automatische indexering van de lonen en de sociale uitkeringen én aan het behoud van de brugpensioenstelsels.