arch/ive/ief (2000 - 2005)

Het Evenement
by frank colle Tuesday, Sep. 14, 2004 at 9:04 PM
r-dp@pandora.be

Cultuurmarkten en evenementen allerhande als parameter voor socio-culturele armoede?

Het Evenement


Feit: er gaat geen week voorbij of ergens te lande -en soms over het hele land- gaat er wel een evenement door. Al dan niet kunstzinnig, maar in elk geval cultureel. Het is té veel om op te noemen maar ik doe een willekeurige poging enkele van de afgelopen weken op te noemen: Gentse Feesten, Patersholfeesten, Lokerse Feesten, cultuurmarkt hier, cultuurmarkt daar, en afgelopen zondag: Open Monumentendag. Straks volgt nog: Gent Fietst!, Flikkendag, internationaal filmfestival, de VTM-kerststoet, enzovoort. Dan vergeet ik tussendoor nog de Gordel, de trein -tram -busdag of -terug van weggeweest- Francorchamps, het Vlaamse barbeque-feest of de boekenbeurs, het Andere Boek of de aankomst van de Sint in Oostende, de aankomst van de Sint in Antwerpen en de aankomst van de Sint bij Carrefour. De Olympische Spelen in Athene... en misschien ook bij ons.

Ik hoor criticasters -gezien de subtitel- nu reeds afhaken, wel laat ze dan vooraleer ze het doen, mij één voorbeeld geven waarbij of waarin dergelijk evenement een wezenlijk toegevoegde waarde betekent voor zowel het socio-culturele leven. En dan zeker wanneer het gaat om de zogenaamde kunstzinnige evenementen.

Zo ging dit weekend, gelijktijdig met een cultuurmarkt, OdeGand (spreek uit: eau de Gand), de opener van het cultuurseizoen en het Festival van Vlaanderen, van start in -u raad het al- Gent. Ter gelegenheid werd het Leiewater van de binnenstad opnieuw, want het is een weerkerend fenomeen, voorzien van de blijkbaar nodige ‘kunstwerk-installaties’. Een door mijzelf tussen aanhalingstekens geplaatste omschrijving voor het onbeholpen hoopje uitdrukken van een soort verlangen dat het midden houdt tussen zinken of verzuipen. Steeds weer opnieuw. Alsof om te verhullen dat men ons ooit beloofde dat er terug vis in ging zwemmen anno 2000.

Op het eigenlijke programma van dergelijk cultuurevenement/markt staat het gekende ratatouille van theater, muziek, dans en eventueel de combinatie van dit alles: de musical. Ongetwijfeld mooi en goed gebracht, maar totaal uit zijn of haar cultureel en sociaal relevante context gerukt wegens ongevraagd.

Het kunstzinnige culturele leven is enerzijds door structurele oversubsidiëring van haar werkingsmiddelen momenteel, net als het politieke leven overigens (zie het artikel over partijfinanciëring in De Morgen 11/09), danig zelfbedruipend geworden dat ze een volledig op zichzelf bestaande wereldvreemde entiteit vormt, en anderzijds door een chronische ondersubsidiëring teveel afhankelijk geworden van de goodwill der tijdelijke bestuurders dat een langetermijnbeleid onmogelijk is. De combinatie van beide factoren resulteert in een algehele socio-culturele armoede.

Een evenement als OdeGand is in de eerste plaats niet wat ze zegt te zijn. Een poging om de ‘gewone’ man/vrouw, zeg maar het (potentiële) publiek kennis te laten maken met de elitaire wereld der kunsten -want kunst ìs elitair en moet dat ook zijn. Geen poging dus tot tegemoettreding van deze laatste naar het voor haar onbekende/onbeminde plebs vanuit haar ivoren toren. Dit is slechts een leugen om bestwil, het is reclame waarbij ze zichzelf een imago aan neemt die het niet is, namelijk tegenovergesteld aan elitair, en met als enig doel persoonlijke verrijking.

Alleen, het resultaat is: de toeschouwer kijkt naar een lege doos en blijft verdwaasd achter. Hij aanschouwt immers het Niets. (Niet te verwarren met nihilisme.) Niet dat het onderwerp der kunsten hem vreemd of onverstaanbaar zou overkomen, noch dat hij niet in staat zou zijn er een schoonheidservaring bij op te doen, daar hoeft men kunst niet voor te begrijpen, maar de maatschappelijke relevantie of innerlijke noodzaak is weg. En schoonheid alleen is maar een magere troost, vergankelijk bovendien.

Ook de zogenaamde ‘hogere’ kunsten lijden aan het postmoderne syndroom der nietszeggende entertainment, zoals ook de ‘lagere’ der kunsten: de televisiemakerij. Weinig inhoud aaneengehouden door reclameblokken.

Dat wordt pijnlijk duidelijk in de beeldende kunst. Bijvoorbeeld die drijvende ‘kunstwerk-installaties’ waarover ik reeds sprak. Men kan zoiets mooi, goed, leuk, knap (gevonden), ‘wijs’ en ‘de max’ vinden... of niet. Maar daar houdt het dan ook mee op. Wat nadien nog opvalt is de gekunstelde hulpeloosheid. Zowel van het werk als van haar maker. Nu -kunt u zeggen- getuigt elke grote kunst van een zekere hulpeloosheid. Terecht. Maar grote kunst gooit men niet in het water.

Het is echter geen alleenstaand geval, beperkt tot wat nogal eens denigrerend de amateuristische kringen wordt genoemd.

Neem nu onze drie grootste, of in elk geval spraakmakendste Belgische kunstenaars van dit moment: Panamarenko, Jan Fabre en Wim Delvoye.

Panamarenko is de man van de vlieg -en andere tuigen. Hij zet weliswaar aan tot dromen, maar houdt zijn toeschouwers met beide voeten aan de grond door niet werkende tuigen.

Fabre is de man van de met ham beklede zuilen in Gent, het met groenkleurige schelpjes beplakte plafond van het koninklijk paleis te Brussel, bic-art, en een stuk of wat theaterproducties. Het theater, de show en het feeërieke is in zijn werk ook nooit ver weg. Hij weet het ‘bedrog’ zo mooi te verpakken, en droomt in de plaats van de toeschouwer.

Delvoye is de man van de getatoeëerde varkens en ‘de cloaca’. Hij, of tenminste zijn werk is -begrijp mij niet verkeerd, dit is geen esthetisch of zelfs ethisch bezwaar, voor mijn part maakt hij -Jeff Koons en Gunther Von Hagens’ köperwelten achterna- opgezette in stukken gesneden en met dieren copulerende prostituées- het meest lege, meest geslaagde in nietszeggende postmoderniteit. Hoewel, de ‘kunstwerk-installaties’ op of in de Gentse Leie moeten er niet voor onderdoen. In die zin dat er geen enkele relevantie of zelfs maar innerlijke noodzaak in terug te vinden is. Het ìs gewoon Niets.

Wat ze nog allemaal gemeen hebben is hun gehalte aan spektakel. Dit is immers de grondvoorwaarde van het Evenement. Concurrentiedrift trekt de drang naar originaliteit op gang. Want het moet gezegd, in alle bekrompen armoede blijven ze allen origineel. Doch kunst ligt niet originaliteit maar in oorspronkelijkheid.

Het Evenement is een kijkgebeuren en maakt van haar deelnemers louter toeschouwers. Zonder toeschouwers geen kunst, zonder kunst geen cultuur, zonder cultuur geen samenhang. Het Evenement wil tonen dat samenhang, zelfs solidariteit wel degelijk mogelijk is, al is het dan tijdelijk en gebaseerd op het Niets. Het tijdelijke kan immers omzeild worden door bij herhaling voldoende Evenementen in te lassen. De eens per jaar terugkerende kermis van weleer op het dorpsplein volstaat niet meer. De periodieke herhalingen volgen elkander noodzakelijk en in steeds sneller tempo op en verschuilen eerder het totale gebrek aan samenhang en solidariteit in de samenleving. Het Niets wordt opgevuld door het roemruchte, de spraakmakendheid, en de veelheid aan objecten, projecten en Evenementen.

Het herleiden van het publiek tot louter toeschouwer is overigens een automatisme eigen aan de schijndemocratie waarvan het Evenement haar vaandel is. Als er dan toch gevraagd/verwacht wordt te participeren, gebeurd dit steevast of toch in hoofdzaak binnen de ‘vrije tijd’ van de werkende bevolking. Of het nu gaat om de begrafenis van een staatshoofd, verkiezingen, een grote betoging, monumentendag of wat dan ook . “Toch normaal”, zal u zeggen? Voor mij het ultieme bewijs van haar maatschappelijke irrelevantie, want enkel dienstig in economische zin. Een sociaal-maatschappelijk relevant evenement vindt plaats wanneer de noodzaak zich daarvoor stelt, niet wanneer het vanuit economisch standpunt even kan.

En mocht er al een sociale relevantie zijn, dan nog dwingt men zo het sociaal engagement zich enkel te manifesteren binnen het volgens de economische belangen bepaalde tijdstip; zijnde de ‘vrije tijd’. Het Evenement duldt geen pottenkijkers.

Merk ook op dat deze Evenementen pas als geslaagd worden beschouwd wanneer daar veel volk op af komt, niet zozeer dus wanneer zij slaagt of zou slagen in haar opzet.

Dat maakte bijvoorbeeld de Open Monumentendag -eveneens dit weekend!- nog maar eens duidelijk. Aan de vooravond van dit reeds zestienjarige Evenement raakt bekend dat het maatschappelijk en cultuurhistorisch belangrijk geachte circus Mahy te Gent zou komen te verdwijnen om plaats te maken voor een voordeliger, rendabeler gebouw. (Zie opinie-artikel daarover in dezelfde De Morgen van 09/1). Een ideetje van o.a. Gentse Schepen Geert Versnick (VLD, of wat dacht u?). En dan vraag je je af hoe lang zulke initiatieven nog moeten blijven duren vooraleer men het door heeft?

Zo nog zal de ijver waarmee de bevoegde minister voor Monumenten en Landschappen momenteel gebouwen meent te moeten beschermen als een boemerang in ons eigen gezicht terugslaan. In naam van de gemeenschap worden gebouwen, landschappen en stadsgezichten beschermd waarvan het beleid reeds op voorhand weet of zou moeten weten dat ze nooit haar engagement (delen in de kosten voor behoud, conservatie en restauratie) wegens geldgebrek zal kunnen nakomen. Een vergelijkbare situatie met het onroerend goed van de gemeenschapsscholen dringt zich op. De chronische ondersubsidiëring heeft in deze als enig doel de overname en of vernietiging van het gemeenschappelijk cultureel roerend en onroerend erfgoed door privébedrijven -of personen te bewerkstelligen.

Hoe moet het verder met Open Monumentendag?
Deze soap zal allicht de langstlopende televisiesoap in tijd voorbijsteken daar een debat, laat staan een beslissing over de financiële middelen én haar bestemming niet op het lijstje der mogelijkheden voor pottenkijkers staat in deze ‘democratie’.

En hoe ging het verder nog met OdeGand?
Het feest werd -hoe kan het anders- afgesloten met een knallend vuurwerk. Nadien was alles weer even stil als tevoor.