arch/ive/ief (2000 - 2005)

Congo-reportage / Beulen in Baraka
by Raf Custers Tuesday, Sep. 14, 2004 at 12:38 PM
raf@indymedia.be 0476-954290

In Baraka is het machinepark vernield: wat reed, is tijdens de oorlog gekannibalizeerd; wat benen heeft, is verkracht. De mensen praten er stil. Aan het meer draagt het water hun woorden. In de velden keuvelen ze van ver met elkaar, alsof ze in zichzelf staan te mompelen. Er zit nog altijd bijna geen motorlawaai in de weg. Maar ook: de beulen zijn nooit verontrust, ze hebben zelfs het bestuur in handen. Daarom praten de mensen stil in Baraka.

Achtergrond
In april en juni 2004 waren er weer Rwandese troepen in Kivu, Oost-Congo. Rwanda steekt de grens met Congo over, alsof Kivu zijn voortuin is. In Congo steunt het op de vroegere collaborateurs van de RCD, die hoge posten bezetten in het leger en het bestuur. Zij werken de politieke en militaire eenmaking van Congo tegen en destabiliseren voortdurend de streek.

* * *

Op papier liep de Congolese oorlog een jaar geleden af. Maar in Tanzania, aan de overkant van het Tanganika-meer, wachten nog altijd 120.000 vluchtelingen tot ze terug naar huis kunnen.
Pascal, een bundel spieren van 26, woonde met zijn vrouw in het kamp Lugufu. Hij dreunt zijn adres af zoals een gevangene zijn nummer: "Lugufu-1, A24, bloc 15, parcel 13". Begin 2003 hoorde hij dat zijn vader op sterven lag. Hij stak vanuit Tanzania het meer over naar huis vlakbij het stadje Baraka in de provincie Zuid-Kivu. Op 22 februari 2003 bonkten daar, in het holst van de nacht, onbekenden op de deur.

Pascal: "Er stormden zeven zwaar bewapende mannen naar binnen. Burundese rebellen, van de FDD. Ze eisten geld. Ze beukten met hun geweren op mijn borst. Ze sloegen me twee tanden uit. Toen hebben ze me verkracht. Ils m'ont coïté, ze speelden met me als met een pion de dames. Toen mijn vrouw in het kamp hoorde dat de Forces Négatives me hadden verkracht, vroeg ze de scheiding aan. De mensen roepen me na op straat: de hoer van de FDD! Het gaat niet goed in mijn kop, ik word er gek van".

Alles is Pascal kwijt, zijn eer, zijn gezin, zijn kleren en de zak met 1 kilogram goud die zijn vader hem gaf. In de hele streek zit er goud in de grond. Er wordt zo wanhopig naar gezocht dat de Mutambala-rivier aan de monding verstopt is met het slib dat in de bovenloop is omgewoeld.

* * *

In de velden boven Baraka Toen Artsen zonder Grenzen in augustus 2003 een noodkliniek opende in het vroegere nonnenklooster van Baraka, begon de organisatie ook met tellingen. Sindsdien lieten zich daar 700 slachtoffers van sexueel geweld verzorgen en registreren. Maar hoeveel mensen durven zich niet te melden of wonen te ver weg om de kliniek te bezoeken?

Yowa, een vrouw van 40, is afschuwelijk toegetakeld op het schiereiland Ubwari, vlak tegenover Baraka. Ze toont de brandwonden op haar handen en benen.

Yowa: "Omdat ik me heftig tegen mijn beulen verzette, staken ze hun messen en geweerlopen in het vuur. Daarmee hebben ze mijn vel verschroeid. Toen hebben ze me verkracht". Met tien vrouwen waren ze opgesloten in één huis. Allemaal ondergingen ze dezelfde foltering.

Alisa telde, voor ze het bewustzijn verloor, zeven verkrachters. Ze is maanden blijven bloeden, haar regels vonden pas hun cyclus terug toen ze eindelijk van een arts in Baraka medicijnen kreeg. Twee jaar later kan ze nog met moeite op haar benen staan. Ze bindt haar pagne strak rond haar lijf om te kunnen lopen.

* * *

Kivu ligt in het oog van de storm die Oost-Congo nu al tien jaar teistert.

In 1994 stroomden honderdduizenden Rwandezen binnen, velen met bloed aan hun handen van de genocide. In september 1996 begon iets noordelijker de opstand tegen dictator Mobutu. Laurent-Désiré Kabila kwam aan het hoofd van de opstandelingen, in mei '97 werd hij in Kinshasa president. Veel respijt kreeg Kabila niet. In augustus 1998 probeerden Rwanda en Uganda hem met een militaire invasie uit het zadel te lichten. Dat mislukte. Ze bezetten wel de grensprovincies Noord- en Zuid-Kivu en van daaruit de helft van Congo. In de bezette gebieden hielden ze onmenselijk huis, steunend op het verraad van zogenaamde Congolese rebellen. Ook Burundi stuurde bezettingstroepen. In 2002 had de oorlog in Congo al 3,5 miljoen mensenlevens gekost.

De Kivutiens zijn berucht voor hun eigenzinnigheid. Onder Mobutu, toen de staat in Oost-Congo vermorzelde, dopten ze hun eigen bonen geholpen door een lappendeken van lokale organisaties. Er zijn profiteurs bij, die azen op de subsidies van de donoren. Maar andere basisgroepen verdienden hun strepen in het civiele verzet, eerst tegen Mobutu, dan tegen de bezetter.

Marie-Noël Cikuru van het hulpcentrum Olame voert vanuit de provinciehoofdstad Bukavu campagne voor de rechten van de vrouwen.

Marie-Noël Cikuru: "In Kivu zijn verkrachtingen geen ordinair geweld van mannen tegen vrouwen; ze gebeuren systematisch en gericht, ze zijn een echt strategisch wapen. Er zijn dorpen waar je geen enkele vrouw vindt die niet is verkracht. Maar bij ons is de vrouw de motor van de familie. Kunt u zich inbeelden wat dat teweegbrengt? Vele honderden individuen met zware fysieke letsels, nachtmerries en psycho-somatische klachten, die uitgestoten worden, die niet meer kunnen werken? Dat betekent dat het hele sociale weefsel ontrafelt".

Operatie Schone Borden, zo noemt Cikuru één taktiek van de militairen. De hoogste in rang bediende zich eerst en schoof zijn slachtoffers dan naar de ondergeschikten door, als een bord dat nog niet is leeggegeten.

Bameniyaribisha, zeggen de vrouwen in het Swahili: ik ben vernield. Dat soldaten met AIDS zijn uitgestuurd om vrouwen te besmetten, dat kan Marie-Noël Cikuru niet bevestigen. Maar ze weet wel dat de AIDS-gevallen toenemen met de verkrachtingen.

* * *

Klaar om naar het veld te gaan In augustus 2003 was Baraka een spookstad, nu wonen er alweer 13.000 mensen. En ook hier doen de NGO's van zich horen.
Jeanette Abau'ya bundelde maar liefst 23 vrouwenorganisaties in de Fédération des Femmes pour le Développement. Zij kapte met haar job in het onderwijs, omdat ze jarenlang niet betaald was. Om haar gezin van acht te onderhouden, werd ze cultivatrice. Ze deelt het harde leven van de vrouwen op het land, maar houdt zich als vrijwilligster ook met de vrouwenbelangen bezig.

Madame Jeanette: "Bij ons dienen vrouwen om te werken, het zijn machines. Een man betaalt een bruidschat voor een vrouw, hij koopt haar om te werken. Als ze niet meer kan werken, gooit hij haar weg. Veel vrouwen zijn na hun verkrachting verstoten. Ze zijn niks meer waard. En de daders worden niet gestraft".

Als de daders ter sprake komen, dan gaan de mensen fluisteren. Ze beschuldigen de rebellen van de FDD omdat die geen kwaad meer kunnen doen; ze zijn intussen naar Burundi zijn teruggekeerd en zitten er zelfs af en aan in de regering. Maar hebben zij werkelijk al de terreur op hun geweten?

Achter gesloten deuren klinkt een ander verhaal. In Baraka zie je enkel militairen van de RCD, de vroegere rebellen. Ze zijn niet van de streek. Ze hebben de huizen ingepikt van de mensen die gevlucht zijn. Ze krijgen geen soldij en stelen hun eten bij de bevolking. Op de velden rukken ze de maniokplanten uit. Veel vrouwen zijn op het veld verkracht en kunnen of durven er niet meer gaan werken.

Madame Jeanette: "De vrouwen leven van de producten van het veld. Maar vrouwen die op het veld verkracht zijn, hebben schrik en blijven thuis. Hoe gaan ze hun kinderen te eten geven?".

* * *

De methodisten-predikant maakt zijn naaste buren elke ochtend met brutaal klokkegelui wakker. Kort voor zes uur geeft hij de stalen gasfles een pak slaag, die naast zijn huis aan een boom hangt. Het lawaai gaat door merg en been. De andere sektes doen niet onder:  vijftig kerken telt Baraka die allemaal met elkaar wedijveren voor de zielen en de giften van de gelovigen.

Aan de rand van de bebouwde kom staat een tiental mensen klaar om naar de velden te gaan. Vrouwen met machetes en jerrycans, en manden die ze met een riem rond hun hoofd op hun rug dragen. Mannen met een hak bengelend over hun schouder.

Een vrouw: "We lijden honger, er valt niets meer te oogsten. Maniok heeft een jaar nodig om te groeien, maar hier worden de struiken na 2-3 maanden uitgerukt".
Een vrouw: "Het zijn de militairen die de maniokstruiken ontwortelen en wegslepen. Om zelf op te eten of om te verkopen? dat weten we niet? We gaan naar het veld omdat we niet anders kunnen. Er is geen veiligheid, maar we hebben honger".

Maniok wordt schaars, de prijzen schieten omhoog.

Madame Jeanette: "Eén kilogram bloem kost nu bijna vier keer zoveel als een jaar geleden. Voor vier tubercules van een onderarm lang betaal ik nu 200 FC tegen 40 tot 50 FC vroeger. Met vier zulke wortels kan ik vijf mensen één maaltijd geven. Maar we hebben acht kinderen! Chez nous, il n'y a pas de déjeuner, il n y'a pas de souper, on dine seulement, et puis on dort".

Het basisvoedsel komt nu van elders, maniokbloem uit Uvira, 86 kilometer naar het Noorden; maniokwortels komen van de overkant, van het schiereiland Ubwari. Waarom blijven de teelten op Ubwari intakt? Madame Jeanette dimt haar volume: "omdat daar de autochtonen besturen".

* * *

Het schiereiland Ubwari recht zijn ruggegraat: vlak achter het dorp Kabanga rijzen zijn flanken steil omhoog. Tegen de hellingen plakken overal percelen en akkers.

Eén witgeschilderd gebouw in het dorp: de kerk; haast geen bakstenen huizen, wel veel tochtige hutten van vlechtwerk en gedroogde klei. Onder één van de wijdlopige mango-bomen hebben de vrouwen maniokknollen uitgestald, op een plank op borsthoogte zodat ze zelf - het hoofd tussen de ellebogen - kunnen rusten.

De capita Chenga M'Unda Batu klinkt bitter. "Heeft mijn dorp soms iets misdaan", vraagt hij, waarom heeft het zolang geduurd voor de verplegers van Baraka ook eens met hun boot tot hier kwamen. Andere notabelen komen erbij zitten.

Azanga Sahidi draagt een fleurig hemd maar ook - als enige in het gezelschap - legerlaarzen die bovendien netjes geblonken zijn. Hij stelt zich voor als luitenant van de Mayi-Mayi.

Azanga Sahidi: "We moeten in deze sector samensmelten met de militairen van de RCD. Maar dat zal nooit lukken zolang Rwanda zich niet definitief terugtrekt uit Congo. Rwanda beschouwt Kivu als zijn voortuin. Het heeft de RCD geïntoxiceerd met une mauvaise morale. Zij hebben de slachtingen aangericht in Makobola, in Mwendiga, in Kasika; zij hebben mensen levend verbrand in hun huizen, vrouwen verkracht. Voor wij kunnen samensmelten met de RCD-milities, moet eerst die Rwandese ideologie uitgewist".

Ilunga Mande animeert hier de PPRD, de partij van president Kabila. Ilunga Mande: "Rwanda komt en gaat in Congo, omdat het op de Banyamulenge steunt".

Daar heb je die etnische vete weer, ze gaat terug op twisten over land en vee. Maar de Banyamulenge zijn Congolese tutsi, en Rwanda heeft een aantal van hen militaire training en hoge functies in de Rwandese hiërarchie gegeven. Zij hebben onder de oorlog de repressie tegen de partizanen van de Mayi-Mayi aangevoerd. En nu zijn ze - zoals Antoine Musasilwa in Baraka - bestuurder van de RCD.

Dorpschef Chenga M'unda Batu: "Iedereen mag nu zogezegd vrij reizen. Maar in Baraka worden we bedreigd door de agenten en militairen van de RCD. Ze hebben een bureau op de beach; als we daar aankomen, worden we afgeperst en vernederd. Onze mensen gaan ginds maniok verkopen. Maar ze worden uitgescholden. Zopas nog is iemand van hier met een zieke naar Baraka overgestoken in een prauw. Hij heet Emile Mulelwa. Ginds hebben ze hem in de cel gestopt, omdat hij een Mayi-Mayi zou zijn. Ik zeg het u: de oorlog is naar het schijnt voorbij. Maar de rebellen zijn geen haar veranderd".

Dat er ook Banyamulenge tégen Rwanda vechten, soms in alliantie met de Mayi-Mayi, dat durven de autochtonen van Baraka en Ubwari al eens vergeten.

* * *

Op een avond, terwijl de vleermuizen uitzwermen, vertelt één van de gardiens over de Mayi-Mayi: de milities die de gronden van de voorvaderen verdedigen. Baraka  is hun bakermat. Volgens het volkse bijgeloof gebruiken ze een arsenaal van rituelen en magische pantsers die hen onkwetsbaar maken voor de kogels van de vijand. 

In 1964 activeerden de mensen in de streek van Baraka om politieke redenen hun Mayi-Mayi-milities.
Ze sloten zich aan bij de opstand van de Simba's, de volgelingen van de eerste premier van Congo, Patrice Lumumba, die begin 1961 was vermoord.

Achter de katholieke missie van Baraka zit nog altijd een pantserwagen tot aan de koepel in het zand. Een speeltuig voor de kinderen, alle kentekens zijn weggevlakt.

"Die was van de Zuid-Afrikanen", zegt de gardien, "die Mobutu in '64 kwamen helpen. We noemden hen de Fockoffs. Toen die militaire kolonnes kwamen, zijn wij naar Kitchula gevlucht. We zijn pas in 1967 teruggekeerd".

Van dan af stond het Territoire de Fizi, waarvan Baraka het tweede stadje is, bekend als Zone Rouge. De gardien: "In 1971 zijn de para's van Mobutu gekomen onder leiding van majoor Mobongobi. Mobongobi était un criminel. Hij heeft veel mensen vermoord".

In 1996 werden andermaal Mayi-Mayi-milities opgericht, dit keer omdat Rwandezen en  Banyamulenge de opstand tegen Mobutu aanvoerden. Twee jaar later, na de invasie uit Rwanda, kozen de Mayi-Mayi de kant van de regering van Kabila en ze begonnen een partizanenoorlog. Hun bolwerk was het platteland rond Fizi, Baraka, Uvira, terwijl de collaborateurs van de RCD de stadjes bezetten en terreur zaaiden in de dorpen.

* * *

Politie-chef Bakari van de RCD in Baraka verbiedt ons vragen te stellen over de lokale politiek. Hij wil elke dag op voorhand ons programma op papier, en hij stuurt een waakhond mee, agent Jean-Claude van het Département de Sécurité et de Renseignements. Deze "stille" komt uit Bas-Congo, aan de andere kant van het land, en heeft de knepen van het vak onder Mobutu geleerd. Hij zeurt om geld, "want als ik niets te drinken heb, ben ik de volgende dag niet in vorm". In vorm betekent: zure alcoholwalmen en oogballen die zwemmen in rood vocht. Jean-Claude is een blok aan het been. Met hem erbij, zijn de mensen dubbel op hun hoede.

Maar op een zaterdag regent het pijpestelen en gooien we het programma om. We geven Jean-Claude vrijaf, hij waggelt weg naar zijn nest.

De PPRD van president Kabila heeft ook in het hol van de leeuw een afdeling. Het partijlokaal ligt in de hoofdstraat tegenover de taxihalte van Baraka-Express. Het druppelt langzaam vol met een paar bestuurders en militanten. Tegen de achterwand een staatsieportret van president Jozef Kabila.

Lubango Milunga, de secretaris: "Dit is RCD-gebied. Ze doen hier wat ze willen. De militairen bezetten de palmplantages, hier 12 kilometer vandaan in Katanga, en in Mboko. Niemand durft te reclameren".

In december 2003 wilde de PPRD een meeting houden. Antwoordt Antoine Musasilwa, de bestuurder: wacht daarmee tot aan de verkiezingen, in 2005. Dus: geen meeting! De partijsecretaris neemt er de Congolese grondwet van april 2003 bij, artikel 11, waar toch duidelijk te lezen staat dat politieke partijen vrij hun activiteiten mogen uitoefenen.

Op 16 januari, verjaardag van de moord op president Kabila, was het weer prijs. Iedereen mag dan thuisblijven. Maar de ambtenaren van de RCD gingen werken en bovendien verplichtten ze de bevolking mee te doen aan een actie van collectieve arbeid zoals destijds onder dictator Mobutu.

De secretaris toont een interne RCD-nota van 27 december waarin bestuurder Antoine Musasilwa zegt dat de Mayi-Mayi zich met hutu-extremisten aan het versterken zijn en dat het dus een bijzonder slecht idee is om zijn militairen in Baraka door Mayi-Mayi-militairen te vervangen, zoals nochtans door de legerhiërarchie is bepaald.

"Dit is je reinste Zwarte Propaganda", zegt Lumina Kambi, de PPRD-voorzitter in Baraka. "Hier is geen iota van waar. Waarom verzint Musasilwa zoiets? Omdat hij wil voorkomen dat de RCD zijn postjes verliest en ze de mensen geen geld meer kunnen afpersen. Maar wat nog zwaarder weegt: Rwanda beschouwt Kivu als zijn grondgebied, en om hier voortdurend te kunnen binnenvallen, hebben ze steunpunten nodig. Daarom werken ze de politieke en militaire eenmaking in Congo tegen".

* * *

In het operatie-kamertje van het ziekenhuis van Baraka maakt dokter Idi Mwanasumba de dienst uit. Hij krijgt veel hernia's onder het mes, van mensen die hard labeur presteren, "gouddelvers en vissers, maar ook vrouwen met een kind op hun rug en zware lasten op hun hoofd". Hij ziet ook veel enorme abcessen "waar de mensen soms al jaren mee rondlopen terwijl je dat met één simpele prik kunt genezen".

Artsen snijden graag. Ze peuteren in mensenvlees zoals de tuinier in een perk. Dokter Idi is geen uitzondering. Over zijn stiel vertelt hij zonder aansporing. Maar als het over de oorlog gaat, wordt de dokter moedeloos.

Dokter Idi: "ik heb weinig hoop.Ik geloof niet dat de verantwoordelijken aangehouden worden. Niemand staat boven de wet. Maar hier zijn het hoge personaliteiten, de meesten zitten in de regering. Het is moeilijk om hen aan te houden en te veroordelen".
 
U bedoelt de leiders van de rebellen die nu vice-president zijn?

Dokter Idi: "We weten dat de verantwoordelijken van misdaden in het Oosten en de Evenaarsprovincie in de regering zitten. Men heeft met hen moeten onderhandelen om tijdelijk weer vrede te krijgen. In die zin zal het moeilijk zijn hen te vervolgen. Anders nemen ze opnieuw de wapens op en herbegint de oorlog".

Kunt u namen noemen?

Dokter Idi: "We kennen hen. Het zijn de leiders van bepaalde politiek-militaire organisaties. Maar om veiligheidsredenen noem ik hen liever niet".

Raf Custers