[Observatiemissie Palestina & Israël] Landroof in Nazareth by Tobias Van Os Saturday, Aug. 14, 2004 at 11:20 AM |
Nazareth, maandag 2 augustus 2004, 13.30 uur. In het kantoor van de Arab Association for Human Rights (HRA) worden we onthaald op bladerdeegbroodjes gevuld met kaas en met kardemom gearomatiseerde koffie. HRA wil de Israëlische Palestijnen informeren over hun status in Israël. Daarnaast maakt de organisatie rapporten over de schendingen van de rechten van de Palestijnse burgers in Israël en doet ze op internationaal niveau aan beleidsbeïnvloeding op basis van die rapporten.
Ghanim Habib Allah, mensenrechtenactivist, journalist en vrijwilliger bij HRA, geeft ons een bondige historische inleiding in de situatie van de Palestijnen in Israël. Vanaf de uitroeping van de staat Israël door David Ben Goerion in 1948 tot vandaag deelt hij hun geschiedenis in 4 fases in. Allereerst was er de oorlog van ’48 tussen Israël enerzijds en de Palestijnen en de Arabische legers anderzijds. Door tientallen slachtingen onder de burgerbevolking en door de verwoesting van meer dan 400 dorpen werd de meerderheid van de Palestijnse bevolking in wat op het einde van de oorlog Israël werd (78 % van het voormalige Brits mandaatgebied Palestina), op de vlucht gedreven. Dit betekende voor de Palestijnen in Israël de bruuske overgang van een demografische meerderheidspositie (ca 2/3 van de totale bevolking) naar een minderheidspositie (170.000 tegenover ca 600.000 joden). Israël noemde zichzelf van in het begin de enige democratie in het Midden-Oosten en zou dus de rechten van de minderheden respecteren.
In de tweede fase, van 1949 tot 1966, leefden de Palestijnse Israëli’s onder een militair bewind. Het leger werkte met pasjes die de Palestijnen moesten aanvragen voor allerlei dagelijkse bezigheden zoals het uitoefenen van een job etc. Gedurende deze periode werd het merendeel van het land, eigendom van Palestijnen, geconfisceerd. Het was de bedoeling de Palestijnse Israëli’s het leven zó zuur te maken dat ze “vrijwillig” Israël zouden verlaten, aldus Ghanim. Op alle vlakken werden ze gediscrimineerd: werk, onderwijs, sociale voorzieningen...
Het einde van het militaire gezag over de Palestijnse Israëli’s valt zo goed als samen met de 6-daagse oorlog van 1967. Voor Ghanim begint hier de derde fase. Ze zal duren tot 10 oktober 2000. Ghanim onderscheidt vier types van discriminatie waaronder de Palestijnse Israëli’s te lijden hebben. De Wet op de Terugkeer geeft alle joden ter wereld het recht terug te keren naar “Eretz Yisrael”, terwijl diezelfde wet zo goed als alle Palestijnen dat recht ontzegt. Deze wet, die één van de grootste struikelblokken voor een rechtvaardige vrede met de Palestijnen betekent, is een voorbeeld van juridische discriminatie. Een tweede type noemt Ghanim de indirecte discriminatie. Aan de legerdienst worden bijvoorbeeld heel wat sociale voordelen gekoppeld. De Palestijnse Israëli’s mogen wel in het Israëlische leger dienen (het is geen verplichting zoals voor de meeste joden in Israël), maar de grote meerderheid doet dat (uiteraard) niet omdat ze dan hun eigen volk in de Bezette Gebieden onder de knoet moeten houden. De institutionele discriminatie beschouwt Ghanim als een derde categorie. Zo krijgen de Palestijnse gemeentes en steden in Israël een veel kleiner budget dan de joodse. De discriminatie louter op basis van ethniciteit, door Ghanim “general discrimination” genoemd, sluit het droeve rijtje af. Daaronder vallen bijvoorbeeld willekeurige arrestaties en de absolute weigering om Palestijnse parlementsleden aan de regering te laten deelnemen.
De dood van dertien Palestijnse Israëli’s op 10 oktober 2000 luidt de huidige fase in. Die dag liepen de ongelukkigen mee in een solidariteitsbetoging met de Palestijnen in de Bezette Gebieden (Westbank en Gazastrook). De politie – waaronder sluipschutters – opende het vuur met het trieste gevolg. Sindsdien werden er in Israël nog 16 Palestijnen gedood in verschillende demonstraties. Uit een recente opiniepeiling uitgevoerd door de universiteit van Haifa, zou blijken dat momenteel 64 % van de joodse Israëli’s achter de idee van een ‘transfer’ (het in Israël courant gebruikte eufemisme voor etnische zuivering) van alle Palestijnse Israëli’s staat. Volgens Ghanim zou zelfs 72 % van de joodse jongeren tussen 16 en 25 die idee genegen zijn. De toekomst ziet er rooskleurig uit...
Nour, onze onbetaalbare chauffeur, gids en tolk, wacht ons al op voor de deur van het HRA-kantoor. Ghanim zal ons gedurende het volgende uur door Nazareth – met 70.000 inwoners de grootste Palestijnse stad in Israël – en door het joodse Nazareth-Illit gidsen. In 1948, ’56, ’63, ’67, ’76 en ’91 werden gronden van Nazareth en de omliggende dorpen onteigend ten voordele van Nazareth-Illit (de bouw daarvan begon in 1956). Het argument voor alle onteigeningen: de gronden moesten dienen voor het gemeenschappelijk belang. De eigenlijke bedoeling is echter een joods demografisch overwicht in Galilea te creëren, zo zegt Ghanim.
Vanop de heuvel waarop Nazareth-Illit is gebouwd, hebben we een mooi uitzicht op de omliggende Palestijnse dorpen en op Nazareth. Het contrast tussen de joodse stad en de Palestijnse is groot. Perfect onderhouden, brede asfaltwegen tegenover hoofdzakelijk smalle straten vol putten en bulten. Veel geïrrigeerd groen tegenover een gebrek aan open ruimte. Ruime – soms ongebruikte – sport-, sociale en culturele faciliteiten tegenover een erg beperkt aanbod daaraan. Door de veelvuldige landconfiscaties zitten Nazareth en zijn Palestijnse buurgemeentes zowat overal aan hun limiet voor natuurlijke uitbreiding. Het weinige groen dat er nog staat, laat nog wat inbreidingsruimte over, maar de constructie van extra huizen zal de leefbaarheid van deze gemeentes (uiteraard) niet ten goede komen.
De praktijken die Israël hier hanteert ten aanzien van de Palestijnse bevolking, lopen gedeeltelijk parallel met wat het in de Bezette Gebieden uitvoert, of beter aanricht: de inbeslagname van land voor de constructie van joodse nederzettingen en de aanleg van wegen die barrières opwerpen voor de natuurlijke uitbreiding van de Palestijnse dorpen en steden én die hen van elkaar isoleren. Kortom: de ‘verovering’ van zoveel mogelijk land op de Palestijnen. Belangrijke verschillen tussen beide groepen Palestijnen zitten in de uitermate sterke beknotting van de bewegingsvrijheid in de Bezette Gebieden en de brutale militaire repressie. De Palestijnse Israëli’s daarentegen hebben de kans zich via juridische weg te verdedigen tegen hun discriminatie (ook al trekken ze bijna altijd aan het kortste eind).
De honger naar steeds meer land en de angst van de grote meerderheid van de joden in Israël om (opnieuw) in een minderheidspositie te komen, belooft weinig goeds voor de Palestijnse Israëli’s.