arch/ive/ief (2000 - 2005)

Omtrent het grote en het kleine blok
by gert Sunday, Jun. 20, 2004 at 11:29 PM

We mogen ons vandaag ook niet blind staren op het “succes” van het Blok, we moeten weten wat we willen, en met “we” bedoel ik onverkort de bevolking van dit Belgenland, legaal of niet.

Omtrent het grote en het kleine blok

(opgelet: een veel te lange tekst, maar de tijd dringt. Ook geen eenvoudige tekst maar de situatie is dat evenmin. Bovendien is het vermoedelijk een kleine minderheidspositie maar dan wel een die zich voluit ten dienste wil stellen van de gemeenschap)

Een ware stortvloed van verontwaardiging, dikwijls ook verbijstering, en hier en daar aanzetten tot het zoeken naar een constructieve of toch minder ongemakkelijke houding, dat is wat een week na de verkiezingen overal te lezen valt. Ik vrees dat ik er mijn steentje aan moet bijdragen.

Een prima overzicht van hoofdzakelijk ‘progressieve’ reacties staat nu te lezen op Indymedia, waardoor dit onafhankelijke kanaal haar waarde bewijst. Er valt echter veel te veel te zeggen over die opinies om in een eerste reactie zelfs maar een begin ervan te maken. Laat me een andere wat minder onafhankelijke bron gebruiken om enkele zeer algemene zaken onder woorden proberen te brengen. (Mijn gedachten zitten onvermijdelijk in een permanente chaos en ik hoop dan ook enkele hulpzame reacties te kunnen losweken.)

De Standaard van dit weekend laat een hele reeks reflecties op de voorbije vlaamse verkiezingen lezen. Het meest interessante artikel is daarbij hetgene waarin de zogenaamde Raad der Wijzen die na de Zwarte Zondag van ’91 op verzoek van (naar verluid) Frank Vandenbroecke werd bijeengeroepen de situatie kort toelicht.

Het meest opmerkelijke is misschien wel de positie die (tv-vedette en) wetenschappelijk expert Kris Deschouwer te kennen geeft. Niet enkel meent hij dat het cordon sanitair contraproductief werkt, hij sluit zich ook volmondig aan bij Roland Duchâtelet van Vivant die stelt dat de vraag niet langer is of het Blok mee mag besturen, maar dat de vraag nu is wanneer dat zal gebeuren. Let op, hier zijn wel degelijk argumenten voor te verzinnen, waarvan sommigen ook redelijk kunnen worden genoemd. Nochthans is het van democratisch levensbelang deze houding met de meest scherpe bewooringen te veroordelen.

Het is overigens een citaat van Deschouwer die hier de kans voor een verduidelijking aanbiedt: “De stellingenoorlog heeft lang genoeg geduurd. En hoe langer hij aansleept, des te moeilijker de heropbouw wordt. Het is hoog tijd dat iemand de loopgraven verlaat.”

Hier (en het zal me zelden overkomen) ben ik het letterlijk eens met Deschouwer, maar voordat ik daar verder op kan ingaan, moet ik wijzen op het bizarre van niet zozeer de uitspraak, als van wie ze in de mond neemt. Is het niet bij uitstek Deschouwer die als wetenschapper wordt geacht zich een meer afstandelijke positie aan te meten, en hier zowaar een revolutie komt te preken of als moegevochten strijder van het eerste uur er de brui aangeeft? Er zijn tenslotte maar twee manieren om de loopgraven te verlaten. Ofwel geef je je gewonnen (dood of levend), ofwel ga je in de frontale aanval. Kiest Deschouwer hier door het relativeren van de kwalijke gevolgen van een mogelijke deelname aan de macht van het Blok om dan meteen maar te capituleren? Ja, zoals blijkt. En zit hij daarbij niet precies op wat schijnbaar de lijn van is van de politieke goegemeente? Wil hij, zoals nu velen hardop durven zeggen, dat we het Blok maar meteen mee in het bad moeten sleuren? Hij zegt nochthans een vrees te hebben voor het Oostenrijkse scenario. (In tegenstelling tot wat een aantal mensen beweren is de Oostenrijkse aanpak een overduidelijk rampscenario). Zit er hier geen bizarre contradictie of is er op de één of andere manier nog kop en staart aan te zetten?

Het gaat me hier echter niet om de positie van Deschouwer zelf, dat is uiteindelijk zijn persoonlijke zorg, maar de vreemde combinatie van citaten die hem in dit artikel worden toegedicht, geven de zeldzame kans via enkele eenvoudige en eerder voor de hand liggende vragen een diepere problematiek aan te snijden waarmee het politieke landschap wordt geconfronteerd.

Terug naar bovenstaand citaat: om welke stellingenoorlog gaat het hier dan wel? Voor een belangrijk deel verwijst dit alleszins naar het cordon sanitaire. Dat cordon wordt, moedwillig of niet, vooral misbegrepen als een uitzonderingstoestand. Ook al is de naam ervoor ongelukkig gekozen (dat ‘ongelukkige’ verraadt op zich wel waar het in wezen om gaat), een afspraak onder een aantal politieke partijen om niet met een andere partij samen te werken is minstens even democratisch te noemen als verkiezingen of een stemming in een parlement. Dat er niet openlijk en voortdurend met dergelijke cordon’s wordt gewerkt, is verder ook niet geheel waar. Tenslotte, staat het elke politieke partijen vrij zich strak en principiëel aan een aantal breekpunten te houden.

Het cordon rond het Blok ligt tenslotte helemaal niet zozeer rond dat Blok, dan wel rond wat we sindsdien meer en meer de “democratische” partijen zijn moeten gaan noemen. Hier zit precies het interessante aan die naam en de theatraliteit van het cordon. Het is “sanitair” in die zin dat het een soort van geestelijke gezondheid zou moeten vrijwaren: het belooft zo niet een therapie dan wel een zekere loutering, maar in de perverse formulering van die belofte zijn noch het therapeutische noch het louterende zelf toegelaten: het bestaan en vooral het succes van het Blok maakte het meer dan tien jaar geleden blijkbaar noodzakelijk voor alle andere partijen om zich vooral ‘democratisch’ te blijven noemen en al zeker de confrontatie niet aan te gaan met de grenzen en gebreken van de liberale democratie, van hun eigen mogelijke legitimiteit. Het cordon is met andere woorden niet meer of minder dan een bezwering van de onappetijtelijke confrontatie met het eigen democratische tekort van politieke partijen en van het politieke bestel zoals dat zich sinds de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld. Het gaat vandaag, zoals gisteren, dus niet om een strijd tussen het Blok en de andere politieke partijen, het gaat wel degelijk om het overleven van de democratische aspiratie. Is het niet zo dat het geslachtofferd zijn door dat cordon, gedeeld wordt door zowel het Blok als door de drie traditionele politieke families, en dat ze daar alle vier vooral garen bij proberen te spinnen?

Kort gesteld komt het er steeds op neer dat indien het in vraag stellen van de democratische verworvenheden taboe wordt, dat je dan nog bezwaarlijk van een democratische betrachting kan spreken. “Onze democratie kan tegen een stootje” stelt Deschouwer dan ook ondubbelzinnig. Ik vrees dat dit slechts een zeer oppervlakkige en vooral ondemocratische inschatting is van de democratische belofte. Mark Elchardus, ook niet de eerste de beste expert, volgt deze in mijn ogen zeer gevaarlijke lijn: “De tripartitie die nu op stapel staat, wordt de laatste centrum-linkse regering, vrees ik. Daarna komt een veel rechtser beleid dat brugpensioenen schrapt, snoeit in de ziekteverzekering en de arbeidsvoorwaarden beknot. Dat wordt wennen voor de mensen. Pas achteraf zullen ze beseffen hoe verwend ze zijn geweest.”

Vanwaar komt die redelijk waanzinnige bewering toch steeds dat we de afgelopen decennia ook nog maar een matig linkse partij hebben gehad? Vanwaar komt het dictaat dat het ‘gat in de politieke markt’ al lang aan de rechterzijde ligt? Is er nood of, is er pakweg de voorbije vijftig jaar ooit een gebrek geweest aan grote rechtse partijen in dit land? Als je al van een politieke markt kan spreken (of gewoon durft te spreken, want het blijft een bijzonder wansmakelijke gedachte) moet het zonneklaar zijn dat de werkelijke vraag overdonderend één is voor tenminste de aanwezigheid van een links (en democratisch) alternatief. Het “signaal” van de kiezer, inclusief dat kleine miljoen is precies dat we te weinig waardige democratie kennen.

Het is ongeveer juist dat alle grote partijen (en nu duidelijk ook het Blok) op één tegeltje staan te dansen maar dat tegeltje ligt niet in het centrum, het ligt behoorlijk rechts, is vooral liberaal en moet ondubbelzinnig “vlaams” zijn (wat dat ook moge betekenen). Als dat spel niet wordt meegespeeld, ben je zogezegd niet geloofwaardig, ben je officiëel ter kwader trouw. De vraag zoals politieke-marktspecialisten die denken te meten is niets anders dan het dictaat van het (effectief rechtse) aanbod.

Met andere woorden is het doorslaggevend vandaag in de eerste plaats te wijzen op het systemische aspect van deze anti-democratische verkiezingsresultaten. Als je politiek tot een marktgegeven herleidt, de samenleving enkel op basis van enkele facultatieve principes en normen, van louter individuele rechten en vrijheden wil begrijpen, kan je moeilijk anders verwachten dan dat de verwachtingspatronen van de bevolking navenant zijn. Het gaat dus niet louter om de gebruikelijke politieke strijd, in de eerste plaats gaat het om het verdwijnen (omdat het langdurig en systematisch werd ondermijnt) van gewoon sociaal gedrag.

Eén belangrijk aspect van deze typische misvatting omtrent het politieke landschap, inclusief de loopgraven, heeft dus veel te maken met het automatisme waarbij links wordt vereenzelvigd met progressief en rechts met conservatief. Ooit was deze dubbele koppeling misschien relevant, vandaag is ze dat alleszins niet. De toekomst van links ligt naar mijn inschatting vooral (zij het niet uitsluitend) in de conservatieve positie en dan heb ik het niet zozeer over het bewaren, conserveren van sociaal-economische of zelfs democratische verworvenheden, maar in de eerste plaats in het aanvaarden van het mogelijk nog bestaan van een aanvoelen van wat juist en goed, gepast of beschaafd gedrag is bij de brede bevolking. (Ik geef toe dat het er niet de schijn naar heeft, maar het gaat hier in de eerste plaats om de mogelijkheid, het vermogen, eerder dan de schijnbare feitelijkheid).

In gelijke zin moet gewezen worden op het feit dat de progressieve positie reeds meer dan een eeuw al te strak vasthoudt aan ondertussen sterk voorbijgestreefde doelstellingen. Het is uitdrukkelijk de progressieve houding die reeds lang bij uitstek systeem-bevestigend optreedt en systematisch constructieve of werkelijk vernieuwende houdingen ondermijnt. De progressieve houding is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de sterke individualisering, atomisering, zeg maar desintegratie van de samenleving, en precies in die zin is ze ook uitdrukkelijk rechts te noemen. De progressieve houding is gedegenereerd naar het eisen van niet meer dan een stukje van de taart, terwijl een linkse positie steeds de aanspraak op universaliteit heeft overgenomen van dat deel van de samenleving dat geen deel van de samenleving uitmaakt (wat men vroeger het proletariaat noemde). (Niet geheel toevallig is dat ook precies wat de katholieke houding zou moeten uitmaken). Voor links is het steeds zaak geweest de taart zelf ook te veranderen, te verbeteren, zeg maar smakelijk of gewoon verteerbaar te maken.

Dat progressieve is ook duidelijk terug te vinden als de boventoon van letterlijk alle politieke partijen vandaag (en ik benadruk graag dat dit ook, zij het niet onproblematisch, het geval is voor de CD&V). Voor de meeste progressieven is het niet langer enkel zo dat indien iets kan, dan het dan ook mag, nee, voor de meest progressieven moét het dan meteen ook. Dat is een houding die minstens twee en een half miljoen stemmen haalt vandaag. Dit is niets anders dan de natte droom van het harde, rechtse liberalisme, en geeft een indicatie van het werkelijke potentiëel van extreem-rechts. Het is een moeten dat niet ingegeven is door enige gemeenschappelijke praktijk, maar door louter een lauwe (en in technische zin pornografische) fantasie. Precies in deze betekenis heeft het dan ook zin het Blok niet zozeer als een rechts-conservatieve partij te omschrijven, maar als een rechts-progressieve partij: hun belofte is uiteindelijk de absolute promiscuïteit, dat je mag doen wat je wil, zolang datgene wat je wil maar precies datgene is wat de markt (het Blok) je dicteert (de ‘politiek correcte’ versie daarvan is dat je mag doen wat je wil, zolang je de ander maar geen schade aanricht). Mocht je hier vandaag nog een weerstand tegen voelen, ben je in werkelijke zin conservatief. Dan kom je op voor de mogelijkheid, of zelfs de noodzaak van een zeker fatsoen, van een menselijke waardigheid, en dan betekent het dat je ergens aanvoelt dat je eigen kleine ego niet het uiteindelijke summum is waaraan alles en iedereen desnoods aan mag worden opgeofferd.

Een tweede belangrijk aspect van de nu typische voorstelling van zaken heeft te maken met het blindstaren op het succes van het Blok. Zoals ik hierboven reeds argumenteerde dient het cordon sanitair in de eerste plaats het behoud van een blinde vlek ten aanzien van de eigen ideologische positie van de politieke partijen. Eén van de misvattingen die deze blindheid sterk in de hand werken, is dat er een brede consensus bestaat dat het voor de “democratische” partijen geen zin heeft het Blok ter rechterzijde proberen voorbij te steken (zoals VLD dat herhaaldelijk heeft gepleegd), omdat de kiezer toch steeds het origineel boven de kopie zal kiezen. De vraag is natuurlijk of het Blok hier wel degelijk het origineel is? Dat is het alvast niet. In wezen biedt het Blok uitsluitend een simplistische karikatuur van de sterkste aantrekkingspunten van de drie belangrijkste klassieke politieke families. De ‘grote’ drie, - christen-democraten, sociaal-demokraten en liberalen - zijn wel degelijk de ‘originelen’. Overigens is de ideologische kern van elk van de drie traditionele politieke families nog steeds een ondubbelzinnig negentiende eeuwse positie. (Enkel bij de sociaal-democraten kan men aangeven dat ze die kern zo goed als hebben opgegeven in de jaren zeventig, en ingeruild voor een minder dubbelzinnig ‘progressief’ liberaal uitgangspunt. (Dat verklaard meteen voor een belangrijk stuk dat het in de eerste plaats deze politieke familie was die haar kiezers naar het Blok zag verhuizen.)

Nee, Deschouwer heeft wel degelijk gelijk dat het hoog tijd wordt de loopgraven te verlaten. Als ik samen met zovelen al ziek werd van de verkiezingsuitslag, begint de wanhoop echt te dreigen als ik merk hoe politici, experten en media en masse blijken te kiezen voor de capitulatie. De enige meer correcte postitie, in al haar a-typische bescheidenheid, kwam uiteindelijk van Groen!. Waarschijnlijk was dat vanuit een zekere onhandigheid, maar toch. (Een onhandigheid die vooral duidelijk wordt door de ondubbelzinnige capitulatie van Mieke Vogels, eerder dan de genuanceerde maar ongeïnspireerde reactie van burgemeester Pira.) Meteen moet ik corrigeren: het gaat niet om onhandigheid maar om een toevalligheid. De strategische onmogelijkheid mee in een vlaamse regering te stappen laat enkel de mogelijkheid een oppositionele positie te zoeken. Ik wens ze succes, en wens ze (voor de allereerste keer) ook het beste toe. Op een sterk contradictorische wijze is zij de enige partij die blijkbaar een sprankeltje hoop in leven moet houden dat we niet enkel een stukje democratie kunnen bewaren maar dat er ooit (en liefst heel binnenkort) door iemand ook nog constructief aan een meer democratische samenleving kan gewerkt worden. Voor een progressieve centrum-partij is dat merkwaardig. Dat Tom Lanoye dan de schuld van een verder opgang of zelfs machtsgreep in Antwerpen voor een belangrijk deel in de schoenen van Groen! schuift omdat ze voor de oppositie kiezen, is onbegrijpelijk behalve als zijn keuze zou zijn vooral in de loopgraven te blijven, maar Tom heeft op het gebied van politiek inzicht nooit uitgeblonken, hoe goed en gezellig hij verder ook kan schrijven en spreken.

Het gaat er dus niet om al dan niet te praten, of zelfs te onderhandelen met het Blok, nee het gaat er uitdrukkelijk om kleur te bekennen, een werkelijk politieke (en als het even kan een democratische) positie in te nemen. Het blijft vooralsnog ijzig stil op dit gebied, ook aan wat men doorgaans de ‘progressieve’ zijde noemt. Als er me één ding opvalt deze week is het de makheid, het gebrek aan visie, de angstvallige bezorgdheid om toch maar een ‘realistische’ strategie te ontwikkelen. Wel, lieve mensen, een realistische optie is er niet (als die ooit al mogelijk is in het politieke landschap). Het is zaak een eervolle, waardige positie in te nemen, of tenminste de vraag te durven stellen wat dat zou kunnen zijn.

Als we (weten we nog wie dat is?) dan uit de loopgraven moeten en “ten oorlog” moeten durven trekken, is het ‘onmogelijke’ dat van ons gevraagd wordt alleszins niet te gaan spreken, of zelfs te onderhandelen met het Blok, het gaat er niet om ze al dan niet mee in bad te trekken. Nee, het is het cordon zelf au serieux te nemen, en deze liberale, al-te-liberale democratie grondig in vraag stellen (wat niet het zelfde is als ze botweg overboord te gooien). Ik zie geen enkel heil in een ‘samenwerking’ of kartel tussen de bestaande vermeende linkse partijen, groot of klein. Welke samenwerking we ook kunnen organizeren, ze zal zowel werkelijk links als werkelijk democratisch moeten zijn.

Vrijwel alle politieke macht in België is in handen van de (top van) politieke partijen (zoals professor emeritus van de KUL Wilfried Dewachter recent schitterend heeft uiteengezet in een lijvig boek). Op dit moment is er binnen de bestaande structuren van het land bitter weinig dat we daar aan kunnen doen. Nochthans is het van doorslaggevend belang dat we de moed en de hoop niet opgeven, zeker niet nu rechts (opnieuw) de loopgraven heeft verlaten en frontaal in de aanval is gegaan. Wat baat het tenslotte vandaag ter linker zijde de revolutie te prediken als die al decennia volop aan de gang is? Ze is wel degelijk in gang gestoken door het harde (neo-)liberalisme en wordt op het politieke strijdperk vertolkt door haar extreem-rechtse voetvolk. De schade is onmiskenbaar reeds geruime tijd te merken. We mogen ons vandaag ook niet blind staren op het “succes” van het Blok, we moeten weten wat we willen, en met “we” bedoel ik onverkort de bevolking van dit Belgenland, legaal of niet.

Weet u wat u wilt? U heeft toch ook voor de juiste gestemd...

Met vriendelijke groeten,
Voor het Commentariaat:
Gert Nuyts