[Populisme] Interview: Jan Blommaert over de 'David Beckhams van de Vlaamse politiek' by christophe callewaert en han soete Monday, May. 10, 2004 at 3:37 PM |
christophe@indymedia.be | han@indymedia.be |
BRUSSEL -- Politici als Steve Stevaert hebben het bij een aantal intellectuelen flink verkorven. Wat Stevaert eenvoudig en begrijpelijk noemt, is voor Blommaert, Corijn, Holthof en Lesage plat populisme. De vier ergeren zich blauw aan de hedendaagse politiek die net als de media een verkoopbaar product geworden is. Ze verzamelden hun kwade aanklachten in een boek en wierpen daarmee een ferme steen in de kikkerpoel.
Jan Blommaert: “Het intellectueel debat in Vlaanderen bestaat niet. Dat komt ondermeer omdat men het absurde idee heeft dat een debat altijd een meningsverschil moet zijn. De beste debatten die ik heb in de academische wereld zijn debatten waarin je gezamenlijk op zoek gaat naar een consensus van twee dicht bij elkaar liggende standpunten. Na zo'n debat kom je met een beter standpunt naar buiten. Maar de huidige debatformat wil dat je twee aartsvijanden tegenover elkaar zet en dat je ze een uur laat ruziën. Dat moet dan een weerspiegeling zijn van het maatschappelijk debat. Maatschappelijke debatten aan de basis gaan in werkelijkheid over heel kleine verschillen tussen mensen. Niet over zwart en wit, maar over alle mogelijke grijswaarden. Het verschil tussen iemand die zich een racist noemt en iemand die zich geen racist noemt, is vaak een minuscuul verschil tussen standpunten. Daarover moeten debatten gaan. Niet over de overwinning van één van de twee. Intellectuelen spelen daar een vulgaire rol in. Neem iemand als Etienne Vermeersch, de koning van het maatschappelijk debat. Correctie, de koning van het intellectueel spektakel. Van het devalueren van het intellectueel product naar een entertainment product. Hij heeft daarin het voortouw genomen.” Dreigt u nu niet alle pogingen om iets toegankelijk te maken op één hoop te gooien met alles wat vulgair is? “Er is een verschil tussen vulgair en vulgariseren. Vulgariseren betekent dat je een redelijk ingewikkelde materie op een begrijpelijke manier aan de man probeert te brengen. Dat is onze stiel. Als ik les geef, doe ik niets anders. Iets wat in een wetenschappelijk artikel vijf zinnen inneemt, kan in een les een uur duren om het uitgelegd te krijgen. Vulgariseren is aartsmoeilijk. Als je een ingewikkelde kwestie wil vulgariseren heb je ook veel meer woorden nodig dan als je het niet vulgariseert. Het web van de uiteenzetting dat je dan weeft, kan heel complex zijn ook al bestaat het uit eenvoudige woorden. Ik ben dus de eerste om vulgarisatie te verdedigen. Dat is wel nog iets anders dan leren spreken in de taal van kinderen want dan gaat de complexiteit en de nuance verloren.” Maar u eist blijkbaar toch het recht op om moeilijke woorden te gebruiken. “Ik verzet met tegen het verbod op moeilijke woorden. Ik zeg niet dat we die moeten gebruiken, maar ik vind ook niet dat iemand het recht heeft om moeilijke woorden te verbieden. Er zijn een heleboel ogenschijnlijk makkelijke woorden die een zeer moeilijke realiteit onzichtbaar maken precies door hun verleidelijke eenvoud. Een schoolvoorbeeld is een term als het zilverfonds. Pas wanneer je je pensioen moet aanvragen, merk je de ingewikkelde realiteit achter het woord. Het aanvragen van een pensioen is in dit land een heksentoer terwijl het woord zilverfonds een bedrieglijke eenvoud suggereert. Heel veel zogenaamd eenvoudige woorden hebben niets van doen met de vulgarisering waar we het net over hadden, maar wel met eufemisering: het beter voorstellen van fenomenen die eigenlijk niet zo positief zijn. Zal men het bij een gepensioneerde die moet bijklussen om rond te komen dan binnenkort ook hebben over zilverwerk?” Gaat er niet achter alle woorden een complexe realiteit schuil? Neem een woord als koken. Zelfs fysici zijn er niet helemaal uit welk proces daar achter zit. “Je moet een onderscheid maken tussen een woord als koken waar heel weinig controverse over bestaat en een begrip als 'de herstructurering van een bedrijf' dat voor veel mensen niets te maken heeft met het redden van een bedrijf, maar wel met jobverlies. Achter een boel van die woorden gaat een suggestie van maatschappelijke consensus schuil. Alsof het woord een juiste weergave is van de strijd en het maatschappelijke conflict dat er achter zit. Denk maar aan de ontslagen bij Ford Genk. Een woordvoerder van Ford Europa kwam melden dat de 'kostenstructuur' moest worden herbekeken. Gevolg: 3.000 man op de dop. Diezelfde avond was er een uitzending van de Champions League die gesponsord werd door Ford. Daar kreeg je een miljoenen kostende clip te zien die een onderdeel is van het gigantische marketingcontract met de Uefa. Toch legde niemand een verband tussen de twee. Niemand vroeg zich waarom die kosten niet moesten worden herbekeken. Genk is nochtans een voetbalstad. Zowat iedere Ford-arbeider zat 's avonds naar de Champions League te kijken. Ook Stevaert heb ik daarover geen commentaar horen geven.” Wij hebben dat soort opmerkingen aan de poort van Ford Genk nochtans wel gehoord. We hebben ze achteraf niet in de krant gelezen. “De sociale realiteit waarin wij rondwandelen is een realiteit die Stevaert en Yves Desmet niet kennen. Wat wij schrijven in Populisme is gebaseerd op zeer grondig onderzoek én tegelijkertijd ook op een ruime levenservaring in die maatschappelijke marge. Intellectuelen hebben het privilege van de vrijheid van stem. Wij mogen spreken en we moeten ook spreken. We worden betaald om ons gedacht te zeggen. Wij zijn professionele ideeënproducenten. Waarom doen we dat dan zo weinig? Waarom gebruiken we onze positie niet om die mensen die steeds meer uitgesloten worden van het publieke debat aan een stem te helpen? Het boek Populisme is in die zin ook een oproep. De intellectuele vrijheid is het enige dat ons nog rest. Dus moeten we ons bewust zijn van de verantwoordelijkheden die daarmee samen hangen.”
“Twintig jaar geleden werd het publieke debat uitsluitend in het middenveld gesitueerd. Vandaag gebeurt dat enkel nog in de media. In de Zevende Dag mag het publiek na een debatje van zeven minuten stemmen om te meten of het debat de eigen opinie heeft beïnvloed. Dat is een metafoor voor de opvatting die journalisten hebben van het maatschappelijke debat. De laatste tien jaar zorgt de concentratie in de media voor een monopolisering van het maatschappelijk debat. De media pikken uit de bonte realiteit één element om dat dan voor te stellen als een relevante weergave van het maatschappelijke debat. Dat is een autoriteitsaanspraak zoals we ze nog nooit eerder gezien hebben. Men heeft het altijd over de belerende media van vroeger en het opengestoken vingertje van journalisten als Maurice Dewilde, maar vandaag raakt de gewone man met zijn mening helemaal niet meer in het compleet gemonopoliseerde publieke forum. Het is dus nog nooit zo erg geweest. In dat opzicht zijn initiatieven als indymedia zo belangrijk omdat ze alternatieve ruimtes scheppen die dichter aanleunen bij de behoefte tot spreken van mensen. Het is als een forum voor lezersbrieven. Probeer maar eens een lezersbrief in De Morgen of De Standaard te krijgen. Mede-auteur Eric Corijn is er niet in geslaagd om een reactie op de bespreking van Walter Pauli gepubliceerd te krijgen.” Vervullen kranten als het Laatste Nieuws dan momenteel wel die functie? “Daar ben ik niet zeker van. Het onderscheid tussen kwaliteitskranten en populaire kranten is momenteel moeilijk te maken. Ze zitten beiden in dezelfde communicatiestrategie. De autonomie van die kranten is fenomenaal afgenomen ten opzichte van 15 jaar geleden. Vroeger had een krant nog een natuurlijke achterban. Dat is nu totaal verdwenen. De marketingstrategie van De Morgen of Het Laatste Nieuws wordt uitgezet door Van Thillo, niet door Desmet of Vander Kelen. In de beginperiode van De Morgen bepaalde de redactie de lijn op alle fronten: van lay out tot inhoud en het scheppen van een lezerspubliek. Vandaag wordt die redactie bevolkt door inktkoelies die alleen nog goed zijn om de kolommen te vullen. Dat is de reden waarom ik zeg dat we die gazetten eigenlijk niet nodig hebben als intellectueel. Het echte publieke debat speelt zich in het middenveld af.” U bedoelt “zou zich moeten afspelen in het middenveld”? “De vakbonden, de vrouwenbeweging, de KWB, ... hadden vroeger een rol in de vorming en opvoeding van de mensen. Dat is compleet verloren gegaan. Vakbonden lieten zich reduceren tot een loket voor de uitbetaling van sociale voorzieningen. Gelukkig zijn ze die functie de laatste tijd aan het herontdekken. Ook politieke partijen waren vroeger echte vormingsinstellingen. Als militant en zelfs als gewoon lid werd je uitvoerig ingelicht over het malen van de politieke machine. Een ingewikkeld systeem als het onze heeft eigenlijk heel deskundige burgers nodig. Als je niet weet hoe de besluitvorming verloopt, weet je ook niet op welke manier je er een stokje kan voor steken. De mensen zijn helaas geen kenners meer. Elke stembusslag toont hoe groot de groep mensen is die er eigenlijk niets vanaf weet. Ik zie een stem voor het Vlaams Blok als een bewijs van een fenomenale onkunde over wat democratie is. Ik zie dat mensen die voor andere partijen stemmen er even weinig vanaf weten. Dat is de rol van het middenveld: het volk opvoeden in democratie.” Het kan nog erger. In een land als de VS is het middenveld helemaal marginaal. “Het bestaat er zelfs niet. Je hebt een rechtstreekse lijn van het individu naar de massamedia en dan door naar het beleid. In de VS heb je daardoor ook geen oppositie. Je hebt enkel nog geïndividualiseerde lobbygroepen. De enige vorm van middenveld die er nog rest, is het advocatenkantoor dat er voor zorgt dat je belangen in de rechtbank worden verdedigd.” Gaan we in Europa diezelfde weg op? “Er zijn een pak mensen die dat graag zouden hebben. Maar het is aan ons om dat niet te laten gebeuren. Je ziet dat ook de vakbonden terug bewust wordt van hun rol. Een anecdote: op 19 mei mag ik in Hasselt tijdens het statutair congres van het ACOD-Limburg het ere-militantschap in ontvangst nemen. ACOD, Limburg, Hasselt... Het is duidelijk dat die mensen een heel andere mening hebben over mij dan hun onmiddellijke buur Steve Stevaert. Daar ben ik zeer vereerd over. Het is een teken dat de vakbond opnieuw een stukje ideologie in ere herstelt.” Het verhaal over de volksopvoedende rol van de intellectueel lijkt wel heel passé. “Het lijkt passé omdat we ook heel vaak de vrees hebben voor de verantwoordelijkheid van die rol. Heel concreet zijn dat overuren die je moet kloppen. Dat is ja zeggen als iemand van de afdeling van de KAV uit Liedekerke je uitnodigt om op dinsdagavond te komen spreken. Ik vind dat een deel van onze opdracht. We leven in een samenleving waarin er een enorme hoeveelheid informatie aanwezig is. Veel te weinig mensen voorzien wegwijzers binnen die hoeveelheid informatie. Zo krijg je het supermarktbeginsel: het ligt in de rekken en het is aan de mensen om de keuze te maken. Uit cijfers over het gebruik van cola weten we dat mensen vaak de verkeerde dingen uit de rekken halen: dingen met te veel cholestorol en suiker. Mensen maken in de supermarkt systematisch de verkeerde keuze en dat is ook zo in de informatie en in de politiek. Meer dan ooit heb je mensen nodig die de criteria tussen goede informatie en zever aanleren. Hoe kan je informatie checken? Hoe kan je leren kritisch omgaan met informatie? De media spelen daar opnieuw een nefaste rol in. Op 11 september werden alle programma's stopgezet en kregen we uren aan en stuk beelden uit de nieuwsstudio. Op een bepaald moment komt Peter Verlinden binnen gewandeld met nieuws. Hij kwam doodleuk vertellen dat er volgens een gerucht nog vliegtuigen aan het rond cirkelen waren. Een gerucht, dit wil zeggen pure cafépraat, wordt uitgezonden als nieuws. Wat is dan nog de functie van het journaal? Als niemand nog een handleiding bezit om met informatie om te gaan, versukkelen we in de verdommelijkte samenleving waarin de grofste leugens kunnen doorgaan voor wijsheid.” Uw critici zullen beweren dat u paternalistisch bent. “Zijn zij dat dan niet? Iemand als Stef Wauters is een topvoetballer die getransfereerd wordt van de ene zender naar de andere omdat hij één van de masters of the news is. Dat betekent dat hij invloed heeft op de mensen. Is dat geen paternalisme? Het is voor het eerst sinds ik naar TV kijk dat een journalist komt vertellen wat ik moet denken. Precies door de selectie en de esthetisering van het nieuws wordt de kijker voortdurend de les gespeld: dit is belangrijk, dit zijn de feiten, hier moet u slecht bij voelen, dit is een leuk item.” U hebt het over de verdomlijking die een gevolg zou zijn van de media. Ondertussen toont onderzoek dat de mensen als maar minder vertrouwen hebben in de media. Blijkbaar zijn ze dan toch zo dom niet dat ze alles geloven. “Als je zelf wat in die maatschappij rond loopt, hoor je een serieuze hoeveelheid kritiek en ook een serieuze drang naar kritische informatie. Het enige probleem is precies de verschraling. Via de computer heb ik toegang tot miljarden pagina's. De meeste mensen moeten het doen met de VRT en enkele kranten. Je moet ook oppassen met dat verlies van vertrouwen in de media. Heel veel mensen vinden dat de media op dit ogenblik slecht zijn. In mijn omgeving vindt zo wat iedereen De Morgen archie-slecht, maar ze blijven die krant wel consumeren. Ze blijft dus wel een zekere invloed uitoefenen. Het wantrouwen in de media wil dus niet zeggen dat de media geen invloed meer hebben. Dat bleek ook uit onderzoek dat we onlangs hebben afgesloten rond de houding van mensen tegenover de inplanting van een asielcentrum. We hebben gezien dat bij de aankondiging van de opening van een nieuw asielcentrum steeds weer het zelfde discours opduikt. Dat discours komt nagenoeg volledig uit de media. Enkel als het Vlaams Blok ook actief is in die buurt kan er vanuit die hoek ook een invloed zijn. Dan krijg je de gekke toestand dat iemand uit Oostende die over zijn buurt spreekt woorden ontleend aan een uitzending over Hengelhoef, tweehonderd kilometer daar vandaan. De media leren de mensen spreken.” Uit onze ervaring blijkt dat dat meestal maar een dun laagje is waar je makkelijk doorheen kan breken. “Je hebt inderdaad een oppervlaktelaag die door dingen als beleefdheid wordt gedomineerd. Mensen willen vriendelijk en beleefd overkomen. Mensen willen ook verstandig overkomen. Dan krijg je zo'n aangeleerd discours. Het is de taak van wetenschappers of journalisten om daar doorheen te prikken. Als je in het geval van die asielcentra dóór vraagt, blijken mensen niet eens echt een opinie te hebben. Ze hebben wel een mening over het parkeerprobleem dat het nieuwe centra met zich meebrengt of over de lege blikjes die in hun voortuin terecht komen en over de politie die voortdurend patrouilleert. Het is de opdracht van iedereen in de journalistiek om voorbij die oppervlaktelaag te geraken. De journalist Bracke vraagt dan: “Wat vindt u daar nú van?” Dan begin ik iets te stamelen en dat is dan mijn échte opinie. Heel vaak is dat dan natuurlijk een ontleende en aangeleerde opinie.” Het is opvallend dat de machthebbers hun eigen invloed en macht vaak overschatten en de onvrede en het verzet onderschatten. Denk aan een Rumsfeld die oprecht denkt dat de Irakezen de Amerikanen met bloemen zullen ontvangen. “Ik denk dat de reactie daarop voorlopig enkel meer terreur en repressie is. Dat is de evolutie die nog lang niet is uitgeput. In de VS zie je een steeds groeiende dissidentie tegen het regime, maar ook een regime dat steeds harder optreedt tegen de dissidentie. Maandag vertrek ik naar de VS. Ik denk er aan om eens een speciale maaltijd zonder varkensvlees aan te vragen in het vliegtuig om eens te testen wat er zal gebeuren. De penetratie van het veiligheidsregime tot op de laagste niveaus van ons gedrag is nog volop bezig en lang niet uitgeput. Je zit daar met een fascisme dat in wording is. Het is een kortsluiting van het systeem, maar dat betekent niet meteen het einde van het systeem. In de tweede wereldoorlog hield het systeem pas op toen er gevochten werd tot in de gangen van de Reichsdag. Zo ver kan het gaan. Je kan dus wel optimistisch zijn over een aantal ontwikkelingen. Maar ondertussen moet je beseffen dat er nog heel wat krachten zijn die de gunstige ontwikkelingen kunnen tegen houden.”
In het boek Populisme wordt nog al de nadruk gelegd op de individuele verantwoordelijkheid. “Met uitzondering van de vakbonden bestaan er bijna geen structuren meer waarmee je dat proces kan stoppen. Het behoort niet meer tot de core business van de media om het maatschappelijk debat te voeden. De productievoorwaarden van het nieuws zijn totaal veranderd. Je krijgt overal minimale redacties waar de druk om snel te produceren enorm hoog is. Grondige informering, wekenlang op een stuk werken, interviews voorbereiden, dat alles is voorbij. Ik weiger interviews over mijn boek met journalisten die mijn boek niet gelezen hebben. Helaas is dat de regel. Een journalist wou mij in de namiddag interviewen over mijn vorige boek dat hij in de voormiddag in handen gekregen had. Ik heb geweigerd.” Stelt u dan voor om er uit te stappen? Moeten we geen begrip hebben voor mensen die toch tegen de bierkaai blijven vechten? “Ze zouden kunnen beginnen met een realistischere zelfinschatting. Niemand gaat in de journalistiek om verslagjes te schrijven over regionale voetbalwedstrijden of om een bedrijfsleider te gaan interviewen voor Vacature. De meeste journalisten zijn nochtans bijna uitsluitend bezig met dit soort opdrachten. De rest is marginaal aan het worden. Het zou goed zijn mochten ze van zichzelf eens een ernstige analyse maken. Als je de prietpraat en de hoge morele noten in de editorialen van De Morgen, naast de realiteit legt, besef je dat het belachelijk is. Alsof daar nog altijd op een fundamenteel kritische manier aan journalistiek wordt gedaan. Sedert Stevaert is dat gewoon weer de partijkrant van de SP.a. Die partij heeft nog nooit zo'n uitstekend propagandaforum gehad als die gazet van Van Thillo.” Als intellectueel zegt u wel: ik doe er niet meer aan mee. “Dat zal elke keer een evaluatie zijn van de concrete voorwaarden. Ik wil de mogelijkheid hebben om mijn intellectueel product op een bepaalde manier te produceren. Krijg ik die niet, dan is dat de verkeerde winkel voor mijn product. In een frisdrankwinkel ga je toch ook geen sportkousen gaan kopen?” In een sportwinkel kan je tegenwoordig wel frisdrank kopen. “Misschien is dat wel een goede metafoor voor de hedendaagse kwaliteitskrant. Een nachtwinkel waar je van alles vindt, maar veel te duur en van slechte kwaliteit.” Is het als politicus nog mogelijk om geen populist te zijn? “Dat kunnen ze alleen maar collectief. Als politici allemaal samen nee zouden zeggen tegen de journalisten, zou je meteen zien hoe leeg de kolommen van de kranten zouden zijn en hoe journalisten zouden bedelen om een interview te mogen afnemen aan de voorwaarden van de geïnterviewde.” Maar de politici stellen toch al hun voorwaarden? Ex-VTM-anker Mark Demesmaeker beweert dat hij in de politiek is gestapt omdat Guy Verhofstadt hem had uitgekafferd. Demesmaeker had het aangedurfd om een vraag te stellen waarvan de premier vooraf niet op de hoogte was. “Dat is het verschil tussen de backbenchers en de David Beckhams van de Vlaamse politiek. Die laatste worden meer dan ooit afgeschermd door een leger van specialisten. Elke beweging is gecontroleerd. De spontaniteit die je daar ziet is een gescripte spontaniteit. In de jaren '80 was de rechterhand van premier Martens iemand van de vakbond, namelijk Jef Houthuys (de toenmalige voorzitter van het ACV, cc). Nu is dat de communicatie-deskundige Noël Slangen. Ik herinner mij nog het debatprogramma Ieder zijn waarheid uit de jaren '70. Iedere week namen twee partijen het tegen elkaar op en zelfs de KP mocht toen nog meedoen. Dan leverde een uur debat op waar echt naar gekeken werd. Nu heb je enkel nog het spel der vedetten. Als je aan mensen voortdurend duidelijk maakt dat verkiezingen als een voetbalmatch zijn – denk aan de filmpjes waarmee TV1 de kijkers warm maakt voor de verkiezingsprogramma's – dan moet je niet schrikken dat ze zich gaan gedragen als voetbalsupporters in plaats van als kritisch denkende burgers.” Populisme, Jan Blommaert, Eric Corijn, Marc Holthof en Dieter Lesage werd uitgegeven door EPO. |
aan jan blommaert by pablo Tuesday, May. 11, 2004 at 3:14 PM |
ik ben het erg eens met het meeste wat blommaert hier zegt. ik erger me er ook de ziekte aan hoe de grenzen vh maatschappelijke debat worden bepaald door een miniem aantal achterlijke brackes en C°: zij bepalen idd wat je mag vinden, denken en voelen. bah! En de politici spelen ook hun rolletje in dat circus - ook zij vinden allemaal hetzelfde, binnen de brave grenzen die natuurlijk neoliberaal en autoritair zijn, maar niet zo mogen worden genoemd. Mijn vraag aan blommaert is: kan je in dat soort context nog iets anders doen dan blanco stemmen? Maken we onszelf niet belachelijk als we hieraan mee doen?
reactie op het interview by karel Tuesday, May. 11, 2004 at 9:53 PM |
Ook in grote mate akkoord. Al jaren erger ik me trouwens aan de voortschrijdende verkleutering van bv de zogenaamde kwaliteitszender Canvas. Ik bedoel o.m. Terzake waar journalisten (of hun bazen) het nodig vinden om het intellectuele kijkersprbliek te entertainen met leuke items als "soldaten die aanwezig waren op dat heerlijke historische moment van het neerhalen van het Saddam-monument. als we nu eens massaal reageerden op dit soort nieuwe dwaasheid, gewoon maar om onze terechte frustratie af te reageren (en mogelijk om te eens aan te zetten om zichzelf in vraag te stellen).
wat met 13 juni by bloesem Wednesday, May. 12, 2004 at 2:31 PM |
Met veel interesse heb ik vorig jaar jullie aanzet tot het boek gelezen en heb me naar de boekhandel gerept om het boek populisme in mjn handen te krijgen. Het is, voor zover ik weet, een van de eerste duidelijke reacties uit de hoek van intellectuelen op het verregaande populisme dat niet enkel steeds verder doordingt in media en politiek maar in de ganse maatschappij en cultuur. Het lijkt wel of er op alle terreinen enkel aan korte termijn denken gedaan wordt en aan onmiddellijk succes gedacht wordt.
In dit opzicht stel ik me vragen over de toekomst van zowel de politiek als onze maatschappij tout court. En zit ik met de vraag hoe je als individu dat zijn verantwoordelijkheid wel wil opnemen hiertegen kan opboksen. Evenzeer voel ik me nu wel echt politiek dakloos en stel me dan ook de vraag wat voor antwoord daar op kan geformuleerd kan worden op 13 juni als ik mijn burgerplicht van ganser harte maar met veel vraagtekens ga vervullen.
rol van vakbonden by karma Wednesday, May. 12, 2004 at 6:55 PM |
karmacola@hotmail.com |
ik kan Jan Blommaert voor een groot deel volgen in zijn kritiek. Het is een rake schets van de tijdsgeest. Een kanttekening wil ik toch maken. Blommaert overschat m.i. de rol van vakbonden in een aantal opzichten. Vakbonden bieden in hun huidige manier van werken weinig weerwerk tegen individualisering en zijn evenzeer product van de maatschappij. De voornaamste thema's waarop zij zich profileren hebben weinig uitstaans met ideologie of grote raamwerken. Het individuele, zowel van de kant van de 'gebruiker' als vanuit de werkingen zelf, overheerst. Er wordt weinig denkwerk verricht rond de nieuwe rol die zij zouden kunnen spelen (binnen hun onstaansideologie) en vaak vallen zij terug op 'service-verlening'als voornaamste uithangbord.
over vakbonden by Jan Blommaert Monday, May. 17, 2004 at 12:38 PM |
jan.blommaert@ugent.be |
Je hebt gelijk hoor over vakbonden: de tendens is er één waarbij de vakbond zichzelf steeds minder als een ideologische organisatie en meer als een verzekerings- en rechtszekerheidsbedrijf opstelt. Neemt niet weg dat wanneer je rondkijkt in onze samenleving en zoekt naar de potentiële krachten voor verandering, je haast vanzelfsprekend bij vakbonden uitkomt. Ze blijven een belangrijk (steeds belangrijker) instrument. Maar er is werk aan.