arch/ive/ief (2000 - 2005)

Sociale verkiezingen zijn het vierjaarlijkse rapport voor syndicalisten
by christophe callewaert en marthe franssen Thursday, May. 06, 2004 at 5:17 PM
christophe@indymedia.be

Vandaag 6 mei gaan de sociale verkiezingen van start. Tot 19 mei kunnen 1,3 miljoen werknemers in ruim 6.000 privé-bedrijven hun afgevaardigden kiezen uit de 120.000 kandidaten van de drie vakbonden. Ook dit jaar zullen veel jongeren hun eerste stappen zetten als syndicalist. Wij hadden een gesprek met één van de jongeren die in 2000 hun doorbraak beleefden.


Michael Giannuzzi werd op 20-jarige leeftijd al vrijgestelde delegee op Volkswagen Vorst (foto: marthe franssen)

Strikt genomen worden er tijdens de sociale verkiezingen geen delegees verkozen. De arbeiders kunnen tussen 6 en 19 mei wel kiezen wie hen de komende vier jaar in de ondernemingsraad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk mogen vertegenwoordigen. Toch is dit voor elke syndicalist een belangrijke periode. “Het is een moment waarop we de rekening gepresenteerd krijgen van vier jaar werken”, zegt Michael Giannuzzi, een 24-jarige delegee van Volkswagen Vorst. Hij kreeg al op 20-jarige leeftijd de enorme verantwoordelijkheid van delegee te zijn in een grote fabriek toegeschoven. Met de hulp en ruggensteun van meer ervaren collega's leerde hij de knepen van het vak. Aan ons vertelde hij wat het betekent delegee te zijn in Volkswagen, in België en in de wereld van 2004 tout court.

Grote industriële terreinen zijn versterkte burchten, maar Michael loodst ons vlot voorbij de voornaamste obstakels. In het bureau van de syndicale delegatie van het ABVV vertelt hij zijn verhaal. Op de achtergrond klinkt het geraas van de fabriek, maar hier is het stil en rustig. “De delegees zijn op de werkvloer. Wie niet tussen de mensen komt, is geen goede delegee.” Michael zal het verschillende keren herhalen.

Zelf is hij op zijn achttiende beginnen werken bij Volkswagen. “Van zodra ik een vast contract had, ben ik beginnen militeren voor het ABVV. Zonder contract is het moeilijk te zeggen wat je wil en denkt. Dan moet je overleven. Dat is alles wat dan telt. In 2000 stond ik op de lijst als jongerenkandidaat en ik ben meteen verkozen geraakt met 97 stemmen terwijl er maar 300 jongeren werken op Volkswagen. Dat was dus een goede score. Ik kreeg meteen de kans om aan de slag te gaan als voltijdse veiligheidsdelegee. Dat betekent dus dat ik niet meer aan de band sta.”

“Toen ik op school zat, wist ik totaal niet wat een vakbond allemaal doet. In al die jaren dat ik op school zat, werd daar nooit over gesproken. Het zou een goede zaak zijn, mochten wij op school vorming kunnen geven. Dat syndicalisten aan leerlingen die straks zelf in een bedrijf terechtkomen kunnen uitleggen waarom wij er zijn, voor welke zaken we ons inzetten. Wat het kapitalisme met ons uitspookt”

“Mijn vader werkt ook in Volkswagen en via hem ben ik in contact gekomen met het ABVV. Het ABVV was voor mij dus een vanzelfsprekende keuze. Ook al omdat mijn grootouders communisten waren. Mijn grootvader sprak over niets anders. Maar als je in een bedrijf werkt, maak je je keuze toch op basis van de mensen die er actief zijn. Dan speelt het geen rol of het nu ABVV, ACV of de liberalen zijn, als je maar terecht kan bij een goede delegee.”

“Een echte kiescampagne kan je pas voeren als je delegee bent. Als arbeider aan de band heb je daar de tijd en de ruimte niet voor. Je moet dus rekenen op de steun van een delegee die voor jou campagne wil voeren. We werken hier ook met vier ploegen. Je kan dus enkel verkozen raken als iedereen samen campagne voert voor iedereen. Ik had 97 stemmen terwijl er maar 300 jongeren werken op Volkswagen. In 2000 waren er 36 jongerenkandidaten. Dit jaar zijn er wat minder doordat er de laatste jaren minder aanwervingen waren. Om als jongere te beschouwd te worden moet je minder dan 25 zijn.”


Op school leer je niks over de vakbonden” (foto: marthe franssen)

“Je kan geen delegee zijn zonder verkozen te zijn. Tijdens de sociale verkiezingen stemmen we voor de Ondernemingsraad en voor het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Voor de syndicale delegaties op zich stemmen we niet. Het aantal zetels die je binnenhaalt tijdens de sociale verkiezingen bepaalt wel hoeveel koppen je delegatie mag tellen. Bij de laatste verkiezingen haalden we tien mandaten die we dan mogen verdelen.”

“Het is eerder uitzonderlijk dat een jongere kandidaat meteen delegee wordt. Ik was niet bang voor die verantwoordelijkheid. Maar dat was vooral dankzij mijn collega's. Je voelt dat je er niet alleen voor staat. Als je begint, denk je wel dat je op twee jaar tijd de wereld kan veranderen. Natuurlijk is dat utopisch. Dat zijn de typische stommiteiten die elke beginnende delegee begaat. Als jongeren heb je wel iemand met ervaring nodig die achter je staat, die je helpt als je weer eens tegen de muur loopt. Die ook de fabriek binnenste buiten kent.”

“Voor mij was het makkelijk om kant te kiezen. Primo: kapitalist word je niet. Je bent het of je bent het niet. Als je wil dat iedereen min of meer een sereen leven kan leiden, moet je wel de maatschappij veranderen. Je kan de hele maatschappij niet laten beheren door een beperkt aantal mensen. Je kan bijvoorbeeld deze fabriek niet in handen laten van één individu die zich voortdurend verrijkt dankzij de kracht van de armen van de mensen die hier werken en die in armoede leven vergeleken bij zijn rijkdom. Dan begrijp je wel dat er iets niet klopt. Waarom zit de wereld zo in elkaar? Dat is toch niet coherent?”

“Je ziet zo'n dingen ook in de fabriek. Eigenlijk zie je het elke dag. Je gaat op vakantie en je komt op plaatsen waar de kloof heel duidelijk is. Op het strand zie je niets dan mooie, rijke en welgestelde mensen. Je stapt 200 meter het binnenland in en iedereen is arm. Je hoeft dus niet in een fabriek met een sterke syndicale delegatie te werken om te begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Je ziet het in alle steden van de hele wereld.”

“Of dat niet een beetje ouderwets is? Tja, het woord kapitalisme is misschien een beetje ouderwets. Nu spreekt men over de verhouding tussen de arbeider en de patroon. Of als je het nog neutraler wil over de werknemer en de werkgever. Maar men heeft het wel over dezelfde dingen.”

“Dat grote verhaal zit in je achterhoofd, maar je kan het niet altijd gebruiken in de concrete situatie op de werkvloer. Je verdedigt wat je hebt en je probeert nog wat meer in de wacht te slepen. Voor de grote ideologische debatten lijkt er soms weinig plaats. Je moet er ook niet altijd mee afkomen bij de mensen. Gelukkig hebben we nog de vormingen waar we leren hoe alles in elkaar zit. Maar dat echt doen leven onder de arbeiders is niet makkelijk. Er zijn wel delegees die daar met hun jarenlange ervaring wel in slagen.”

“Alle militanten krijgen die vorming. Zij leren over de wetten van het systeem en over hoe het vroeger was. Maar dat leeft niet echt bij de mensen. Er zijn zoveel dagelijkse problemen dat er vaak geen tijd overblijft om het over de grotere oorzaken te hebben. Je moet elke dag vechten om je loon te behouden, om je job niet te verliezen. Daarnaast hebben we geen tijd meer. Het ritme in de fabrieken is moordend. Je kan niet zeggen: bon, nu stoppen we even een half uur om over de wereld te filosoferen. De enige plaats waar we echt kunnen discussiëren met de militanten is op de algemene vergaderingen, maar ook dan gaat het vaak over de concrete situatie in de fabriek.”

“Een fabriek als Volkswagen zonder vakbond kan ik mij niet voorstellen. Dat zou een catastrofe zijn. Op vlak van flexibiliteit, op vlak van loon,... Dat is zo duidelijk.”

“Hoe mijn dagen er uitzien? Ik passeer in alle ateliers. Ik groet de mensen. Ik babbel met hen over de huidige situatie. Zij leggen mij hun problemen voor want iedere dag is er wel iets dat verandert. Elke dag zijn er ook wel ergens kleine conflicten. Ik denk niet dat ik ooit al een dag zonder kleine problemen heb gekend.”

“In elk atelier zijn er invallers die je kunnen vervangen als je naar het toilet moet of als je met een klein probleem naar de verpleger moet. Die invallers worden meer en meer ingezet op normale werkplaatsen zodat ze geen tijd meer hebben om anderen te vervangen. Dat zorgt voor spanningen en dan moeten wij vechten om onze rechten te behouden.”

“Laatst kregen we te horen dat er wereldwijd nog eens 5.000 banen verloren gaan bij Volkswagen. Dat zijn mokerslagen en je vraagt je soms af wat er tegen te beginnen valt. De concurrentie is moordend binnen de groep. Enkel al voor de Golf zijn er verschillende concurrerende fabrieken binnen de Volkswagen-groep. Daar komt de concurrentie van de andere merken nog eens bovenop. De Golf doet het niet goed. De Franse merken Citroën en Renault zijn momenteel iets goedkoper en bieden dan ook nog eens ongelooflijke kortingen aan. In een reclamefolder zag ik onlangs zelfs het cijfer van 25 % korting! Iemand moet die kortingen betalen en momenteel zijn wij het die daarvoor opdraaien. Je zal een aandeelhouder niet snel horen zeggen: kom, ik zal die korting wel betalen door wat minder winst op mijn aandelen over te houden. Het zijn de arbeiders die betalen. Bij Volkswagen gaan er nu 5.000 banen verloren. Op zo'n moment denk je ook: het had erger gekund. Kijk wat er bij Ford gebeurt. Je beseft ook dat het niet één bedrijf zal zijn die dat zal tegengehouden. Dat is een enorme strijd. Het is de hele arbeidersklasse die zijn krachten zal moeten bundelen. Wie zegt dat zoiets al voor morgen is, is een utopist.”

“Enkele maanden geleden hebben we ons ook verzet tegen het feit dat de werknemers verplicht vakantie moest nemen tijdens de Paasvakantie. Uiteindelijk deed de directie toch zijn zin. Maar we hebben niet verloren. We hebben ook niet gewonnen. Onze eis is niet aanvaard. Maar verloren hebben we niet. We hebben met opgeheven hoofd de ring verlaten. De eis van de werknemers hebben we tot op het laatste verdedigd. Op het einde hadden we iedereen tegen ons: de werkgevers natuurlijk, maar ook de andere twee vakbonden en het ministerie van arbeid. Vreemd dat die laatsten het niet eens de moeite vonden om de Belgische wet toe te passen. Nee, we hebben niet gewonnen, maar we hebben wel gedaan wat de werknemers ons vroegen. Het is nu aan de arbeiders om de factuur op te sturen. Zij mogen nu zeggen wie hun belangen het best verdedigt. Zij mogen nu de keuze maken tussen een syndicalisme dat zich onmiddellijk neerlegt bij de eisen van de patroon en een syndicalisme dat dat niet doet. Er zijn syndicalisten die de fabriek rond gingen en uitbazuinden dat de arbeiders moesten opletten: als we dwars bleven liggen, zou de fabriek misschien wel helemaal sluiten. Het is waanzin dat een syndicalist zo iets zegt. Dat is schandelijk. Het is nu aan de arbeiders om zo'n houding af te straffen.”


De sociale verkiezingen zijn ons vierjaarlijkse examen” (foto: marthe franssen)

“Ik vind de verkiezingen een goede zaak omdat het de mensen de kans geeft om die syndicalisten te kiezen die ze zelf goed vinden. Tijdens de sociale verkiezingen krijgen de syndalisten hun vierjaarlijkse rapport uitgereikt. Dan kunnen ze zien of ze goed gewerkt hebben of niet.”

“Ik zie geen direct verband met de politieke verkiezingen van 13 juni. Natuurlijk beseffen we wel dat het een invloed heeft wie daar verkozen wordt. Je kan niet doen alsof politiek niet bestaat. Je wordt er ook op aangesproken. Mensen vragen raad. Je kan geen syndicalist zijn van het ABVV en de mensen dan in de richting van de rechterzijde duwen. Dat zou te gek zijn. Wie voor het ABVV, kiest toch ergens ook voor een politiek project en zal bij de sociale verkiezingen hopelijk toch niet op het Front National stemmen. Omgekeerd denk ik dat ACV-stemmers makkelijker voor de christendemocraten stemmen.”

“Welke raad ik heb voor jongeren die dit jaar hun eerste stap zetten als syndicalist? Ik denk dat je moet leren hoe de mensen reageren en hoe jij moet reageren. Je mag nooit de armen laten zakken. Luisteren naar de mensen is de allerbelangrijkste eigenschap. Denk nooit dat je intelligenter bent dan de andere arbeiders. Zij hebben de vragen, maar de antwoorden hebben ze ook. Neem altijd tijd om te luisteren naar wat de mensen te vertellen hebben.”

“Een syndicalist moet overal in geïnteresseerd zijn. Ook in de grote maatschappelijke problemen. Een arbeider spreekt je niet enkel aan over de dagdagelijkse problemen in de fabriek. Mensen praten over hun problemen thuis. Ze maken zich zorgen over de toekomst van hun kinderen. Ik hou ook mijn hart vast als ik Bush zie op televisie. Voor mij is dat iemand die niet goed in zijn hoofd is. Ik hoop dat hij niet herverkozen raakt want het is iemand die ons in een derde wereldoorlog kan storten. Ik heb ook een dochtertje van twee en het is dit soort figuren dat me angstdromen bezorgt over de toekomst van mijn dochtertje.”

“Je kent vaak beter je collega's dan je eigen vrouw. Een syndicalist die het leven van zijn collega's kent, is een goede syndicalist. Hoeveel kinderen hij heeft, hoe ze heten, hoe ze het doen op school, hoe het met zijn vrouw gaat. Als je dat weet, betekent het dat je je interesseert voor je collega's. Dat je bekommerd bent om hun gevoelens. Ik hou dat niet bij in een schriftje of zo. Het zit opgeslagen in mijn hoofd. (lacht) Al geef ik toe dat ik soms ook wel eens afga op het naametiketje op hun overall.”