arch/ive/ief (2000 - 2005)

Het VN-embargo tegen Irak: een genocide!
by jan buelinckx Saturday, Apr. 24, 2004 at 1:24 PM
janbuelinckx@yahoo.com

Enkele weken na het 'officiële' einde van de oorlog in Irak, maakte ik voor de opleiding ontwikkelingssamenwerking aan de UGent een paper over de VN-sancties tegen het land (maart-april 2003). In het licht van de huidige oorlogstoestand en van het onlangs georganiseerde Brussells Tribunal publiceer ik hier deze paper.

* Probleemstelling

Enkele weken geleden werd Irak ‘bevrijd’ door de ‘coalitielegers’ van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Saddam Hoessein en zijn Baath-regime werden verdreven na nog geen maand oorlog. De situatie blijft - op het moment dat ik dit neerschrijf – verward en onzeker. Het land wordt bezet door de Amerikaans-Britse troepen, maar de druk op hun aanwezigheid groeit.

In de traditionele media werden we de laatste maanden voortdurend onderhouden over de verschrikkingen van Saddams beleid. Slechts hier en daar kregen we informatie over het al twaalf jaar durende ambargo tegen Irak. Nu de oorlog gedaan is en er gedacht wordt aan de opheffing van de sancties willen we met deze paper dieper in gaan op de sanctiepolitiek van de VN tegen Irak. We zullen trachten aan te tonen dat het VN-embargo een gigantisch massavernietigingswapen is geweest.

Om dit aan te tonen, hebben we een beroep gedaan op een aantal gezaghebbende bronnen, zoals het Bossuyt-rapport en de getuigenissen van ex-VN-topmandatarissen die in Irak aanwezig waren.


* Een korte historiek van de sanctiepolitiek tegen Irak

Vooraleer we kort de historiek van de sancties tegen Irak schetsen, moet gezegd worden dat de sancties tegen het tweestromenland de meest strenge waren die er ooit tegen een land werden ingesteld. We zuigen dit niet zomaar uit onze duim. In het rapport "The Adverse Consequences of Economic Sanctions on the Enjoyment of Human Rights" van Belgisch professor Marc Bossuyt – beter bekend als het Bossuyt-rapport - worden de sancties tegen Irak beschreven als “the most comprehensive, total sanctions that have ever been imposed on a country.”

De VN-Veiligheidsraad legde de multilaterale economische sancties aan Irak op in resolutie 661 op 6 augustus 1990. Alle import en export van en naar Irak werd verboden, behalve voor strikt medische doeleinden en in bepaalde omstandigheden voor voedselvoorziening. In de resoluties 665 en 670, allebei daterend uit 1990, werd tevens een zee- en luchtblokkade ingesteld door de Veiligheidsraad. Tijdens de Golfoorlog in 1991 werden in resolutie 687 de sancties verlengd. Het Sanctie Comité werd opgedragen om toe te zien op de import van Iraakse olie, zodat Irak in staat werd gesteld te betalen voor de import van voedsel, medicijnen en andere essentiële civiele behoeften. In dezelfde resolutie 687 stelde de VN-Veiligheidsraad een wapenembargo in en gaf de opdracht aan een technische commisie van experts (UNSCOM) om de Iraakse massavernietigingswapens op te sporen en te ontmentelen.

Nog in 1991 nam de Veiligheidsraad de resoluties 706 en 712 aan. Daarin stond dat Irak om de zes maanden voor 1,6 miljard dollar olie en olieproducten kon verkopen. Deze resoluties werden nooit geïmplementeerd. Het was pas in 1996 dat het zogenaamde Olie-Voor-Voedsel-Programma effect begon te krijgen. Met resolutie 986 uit 1995 werd de toelating gegeven om 2 miljard dollar aan Iraakse olie te verkopen om de 180 dagen. Dit zou nauwlettend worden opgevolgd door een door de Verenigde Naties gecontroleerde bankrekening. De inkomsten van de olieverkoop konden echter maar voor een deel naar humanitaire doeleinden gaan. Het merendeel diende aangewend te worden voor herstellingen en administratieve kosten. Tot korte tijd geleden was dit Olie-Voor-Voedsel-Programma nog van kracht. Het werd meerdere keren aangepast. In resolutie 1153, daterend uit 1998, werd de hoeveelheid olie die Irak mocht verkopen aanzienlijk uitgebreid. Ook resolutie 1284 betekende op papier een mildere houding vanwege de VN. Irak kreeg nu ook de toelating om meer geld te investeren in de herstelling van de zwaar beschadigde olie-industrie. Deze zogenaamde verzachting van de sancties betekende echter geen oplossing voor het lijden van de doorsneebevolking.


* De werking van de sancties

Midden- en Zuid-Irak ontving geen cash-geld voor zijn olie-export. Noord-Irak kreeg een voorkeursbehandeling in de vorm van cash. Via het Olie-Voor-Voedsel-Programma kreeg Irak voedselpakketten, geneesmiddelen en andere goederen (zoals reserve-onderdelen voor machines, vrachtwagens, etc.) die eerst een goedkeuring nodig hadden van het VN- Sanctiecomité. Niets kon het land legaal binnenkomen zonder dat comité. Als een goed werd beschouwd als ‘dual use’, en dus ook voor militaire doeleinden zou kunnen aangewend worden, dan mocht het Irak niet binnen.

Irak financierde alle humanitaire steun via de olie-export. Voor de waarde van de olie-export kreeg Irak:

- 59% in humanitaire leveringen voor het centrum en het zuiden, met voedsel, gezondheidsmateriaal, medicijnen, vervoer, water, huisvesting, elektriciteit, scholen, irrigatie, landbouw, telecommunicatie, etc.
- 13% in humanitaire programma’s voor het noorden van Irak.
- 25% voor een compensatiefonds, met onder andere herstelbetalingen aan Koeweit
- 2,2% voor distributie en monitoring, bankkosten, olie- en douanecontroles, deskundigen bij het Sanctiecomité.
- 0,8% naar de VN-wapeninspecties (UNSCOM)

In totaal kwam dus ongeveer 71% van het oliegeld terug in de vorm van goederen. Het cash-geld dat Irak wel binnenkwam, was het resultaat van geheime olie-export en sluikhandel.


* De humanitaire implicaties van de sancties tegen Irak

“Op het einde van de jaren 1970 was Irak één van de rijkste en meest welvarende landen van het Midden-Oosten. Het land had een bloeiende economie dankzij de grote oliereserves. Tussen 1975 en 1985 investeerde de regering massaal in de sociale sector, waardoor de levensstandaard van de onderdanen opmerkelijk steeg. Twee decennia later is de situatie dramatisch veranderd. De Irak-Iran oorlog en de eerste Golfoorlog vernietigden een groot deel van de Iraakse infrastructuur. 12 jaar internationale sancties verhinderden Irak om het land herop te bouwen en te investeren in sociale systemen zoals gezondheidszorg. Dit alles heeft een zware impact gehad op de Iraakse kinderen.”

U leest hier niet een speech van Mohammed Al-Sahaf, de Iraaks Minister van Informatie, maar een fragment uit een persbericht van UNICEF. Deze VN-organisatie heeft kunnen vaststellen dat het embargo tegen Irak catastrofale humanitaire gevolgen heeft. Ook andere organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie en het Wereldvoedselprogramma berichtten meermaals over de negatieve impact van de sancties op de doorsneebevolking. Bewegingen uit de civiele maatschappij ijverden jarenlang voor de opheffing van de sancties. In rapporten, briefings, petities werd de aandacht gevraagd op het trieste lot van de Iraakse bevolking. De echte verantwoordelijken sloegen vrijwel alle kritische rapporten in de wind (al dan niet onder druk van de VSA en GB).

Hieronder kan u een overzicht van de humanitaire gevolgen lezen. De gegevens zijn gebaseerd op drie verschillende bronnen: UNICEF persberichten , een uitgebreid rapport van verschillende bewegingen verschenen bij het Global Policy Forum en de resultaten van een studie van Jan Oberg en Christian Harleman.


Armoede en ontwikkeling

- Binnen het Olie-Voor-Voedsel-Programma was er voor elke Irakees per jaar slechts 172 dollar beschikbaar.
- 55% van de Iraakse bevolking leeft onder de armoedegrens. Dat zou tot 90% opgelopen zijn als er onder het programma niet maandelijks een voedselpakket gratis ter beschikking werd gesteld ter waarde van 25 dollar.
- Sinds 1991 is de plaats van Irak in de rangorde van de UNDP Human Development Index gedaald van 96 naar 127 (op 174). Geen enkel ander land is zo snel en zo sterk gedaald. In 1990 stond Irak drie plaatsen voor buurland Jordanië. In 2000 stond het er 34 plaatsen onder.

Kinderen en vrouwen zijn het zwaarst getroffen

- In het jaarlijkse UNICEF-rapport over de toestand van de kinderen werd gezegd dat de kindersterfte (kinderen van minder dan vijf jaar) met 160% toenam in de periode 1990-1999. Dit was de hoogste toename van alle 188 besproken landen.
- Kindersterfte: 1 op 8 kinderen onder de 5 jaar sterft. 70% sterft door diarree, uitdroging en accute ademhalingsproblemen.
- Ondervoeding: 30% van de kinderen lijdt aan chronische ondervoeding, 8% aan accute ondervoeding, 24,7% van de kinderen wordt met een te laag gewicht geboren.

Onderwijs

- 31% van de meisjes en 17,5% van de jongens gaan niet langer naar de lagere school. 60% van de meisjes en 50% van de jongens gaan niet langer naar de middelbare school. Meer en meer kinderen blijven weg van school om te werken en het gezinsinkomen aan te vullen.
- De lonen van leraars varieren tussen 5 en 8 dollar per maand.
- De klassen zijn veel te groot (dikwijls 60 leerlingen per klas).
- De onderwijsprogramma’s zijn verouderd en werden niet meer vernieuwd.
- De infrastructuur is dringend aan vernieuwing nodig. Volgens UNICEF zou 70% van de scholen moeten hersteld worden.
- In 1987 had Irak een alfabetiseringsgraad van 72%. Het werd toen door de UNESCO geprezen als een voorbeeld voor veel ontwikkelingslanden. In 1998 was de alfabetiseringsgraad nog maar 58%.

Voedsel- en watervoorziening

- Ongeveer 3,7 miljoen gezinnen ontvingen gemiddeld 2470 kcal per persoon en per dag als rantsoen. Deze rantsoenen werden door de Iraakse regering verdeeld via 40.000 winkels. Het was het grootste voedseldistributiesysteem dat de Verenigde Naties ooit heeft gekend. Het werkte redelijk goed, maar het heeft er wel voor gezorgd dat de mensen volledig afhankelijk waren geworden van de regering. De voedselrantsoenen waren slechts voldoende voor 25 dagen. 40% van de gezinnen moest verschillende goederen (juwelen, kunst, porselein, boeken) verkopen om essentiële producten, zoals kleding, te kunnen kopen. Het gevolg is dat er een enorme kloof is ontstaan tussen de hoogste en de laagste klassen.
- 5 miljoen mensen – dat is meer dan een vijfde van de totale bevolking - hebben geen toegang tot proper drinkwater. Tussen 1999 en 2000 is de beschikbare hoeveelheid drinkwater per hoofd van de bevolking met meer dan 50% gedaald. Gevolg hiervan is een toename van watergebonden ziektes en ondervoeding bij de kinderen.

Gezondheidscrisis

- UNICEF bemerkte een zeer sterk verhoogde kindersterfte, die het gevolg was van voornamelijk makkelijk te voorkomen ziekten (diarree, ondervoeding, ademhalingsproblemen). Zonder een tekort aan middelen was deze kindersterfte lang niet zo hoog geweest. Het voorkomen van de makkelijke te voorkomen ziekten steeg met 100% sedert 1990.
- Toename van de psychische ziekten: In 1990 waren er volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie 200.000 mensen die zich mentaal/psychologisch lieten verzorgen. In 1998 waren er dat al 510.000.
- Zeer sterke toename van kankers (dikwijls ook zeer speciale gevallen), meer dan waarschijnlijk een gevolg van verarmd uranium dat in munitie van het Amerikaanse en Britse leger werd gebruikt
- Het Olie-Voor-Voedsel-Programma was ontoereikend om de medische noden te lenigen. Medisch materiaal dat theoretisch ook kon aangewend worden voor de aanmaak van bijvoorbeeld chemische wapens, mocht Irak niet binnen.

Aantal doden door het VN-embargo tegen Irak

- De cijfers over het aantal doden door het sanctieregime lopen uiteen. Volgens UNICEF zijn er sinds 1991 minstens 1 miljoen onschuldige mensen gedood. Organisaties als SOS Kinderen Irak schatten het aantal doden op 2 miljoen.
- Vooral vóór 1996 zijn er veel doden gevallen. In Bagdad wordt gezegd dat een hele generatie jonge Irakezen verloren ging.


* De reactie tegen dit catastrofaal sanctieregime

Op de sanctiepolitiek tegen Irak kwam al heel wat kritiek, niet alleen van NGO’s, vredesbewegingen en allerlei actiegroepen, maar ook van betrokken VN-mandatarissen. In dit deeltje komen naast het verhaal van de drie mandatarissen die ontslag namen uit onvrede met de sancties ook enkele conclusies van onafhankelijke organisaties aan bod die strijd.

Denis Halliday, Hans von Sponeck, Jutta Burghardt

De Ier Denis Halliday, humanitair coördinator van de VN in Irak, nam ontslag in 1998. Aan de Britse krant The Independent verklaarde hij: “We are in the process of destroying an entire society. It is as simple and terrifying as that. It is illegal and immoral.”

De opvolger van Halliday, de Duitse diplomaat Hans von Sponeck nam in februari 2000 op zijn beurt ontslag uit onvrede met de sancties en de tekortkomingen van het olie-voor-voedsel-programma. Sindsdien voert hij wereldwijd actie tegen de sancties. In een interview met Larry Everest in december 2001 vertelde hij het volgende over zijn ontslag:

“I resigned because I increasingly became aware that I was associated with a policy implementing an oil-for-food program that couldn’t possibly meet the needs of the Iraqi people, and I felt that I was being misused for a United Nations policy that was punitive, that tried to punish a people for not having get rid of their leader. And I simply could not associate myself with that, and therefore decided to offer my resignation to the Secretary General, and he accepted.”

Op 25 september 2002 haalde von Sponeck zwaar uit naar de Amerikaanse en Britse regeringen in een toespraak voor het ‘European Colloquium on the American Threat against Iraq’ in Brussel:

“De Amerikaanse regering beschuldigt Irak ervan 16 VN-resoluties te hebben geschonden, maar alles wijst erop dat de Amerikaanse en Britse regeringen de hoofdverantwoordelijken zijn voor de schending van zowat alle verdragen en conventies: van het handvest van de VN tot het Internationaal Verdrag over economische, sociale en culturele rechten, de Geneefse en Haagse conventies en de conventie over genocide.”

Deze beschuldigingen aan het adres van de Amerikanen en de Britten zijn niet zomaar een uiting van frustratie, ze zijn gestoeld op juridische argumenten, zoals we verder in deze paper kunnen lezen.

Twee dagen na Hans von Sponeck, nam Jutta Burghardt, het hoofd van het Wereldvoedselprogramma in Irak, eveneens ontslag uit onvrede met de sancties. De directe reden was resolutie 1284, die de Veiligheidsraad in 1999 goedkeurde en die Irak toestond om voedselpakketten aan te kopen. Deze resolutie bleek onuitvoerbaar. In een interview in de Duitse krant Die Junge Welt typeerde Burghardt de sancties als “een totale handelsboycot, zoals we die kennen uit de middeleeuwen” en als “een verkrachting van het volkerenrecht.”

NGO’s, humanitaire organisaties en andere bewegingen

Vanuit verschillende bewegingen uit de civiele maatschappij kwam heel wat protest tegen de sancties. Petities, lobbycampagnes, briefschrijacties, conferenties,…alles werd geprobeerd om de aandacht van de wereld te vestigen op de catastrofe in Irak.

Een zeer professionele beweging die zich tegen de sanctiepolitiek verzette, was CASI, The Campaign Against Sanctions on Iraq. Het is een beweging die opgericht werd aan de prestigieuze universiteit van Cambridge in Groot-Brittannie. CASI had als doelstelling de publieke opinie en de politieke verantwoordelijken bewust te maken van de gevolgen van de sancties tegen Irak. Daarvoor deed het onderzoek naar de humanitaire situatie in Irak en naar de context ervan. In regelmatig verschijnende rapporten wees de organisatie erop dat de sancties contraproductief waren en een zware tol aan mensenlevens eisten.

Onderzoekers en vredesactivisten Jan Oberg en Christian Harleman van de ‘Transnational Foundation for Peace and Future Research’ concluderen in hun studie dat de VN-sancties tegen Irak onmenselijk en contraproductief waren:

“In naam van de Verenigde Naties hebben we een volkerenmoord op gang gebracht. We hebben miljoenen mensen hun recht op gezondheid, onderwijs en welzijn ontnomen. Deze mensenrechten waren wel een integraal onderdeel van het ontwikkelingsbeleid van de Baath partij van Saddam Hoessein. De Iraakse samenleving werd on-ontwikkeld. Dit veroorzaakte de grootste en snelste achteruitgang in menselijke ontwikkeling ooit.”

Ook Luk Brusselaers, de voorzitter van SOS Kinderen Irak wijst erop dat het embargo tegen Irak een genocide is geweest. In ‘Uitpers’, een progressief webzine voor internationale politiek, typeerde hij het embargo als een “bewuste genocide” die “al zowat 2 miljoen doden opgeleverd heeft en dat onder auspiciën van de Verenigde Naties!” Ook hij stelt dat de zwakkeren in de samenleving het eerste slachtoffer waren van de sanctiepolitiek.

Niemand kan ontkennen dat de sancties tegen Irak een humanitaire catastrofe zijn geweest. De hoge tol aan mensenlevens, de gezondheidscrisis, de voedseltekorten zomaar afdoen als Iraakse propaganda is bovendien oneerlijk en demagogisch. Het embargo tegen Irak kan gecatalogeerd worden als een misdaad tegen de menselijkheid. Daarover lezen we meer in volgend deel, waar de sancties getoetst worden aan het internationale recht.


* De sanctiepolitiek en het internationaal recht

We verwezen in deze paper al eerder naar het befaamde Bossuyt-rapport. Een onderdeel van dat rapport gaat dieper in op de rechtsgeldigheid van de sancties tegen Irak. Bossuyt toetst de definitie van genocide aan wat er in Irak gebeurt. We citeren hier professor Marc Bossuyt:

“The sanctions regime against Iraq is unequivocally illegal under existing international humanitarian law and human rights law. Some would go as far as making a charge of genocide. Article II of the Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide, which entered into force on 12 january 1951, defines genocide as follows:

‘Any of the following acts committed with intent to destroy, in whole or in part, a national, ethnical, racial or religious group, as such:

(a) Killing members of the group;
(b) Causing serious bodily harm or mental harm to members of the group;
(c) Deliberately inflicting on the group conditions of life calculated to bring about its physical destruction in whole or in part;

[…]’

Volgens Bossuyt heeft het sanctie-regime tegen Irak de duidelijke bedoeling om de Iraakse bevolking te treffen in haar levensomstandigheden. Lees maar even mee:

“The sanctions regime against Iraq has its clear purpose the deliberate infliction on the Iraqi people of conditions of life (lack of adequate food, medicines, etc.) calculated to bring about its physical destruction in whole or in part.”

Bossuyt stelt ook dat de sancties onderworpen zijn aan het oorlogsrecht en dus moeten voldoen aan de strikte voorwaarden die vastgelegd zijn in het internationaal humanitair recht ter bescherming van burgers in een gewapend conflict. Inbreuken op deze voorwaarden kunnen bijgevolg vervolgd worden als oorlogsmisdaden. Bossuyt verwijst hiervoor onder andere naar de Conventies van Genève van 1949. Volgens hem zijn die overtreden, namelijk inzake het verhinderen van de toegang tot medisch materiaal en andere goederen voor het overleven van de bevolking en het gebrek aan bescherming van vrouwen en kinderen (zwaarst getroffen groepen door de sancties). Protocol I, artikel 54, paragraaf 1 van de Conventies van Genève verbiedt het doden van burgers als een methode van oorlogsvoering. Opvallend is ook dat Bossuyt de Martens Clausule van het humanitaire recht erbij haalt, om aan te tonen dat de mening van de publieke opinie bindend is, wanneer de wet niet gespecifieerd is. Dit alles wijst erop – aldus de nota van Bossuyt – dat de sancties tegen Irak illegaal zijn.

Deze juridische kijk op de misdadige sanctiepolitiek tegen Irak werd ook uitvoerig opgetekend in het in februari 2002 verschenen boek "The Impact on International Law of a Decade of Measures against Iraq". Bossuyt legde met zijn rapport en zijn verklaringen op een niet mis te verstane manier de vinger in de wonde. Het rapport betekende een blaam aan het adres van de Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken, Max van der Stoel, die tot 1999 Speciaal Rapporteur voor de mensenrechten in Irak was en geen enkele kritiek uitte op de sancties. Ook Mary Robinson, de Speciale Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, werd impliciet bekritiseerd. Zij heeft, voor zover bekend, nooit openlijke kritiek gehad op de gevolgen van het embargo op de mensenrechten.

Tot slot van dit deeltje nog dit. Erik Suy, emeritus professor internationaal recht aan de Katholieke Universiteit van Leuven en voormalig adjunct-secretaris generaal van de VN, noemde in een opiniestuk in De Morgen van zaterdag 28 december 2002 de sancties tegen Irak strijdig met het VN-Handvest. We nemen hier zijn redenering, die in feite het Bossuyt-rapport bekrachtigt, over.

“Het is juist dat Irak, tegen alle regels van het internationale recht, Koeweit is binnengevallen. Dat was een daad van agressie die eenparig door de Veiligheidsraad van de VN werd veroordeeld in resolutie 660. Irak werd voor die agressie bestraft met economische en militaire 'sancties'. De economische sancties blijven tot op vandaag van kracht, wat in strijd is met het Handvest van de Verenigde Naties. Dat stelt dat economische maatregelen bedoeld zijn om, onder meer in geval van agressie, de oorspronkelijke toestand te herstellen, dat wil zeggen de agressie ongedaan maken. Dat is inmiddels, dankzij de militaire interventie, sedert ten laatste maart 1991 gebeurd. Het Handvest gebruikt de uitdrukking ‘sancties’ niet. Maar Irak wordt nog steeds bestraft op een wijze die niet in het Handvest is voorzien. De in augustus 1990 door de Veiligheidsraad gedecreteerde maatregelen zijn allang ongeldig. Dat zij niet werden opgeheven, ligt aan het feit dat daarvoor een positieve houding van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad nodig is. De Verenigde Staten liggen dwars. Zij kunnen voor de opheffing van de ‘sancties’ hun veto inzetten.”


* Conclusie

De Verenigde Naties (en voornamelijk de VSA en GB) moeten zich dringend gaan bezinnen over wat in Irak is gebeurd. In naam van de wereldgemeenschap vond een genocide plaats. De sanctiepolitiek trof voornamelijk de gewone bevolking en niet het geviseerde Baath-regime. Alle waarschuwingen, rapporten en kritieken werden genegeerd. De tol aan mensenlevens is verschrikkelijk zwaar. Voor de anderhalf miljoen doden is het natuurlijk veel te laat, maar oprechte excuses en zware compensaties aan de Iraakse bevolking zouden zeker niet misstaan. Oorlogsmidaden mogen niet onbestraft blijven.


* Bibliografie

BOSSUYT (M.), "The Adverse Consequences of Economic Sanctions on the Enjoyment of Human Rights. Review of Further Developments in Fields with which the Subcommission has been or may be concerned. The Bossuyt Report. Economic and Social Council. June 21, 2000. Working Paper prepared by Mr. Marc Bossuyt". Te vinden op: http://www.globalpolicy.org/security/sanction/unreports/bossuyt.htm

BOSSUYT (M.), "The Impact of International Law of a Decade of Measures Against Iraq". Oxford, Oxford University Press, 2002.

BRUSSELAERS (L.), "Embargo tegen Irak gaat twaalfde jaar in". In: ‘Uitpers’, januari 2002. Te vinden op: http://www.uitpers.be/archief/nr26/irak.html

EVEREST (L.), "Opposing sanctions on Iraq. An interview with Hans Von Sponeck". December 6, 2001. Te vinden op: http://www.zmag.org/vonsponek.htm

HÖFFKES (K.), "UNO-verantwoordelijke Jutta Burghardt klaagt embargo tegen Irak aan. Een tunnel zonder einde". Officieel verschenen in Duitse krant Junge Welt, overgenomen en vertaald door het weekblad ‘Solidair’, januari 2001.

"Iraq Sanctions: Humanitarian Implications and Options for the Future. August 6, 2002". Te vinden op: http://www.globalpolicy.org/security/sanction/iraq1/2002/paper.htm

OBERG (J.) en HARLEMAN (C.), "Voor de oorlog waren er de sancties. In naam van de Verenigde Naties werd een volkerenmoord op gang gebracht". In: ‘Zand in de Machine’, 19 maart 2003, te vinden op: http://www.attac.org/belgie/zm030319/zm030319-4.html (vertaling door Francine Mestrum voor Attac-Vlaanderen)

SUY (E.), "Draaiboek voor een interventie in Irak". In: ‘De Morgen’, 28 december 2002.

UNICEF PRESS CENTRE, "Fact Sheet – Overview. Children and Women in Iraq". Te vinden op: http://www.unicef.org/media/iraqfactsheet1.htm

UNICEF PRESS CENTRE, "Fact Sheet. Children and Women in Iraq". March 2003. Te vinden op: http://www.unicef.org/media/iraqfactsheetfacts.htm

VANDEN BAVIERE (P.), "Bossuyt legt vinger op de wonde". In: ‘Uitpers’, september 2000. Te vinden op: http://www.uitpers.be/archief/nr11/bossuyt.html

VANDEN BAVIERE (P.), "Irak: het embargo blijft moorden". In: ‘Uitpers’, juni 2002. Te vinden op: http://www.uitpers.be/archief/nr31/irak.html

VON SPONECK (H.), "Oorlogsdreiging tegen Irak. Drie vragen, drie antwoorden". In: ‘Oxfam-nieuws’, nr. 127, pp. 4-6.