arch/ive/ief (2000 - 2005)

Vlaams Blok / Vzw's bestraft voor diensten aan racistische partij
by raf Thursday, Apr. 22, 2004 at 1:09 PM
raf@indymedia.be

Het hof van beroep van Gent heeft drie vzw's van het Vlaams Blok tot geldboetes veroordeeld. De verenigingen hebben volgens het hof hand- en spandiensten verleend aan een politieke partij (het Blok) die vreemdelingenhaat en discriminatie verkondigt. De vzw's moeten ook schadevergoeding betalen aan het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding en aan de Liga voor de Mensenrechten.

Het hof veroordeelde drie verenigingen opgericht door het Blok: de Vlaamse Concentratie (die de staatssubsidies aan de politieke partij in ontvangst neemt en verdeelt), de Nationalistische Omroepstichting (de zendgemachtigde vereniging) en het Nationalistische Vormingsinstituut. Het Blok is een feitelijke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid en kan als zodanig niet terechtstaan.

"De veroordeling is een bijzonder belangrijke stap", zegt Luc Walleyn die op het proces optrad als advocaat voor het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. "Het is de eerste keer dat een voorname politieke partij terechtgewezen wordt omdat ze de anti-racismewet heeft overtreden. Het arrest houdt feitelijk ook in dat eender wie die meewerkt met het Vlaams Blok vervolgd kan worden".

Het hof van beroep steunde voor haar arrest op teksten van het Vlaams Blok. Het hof deed ook principiële uitspraken. Het verwerpt bij voorbeeld het argument van het Blok over de nationaliteit. De partij beweert de werkloosheid te willen beperken door te wijzen op zogenaamde hogere werkloosheid onder niet-Belgen. Volgens het hof is de propaganda van het Blok op dit stuk dermate buiten proportie dat de partij zich ook daar schuldig maakt aan discriminatie.

Eerder had de correctionele rechtbank van Brussel zich in deze zaak onbevoegd verklaard met de redenering dat het Blok van een politiek misdrijf beschuldigd werd. Maar volgens het hof van cassatie was dat niet het geval. Cassatie gebruikt volgens meester Walleyn "sinds mensenheugenis een zeer strikte interpretatie van het begrip politiek misdrijf".

Het hof van beroep volgde die logica en toetste programma's en propaganda van het Vlaams Blok aan de anti-racismewetgeving. De evolutie van de wetgeving heeft volgens meester Walleyn ook meegespeeld. Tot 1999 stond nog in de grondwet dat persdelicten met een racistisch karakter enkel door een hof van assisen behandeld konden worden. Sinds '99 kan dat door een correctionele rechtbank. Ook in '99 zorgde een nieuwe wet ervoor dat ook rechtspersonen strafrechterlijk vervolgd konden worden. Op basis daarvan konden de drie Vlaams Blok-vzw's worden aangepakt.

"De veroordeling is bij het Vlaams Blok hard aangekomen omdat tevoren Brusselse rechtbanken de partij twee keer gelijk hadden gegeven op het vlak van de bevoegdheid", aldus meester Walleyn.

Opmerkelijk is ook de grondigheid waarmee de rechtbank nu tewerk is gegaan. "Maar het was ook geen gewone rechtszaak", zegt Walleyn. "Er is een week aan een stuk gedebatteerd met honderden pagina's conclusies; de dagvaarding alleen al bedroeg meer dan 100 bladzijden; aan beide kanten zijn er honderden bladzijden procedure-stukken gebruikt. Dan is het normaal dat de rechtbank serieus werk levert".

Enkele data:
  • • november 1996: klacht van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding tegen de Open Brief aan de Brusselaars van het Vlaams Blok. Daarin propageert het Blok zijn 70-puntenprogramma.
  • • februari 1998: het Brussels gerecht seponeert de klacht omdat het om een persmisdrijf (een pamflet) gaat, dat voor een hof van assisen berecht moet worden.
  • • oktober 2000: nieuwe klacht van het Centrum en de Liga voor de Mensenrechten tegen drie Vlaams Blok-vzw's wegens schending van de racismewetgeving van 1981. De klacht: het Blok zet aan tot discriminatie, en predikt haat en geweld tegen allochtonen.
  • • juni 2001: de correctionele rechtbank van Brussel verklaart zich onbevoegd.
  • • februari 2003: ook het hof van beroep in Brussel verklaart zich onbevoegd.
  • • november 2003: het hof van cassatie verbeekt de uitspraak van Brussel en verwijst de zaak naar het hof van beroep in Gent.


Illegaal?
by Kenneth RUMES Thursday, Apr. 22, 2004 at 4:57 PM
kennethrumes@hotmail.com

Nu Dewinter stilaan illegaal lijkt te worden, is er hoop. Dan kunnen we hem met een C-130 het land uitzetten...

niet genoeg
by Tonny Saturday, Apr. 24, 2004 at 12:44 AM
skratche_tc@hotmail.com

Hem op t vliegtuig zetten s onvoldoende. Er lopen nog meer types gelijk hem rond, en zelfs gevaarlijker. Soit, tis n stap vooruit.

Is dit arrest toegankelijk voor de burgers?
by Jan Saturday, Apr. 24, 2004 at 9:15 PM

Kan ik als burger dit arrest inkijken? Bestaat er een site waar arresten, uitspraken enz van rechtbanken gepubliceerd worden?

geen idee
by Tonny Sunday, Apr. 25, 2004 at 3:14 AM

Goeie vraag. Zelf zou ik graag weten welke die 3 vzw's zen. Tot nu toe geen namen gezien.

gevonden : 18/11/2003
by Tonny Sunday, Apr. 25, 2004 at 3:24 AM

dit gevonden http://www.cass.be/cgi_juris/juris_cass_a1.pl?DETAIL=RC03BI1_1&caller=list&row_id=1&numero=1&rech=1&cn=RC03BI1&do=1&la=N&pdf_file=%2Fhome%2Fmon1%2Fdisk62%2Fjuris%2Fimage%2FR%2FC%2F03%2FB%2FRC03BI1.pdf&ddmm=11&chercher=t&language=nl&trier=datum+arrest&ddaa=2003&fromtab=JURIS&choix1=EN&origine=c&choix2=EN&tri=tri_dd+AS+RANK+&sql=((ju+CONTAINS+'COUR'+%26+'DE'+%26+'CASSATION')+OR+(ju+CONTAINS+'HOF'+%26+'VAN'+%26+'CASSATIE'))+and+dd+%3D+date'2003-11-18'&ddjj=18&set1=SET+TERM_GENERATOR+'word!ftelp%2Flang%3Ddutch%2Fbase%2Froot%2Fderive%2Finflect'&ju=HOF+VAN+CASSATIE&imgcn.x=58&imgcn.y=9">link

zo es proberen : 18/11/2003
by ikke Sunday, Apr. 25, 2004 at 3:26 AM

Nummer : RC03BI1_1 Datum : 2003-11-18
Juridictie : HOF VAN CASSATIE, NEDERLANDSE AFDELING, 2E KAMER
Zetel : FORRIER
Verslaggever : GOETHALS
Openb. Min. : TIMPERMAN
Rolnummer : P030487N
Kop
POLITIEK MISDRIJF
Samenvatting
*
Noot
P.03.0487.N
CONCLUSIE VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
Het cassatieberoep van eiser sub I is niet ontvankelijk vermits uit het exploot van betekening niet blijkt dat een integrale kopie van de voorziening in cassatie werd betekend aan de partijen tegen wie het cassatieberoep gericht is. Anders dan verweersters in hun memorie van antwoord oordelen (memorie van 21.10.2003, p. 5 sub 2.3) impliceert dit geenszins dat de beslissing op de strafvordering definitief is.(1)
Het cassatieberoep van eiseres sub III is niet ontvankelijk bij gemis aan betekening aan de partijen tegen wie het cassatieberoep gericht is.
1. Verweersters werden gedagvaard ten verzoeke van de eisers sub II en sub III voor feiten die werden omschreven als een inbreuk op artikel 3 van de Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenophobie ingegeven daden. Dit artikel incrimineert en penaliseert 'het behoren tot' en 'het medewerking verlenen aan' een groep of vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek. Het lijdt geen twijfel dat het in deze context beschermde rechtsgoed de open maatschappij is die niet tolereert dat rechtsonderhorigen worden gediscrimineerd of tot voorwerp van haat en geweld worden gemaakt omwille van hun origine, huidskleur, ras, nationale of etnische oorsprong.
De ten laste gelegde feiten werden derwijze geconcretiseerd dat onder groep of vereniging de politieke partij Vlaams Blok diende te worden begrepen en dat (minstens) het strafbare medewerking verlenen diende te worden ingevuld als 'het financieren van verkiezingscampagnes, het verzorgen van televisie- en radio-uitzendingen, het uitgeven van publicaties en de verzorging van vorming aan leden en mandatarissen'.
2. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel, rechtsprekend in correctionele zaken, verklaarde zich bij vonnis van 29 juni 2001 onbevoegd omdat het de inbreuk kwalificeerde als een politiek misdrijf gelet op de omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd en gelet op de politieke aard van het doel en van de rechtstreekse gevolgen van het ten laste gelegde feit. Op hoger beroep van het openbaar ministerie en van de eisers sub II en III bevestigde het Hof van Beroep te Brussel bij arrest van 26 februari 2003 het beroepen vonnis, zij het op andere motieven.
3. De grondwetgever van 1830-1831 was de dader van een politiek misdrijf gunstig gezind. De tijdsgeest verklaart deze opvatting. Vele vooraanstaande politici waren immers tijdens het Nederlandse tijdperk zelf het voorwerp van vervolgingen geweest.(2) Dit gunstregime voor politieke misdrijven vertaalde zich in een bijzondere procedurele waarborg: de bevoegdheid van de jury (art. 98 G.W., thans art. 150).(3)
4. Noch de grondwetgever, noch de latere wetgevers hebben het begrip politiek misdrijf omschreven.(4) Aldus was een taak weggelegd voor rechtspraak en doctrine om dit begrip te definiëren. Het ontbreken van een enige wettelijke omschrijving en de aanzienlijke praktische gevolgen op proceduraal gebied van het onderscheid tussen gewone misdrijven en politieke misdrijven heeft de rechtspraak ertoe gebracht het begrip politiek misdrijf af te bakenen. Die afbakening kwam snel neer op een restrictieve benadering. Reeds vóór 1850 beperkten talrijke arresten van het Hof van Verbreking het begrip politiek misdrijf ten einde op die wijze ook de bevoegdheid van de jury te beperken.(5) Door gewijzigde politieke omstandigheden verdween inmiddels ook het gunstig vooroordeel ten aanzien van politieke misdrijven.(6)
In het bijzonder heeft de rechtspraak zich steeds strikter opgesteld ten aanzien van misdrijven van gemeen recht die door de omstandigheden van de zaak een politiek misdrijf kunnen uitmaken, dit is het zogenaamde "gemengde politiek misdrijf". Het eindpunt van deze jurisprudentiële evolutie is dat thans naar Belgisch intern recht het begrip politiek misdrijf zodanig restrictief wordt omschreven dat aan de toepassingsvoorwaarden voor het gemengde politiek misdrijf in slechts bijzonder zeldzame gevallen voldaan zal zijn.(7)
5. Die evolutie heeft zich kunnen voordoen doordat het Hof van Cassatie zich al vrij spoedig bevoegd achtte controle uit te oefenen op de kwalificatie van een misdrijf van gemeen recht als politiek misdrijf. Het Hof heeft daarbij de voorwaarden waaronder een misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf uitmaakt, steeds strikter omschreven. Zoals uit het hierna volgende zal blijken, heeft het begrip "politiek misdrijf" in het begin van de 20ste eeuw in de rechtspraak van het Hof een nauwkeurige omschrijving gekregen. De naoorlogse rechtspraak heeft dan verdere preciseringen, en bijgevolg beperkingen, aangebracht.
6. De eerste rechtspraak maakte al het onderscheid tussen de "zuiver" politieke misdrijven en de misdrijven van gemeen recht die, door de omstandigheden van de zaak, een politiek misdrijf uitmaken. Een arrest van het Hof van 29 mei 1856(8) wees erop dat "d'après le code pénal, les outrages et les calomnies sont des délits communs qui n'ont par eux-mêmes aucun caractère politique; que s'ils peuvent quelquefois prendre ce caractère, ce n'est qu'à raison des circonstances qui s'y rattachent". Ook uit de conclusie van procureur-generaal Leclercq bleek het onderscheid tussen misdrijven waarvan het politiek karakter voortvloeide uit de wettelijke bestanddelen ervan op zich, zonder dat de bedoelingen van de dader dienden te worden nagegaan voor zover de wet geen bijzonder opzet vereiste, en misdrijven van gemeen recht die een politiek misdrijf worden wegens de bijzondere omstandigheden waarin zij waren gepleegd.(9) Vanuit cassatietechnisch oogpunt was dat onderscheid ook belangrijk: het toezicht van het Hof zou zich niet kunnen uitstrekken tot de beoordeling van de bijzondere omstandigheden die een misdrijf van gemeen recht tot een politiek misdrijf omvormen.
Het arrest van 29 mei 1856 beperkte zich dan ook tot de vaststelling dat het ten laste gelegde misdrijf "uit zichzelf" geen politiek misdrijf was en dat de beslissing van de feitenrechter dat het misdrijf bij gebrek aan bijzondere omstandigheden geen politiek misdrijf was, bijgevolg geen schending van de wet inhield.
In dezelfde zin oordeelde een arrest van 24 oktober 1865 dat de beslissing dat de overtreding van het gemeentereglement, bestaande in de verwijdering van bekendmakingen door het gemeentebestuur, niettegenstaande de bedoeling van de dader, een eenvoudige overtreding en geen politiek misdrijf uitmaakte, een onaantastbare beslissing in feite uitmaakte zodat het middel niet ontvankelijk was.(10)
Het onderscheid tussen het zuivere en gemengde politieke misdrijf komt eveneens tot uitdrukking in het arrest van 2 november 1869.(11) Het omschrijft politieke misdrijven als "les délits commis contre l'ordre politique et qui tendent à renverser, à changer ou à troubler cet ordre". Het misdrijf gepleegd door de bedienaar van een eredienst die in de uitoefening van zijn bediening een handeling van het openbaar gezag aanvalt, is een politiek misdrijf indien de handeling uitgaat van de politieke overheden. In zoverre de handeling uitgaat van een administratieve overheid (in het beslechte geval een besluit van de burgemeester) is het misdrijf geen politiek misdrijf alhoewel het dit karakter wel kan krijgen "à raison des circonstances qui s'y rattachent". De vraag welke omstandigheden het in se, dit is uit zijn aard, niet politieke misdrijf toch tot een politiek misdrijf maken, komt in dit arrest niet aan bod. Evenmin blijkt uit het arrest dat het Hof toezicht heeft uitgeoefend op de beoordeling van die omstandigheden door de feitenrechter. Het Hof beperkt zich ertoe te overwegen dat de feitenrechter "souverainement en fait" heeft beslist dat de aangevoerde omstandigheden van het misdrijf geen politiek misdrijf uitmaken. Ook in zijn conclusie had advocaat-generaal Cloquette gewezen op de grenzen van de bevoegdheid van het Hof.(12) Duidelijk is dat het Hof in die periode zich nog niet tot doel stelde de voorwaarden waaronder een misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf uitmaakt, te omschrijven.
De arresten van 19 augustus 1870, 7 oktober 1870 (2 arresten) en 19 december 1870(13) hebben betrekking op kiesmisdrijven. Uit het arrest van 19 augustus 1870 blijkt opnieuw het onderscheid tussen beide categorieën van politieke misdrijven. Het Hof overweegt immers "qu'en l'absence d'une définition légale de ces délits, il est du devoir du juge de rechercher leurs caractères juridiques, soit dans la nature même des faits incriminés, soit dans les circonstances particulières qu'il constate". Het misdrijf waarop het arrest betrekking had, was uit zijn aard een politiek misdrijf: de wederrechtelijke aanmatigingen van hoedanigheid van kiezer "tendent à troubler l'exercice régulier du système électoral et à compromettre les droits constitutionnels par lesquels les citoyens participent au gouvernement du pays; et qu'elles portent ainsi directement atteinte à une de des institutions fondamentales".(14)
Met het arrest van 9 januari 1888 vernietigt het Hof een arrest dat verzuimd had de omstandigheden vast te stellen waaronder een misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf kan uitmaken. Het Hof komt er evenwel niet toe een omschrijving te geven van de voorwaarden waaronder dit mogelijk is. Het overweegt dat de misdrijven valsheid in geschriften en vals getuigenis "tout en constituant par eux-mêmes des infractions de droit commun, (ils) peuvent cependant revêtir le carcatère d'infractions politiques, à raison des circonstances dans lesquelles ils ont eu lieu; Considérant que la loi ne détermine pas les circonstances qui sont de nature à transformer en délit politique un délit de droit commun; qu'il suit de là que c'est au juge du fond à rechercher et apprécier ces circonstances, mais que, dans l'espèce, l'arrêt attaqué n'a pas rempli ce devoir".
Uit het arrest van 12 november 1888(15) blijkt andermaal het onderscheid tussen zuivere en gemengde politieke misdrijven. In casu verwierp het Hof het cassatieberoep tegen een beslissing die het misdrijf van een valsheid in geschrifte die tot doel had "de vicier la composition du corps électoral d'une commune" niet als politiek misdrijf had gekwalificeerd. Opvallend is dat het Hof toen uitdrukkelijk bevestigde niet de bevoegdheid te hebben te toetsen of de rechter op grond van de door hem vastgestelde gegevens beslist heeft of het misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf uitmaakt: "Que, étant donné l'absence de définition légale du délit politique, la décision attaquée, motivée et justifiée, comme il vient d'être dit, par une appréciation souveraine des faits de la cause, échappe au contrôle de la cour de cassation".
Zoals uit de noot onder het arrest blijkt, is dit anders wanneer het gaat om een zuiver politiek misdrijf omdat in dat geval de wet de bestanddelen van het politiek misdrijf bepaalt.
7. Het Hof heeft in latere rechtspraak zijn aanvankelijke terughoudendheid ten aanzien van de toetsing van de afleiding die de rechter maakt op basis van de door hem vastgestelde gegevens, laten varen.(16) Het behoeft geen verbazing te wekken dat tegelijkertijd het Hof overgaat tot een omschrijving van "de omstandigheden" waarin het misdrijf werd gepleegd en die van het misdrijf een politiek misdrijf maken, anders gezegd van de voorwaarden die moeten worden vervuld opdat een misdrijf van gemeen recht als een politiek misdrijf kan worden beschouwd.
Het arrest van 26 februari 1900 betrof de vraag of de gemeenrechtelijke valsheid die tot doel had de samenstelling van het kiezerskorps voor de gemeenteraadsverkiezingen te wijzigen, een politiek misdrijf uitmaakte. Het bestreden arrest had in die zin geoordeeld. Het cassatieberoep van het openbaar ministerie wierp de vraag op of de ten laste gelegde feiten een "atteinte à l'ordre politique" inhielden. Het Hof verwerpt het cassatieberoep, na het begrip "politieke orde" te hebben toegelicht, op grond van de overweging "qu'il suit de ces considérations que l'arrêt attaqué, en déduisant des faits rappelés ci-dessus que l'infraction reprochée au défendeur constitue un délit politique de la compétence de la cour d'assises, n'a fait qu'une juste application de l'article 98 de la Constitution".
Dit belet niet dat de arresten van 29 december 1902(17) en 24 maart 1908(18) nog een bevestiging van de theorie van de onaantastbare beoordeling in feite lijken in te houden: "il appartient aux tribunaux de rechercher et de déterminer dans chaque espèce, d'après les faits et circonstances de la cause, si l'infraction de droit commun dont il s'agit constitue un délit politique".(19)
Het arrest van 5 mei 1913(20) daarentegen zet voor het eerst, én duidelijk, de bakens uit door een omvattende definitie van het begrip politiek misdrijf te bieden: "le délit politique est celui qui, dans l'intention de son auteur comme par son effet, porte directement atteinte aux institutions politiques; que ce caractère, à défaut d'expression formelle de la volonté du législateur et en dehors de circonstances particulières démonstratives de cette intention et de cet effet et appréciées souverainement par le juge du fond, n'appartient essentiellement qu'à l'infraction dont la criminalité écoule exclusivement de l'existence des institutions politiques auxquelles elle s'attaque". In casu had het bestreden arrest vastgesteld dat de misdrijven begaan ten aanzien van een getuige bij de kiesverrichtingen, noch tot doel, noch als resultaat hadden dat de kiesverrichtingen belemmerd werden. Het Hof verwerpt het cassatieberoep, overwegende dat "d'où suit qu'en leur déniant le carcatère de délits politiques et en décidant, par voie de conséquence, que la juridiction correctionnelle a compétence pour en connaître, l'arrêt n'a violé aucune des dispositions légales visées au moyen".
Voortgaande op het arrest van 5 mei 1913 bevat het arrest van 21 november 1927(21) een nog meer uitgeschreven expliciete omschrijving van het begrip politiek misdrijf. Deze omschrijving blijft tot op heden geldig en is van toepassing op het voorliggend geval. "Le délit politique est essentiellement celui qui, dans l'intention de son auteur, comme par son effet, porte directement atteinte aux institutions politiques;
que ce caractère, à défaut d'expression formelle de la volonté du législateur, ne peut appartenir qu'à l'infraction dont la criminalité dérive exclusivement des institutions politiques auxquelles elle s'attaque;
(...) il est vrai que des infractions de droit commun peuvent se transformer en délits politiques à raison des circonstances dans lesquelles les faits incriminés ont été commis, et du but poursuivi par leur auteur mais qu'il appartient alors aux tribunaux de rechercher si, à raison des éléments de la cause, l'infraction poursuivie revêt le caractère de délit politique". Het bestreden arrest had geoordeeld dat de misdrijven, bestaande in het kwaadwillig aftrekken of scheuren van wettig aangebrachte aanplakbiljetten en de opzettelijke beschadiging of vernieling van andermans roerend goed en gericht tegen een beslissing van de administratieve overheid, niet gericht waren tegen de grondwet of tegen het politieke systeem van de Staat. Het Hof oordeelt, na deze vaststellingen te hebben vermeld, "d'où il suit qu'en déniant à ces faits le caractère de délit politique et en décidant par voie de conséquence que la juridiction de police était compétente pour en connaître, le jugement n' pas contrevenu à la disposition".
Nog op te merken valt dat een arrest van 7 september 1935(22) verduidelijkt dat een misdrijf van gemeen recht (ter zake beledigingen aan een lid van de Kamer) geen politiek misdrijf wordt door de loutere (politieke) bedoeling van de dader; het misdrijf moet ook nog van aard zijn een aantasting van de politieke orde uit te maken.(23)
8. De bevoegdheid van het Hof om, binnen bepaalde grenzen, tot toetsing over te gaan van de beslissing van de feitenrechter, alsook een bijkomende omschrijving van de voorwaarde van "rechtstreekse aantasting" blijken uit twee arresten van 20 november 1933.(24)
Het Hof overweegt dat het aan de feitenrechter staat "de rechercher ces éléments dans le circonstances de la cause", met name de drijfveer van de dader en het beoogde resultaat, voorts overweegt het Hof dat "un résultat indirect et lointaine" geen "aantasting" van de politieke orde kunnen inhouden. Het bestreden arrest had geoordeeld dat het misdrijf, bestaande in het houden van publieke redevoeringen met als doel soldaten tot opstand aan te zetten, als "seul résultat direct et immédiat" had kunnen hebben "d'exposer des soldats à commettre un crime prévu par le Code pénal militaire et à être ainsi justiciables des tribunaux militaires".
9. Het materiële en morele bestanddeel van het politiek misdrijf werden, op basis van de hierboven besproken rechtspraak, op volledige en heldere wijze geanalyseerd door toenmalig eerste advocaat-generaal Hayoit de Termicourt in zijn conclusie voor het arrest van 21 april 1947.(25)
Het laatste arrest van het Hof dat omschrijft onder welke voorwaarden een misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf uitmaakt, is het arrest van 21 oktober 1981(26) dat overweegt "dat een misdrijf van gemeen recht alleen dan een politiek misdrijf wordt, volgens de nationale wet, wanneer de dader gehandeld heeft met het oogmerk om een aanslag te plegen op de instellingen van de Staat, en de feiten bovendien, gelet op de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd, die uitwerking konden hebben, namelijk dat ze rechtstreeks de politieke instellingen in het gedrang konden brengen".
De naoorlogse rechtspraak heeft het vereiste van "rechtstreekse" aanslag op de politieke instellingen verder gepreciseerd. Uit die precisering blijkt dat slechts zeer uitzonderlijk een politiek misdrijf kan worden vastgesteld.
Zo verantwoordde een bestreden arrest zijn beslissing naar recht door erop te wijzen dat het geweld dat de daders aanwendden om op de politieke overheid druk uit te oefenen, geen rechtstreekse politieke gevolgen kan teweegbrengen maar alleen "par l'intervention d'un facteur intermédiaire, à savoir la décision hypothétique des pouvoirs publics à la suite de la pression exercée sur eux".(27)
Een arrest van 25 februari 1963 vernietigt een arrest dat het misdrijf van te hebben geweigerd de noodzakelijke inlichtingen bij de volkstelling te willen geven, als politiek misdrijf kwalificeerde omdat het resultaat van de volkstelling een weerslag had op de samenstelling van Kamer en Senaat. Het Hof wees erop dat het misdrijf eventueel alleen een politiek misdrijf kon uitmaken voor wat betreft de provinciale en gecoöpteerde senatoren, omdat de samenstelling van de Kamer en Senaat, wat betreft de rechtstreeks verkozenen, bepaald wordt door de kieswet, zodat de weerslag van het misdrijf op die samenstelling slechts onrechtstreeks is. Maar ook voor de provinciale en gecoöpteerde senatoren kon het misdrijf geen politiek misdrijf uitmaken omdat de ambtenaren en gemeentelijke overheden over de bevoegdheid en de mogelijkheden beschikten om die weigering op te vangen: "dès lors, le refus de remplir cette obligation ne pourrait entraîner des conséquences politiques que de manière indirecte, par l'intervention d'un facteur intermédiaire, à savoir l'abstention des autorités d'y suppléer; qu'ainsi, l'atteinte directe aux institutions politiques, élément matériel caractérisant le délit politique, fait défaut".(28)
In dezelfde zin oordeelde het Hof in een arrest van 21 december 1976(29) dat de feiten geen politiek misdrijf konden uitmaken omdat zij slechts onrechtstreekse politieke gevolgen met zich konden brengen nu "de overheid de macht had om een einde te maken aan de aangeklaagde toestand".
10. Samenvattend kan gesteld worden dat de jurisprudentie van Uw Hof reeds vlug een onderscheid heeft gemaakt tussen het zuiver politiek misdrijf en het gemengd politiek misdrijf zonder daarom deze terminologie expliciet te gebruiken. De evolutie is gekenmerkt door één constante, namelijk een steeds restrictievere benadering en invulling van het begrip. Deze benadering is zelf in een vanzelfsprekende dialectiek onlosmakelijk verbonden met het toetsingsrecht dat het Hof zich toeeigende om na te gaan of de feitenrechter op grond van de door hem vastgestelde gegevens wettig kon beslissen of in een concreet geval een misdrijf van gemeen recht een politiek misdrijf uitmaakt.
11. Thans dien te worden nagegaan hoe de benadering van het begrip "politiek misdrijf" in bestreden arrest zich verhoudt ten opzichte van de omschrijving van dat begrip die het Hof er sinds het arrest van 1913 uitdrukkelijk aan geeft?(30)
De zienswijze van het Hof van Beroep te Brussel moet worden begrepen, hoe kan het ook anders, in het licht van het ten laste gelegde basismisdrijf. Hoger (sub 1) werd reeds aangehaald op basis van welk wetsartikel de beklaagden in casu werden vervolgd en wat die concrete strafbaarstelling inhoudt. Pro memorie weze er aan herinnerd dat de in de tenlastelegging bedoelde groep of vereniging een politieke partij is, namelijk het Vlaams Blok.
Kenmerkend aan de tenlastelegging is dat de handeling die de wet afkeurt, het kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijven of verkondigen in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, uitgaat van een groep of vereniging. Het zijn de handelingen van de groep of vereniging zelf die de wet wil bestrijden.(31) Op het ogenblik waarop de wet tot stand kwam, kon de groep of vereniging in geen geval zelf strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld en thans, na inwerkingtreding van de wet op de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen, alleen indien de groep of vereniging een rechtspersoon is.
12. De analyse die het bestreden arrest maakt, en die slechts drie alinea's beslaat en zeker niet getuigt van enig transparant taalgebruik, gaat uit van de hypothese dat het basismisdrijf bewezen is, en gaat van daar uit bepalen of er alsdan sprake is van een politiek misdrijf. Waar dit uitgangspunt correct lijkt is dit niet het geval met de toetsing zelf.
13. Enerzijds oordeelt het Hof dat er in casu geen sprake is van een zuiver politiek misdrijf. Het staat vast dat het Hof van Beroep te Brussel het aan de beklaagden ten laste gelegde feit niet aanmerkt als een misdrijf dat op zich, dit is uit zijn aard op basis van de wettelijke bestanddelen ervan, een politiek misdrijf zou uitmaken. De appèlrechters overwegen in deze immers uitdrukkelijk dat het misdrijf niet een politiek misdrijf is (pagina 6, alinea 3 van het arrest) "omdat elke overtreding van art. 3 van de wet tot bestraffing van bepaalde door racisme et xenofobie ingegeven daden uiteraard een politiek misdrijf uitmaakt (wat niet het geval is)".
Door deze overweging oordeelt het bestreden arrest dat het ten laste gelegde misdrijf "uit zijn aard" geen politiek misdrijf is. De politieke misdrijven, volgens de bewoordingen van Hayoit de Termicourt, "(portent) nécesairement, quelles que soient les circonstances dans lesquelles ils sont commis, directement atteinte aux institutions politiques. Ce sont les délits politiques par leur nature; leur criminalité dérive uniquement de l'institution politique contre laquelle ils sont dirigés". Gelet op de aard van het in casu door de strafbaarstelling beschermde rechtsgoed is het evident dat de tenlastelegging nooit een zuiver politiek misdrijf kan opleveren (cfr. supra sub 1).
14. Anderzijds staat ook vast dat het Hof van Beroep te Brussel het misdrijf niet als een gemengd politiek misdrijf beschouwt, minstens de aanwezigheid niet heeft vastgesteld en evenmin de invulling heeft gedaan (op een correcte wijze) van de daartoe noodzakelijke voorwaarden.
De appèlrechters beschouwen het ten laste gelegde misdrijf als een politiek misdrijf omdat, in het geval, het feit neerkomt op het misdadig behoren tot of verlenen van medewerking aan een groep of vereniging die een politieke partij is.
Dit oordeel wordt onderbouwd door te refereren aan de bestanddelen van een politiek misdrijf en volgt daartoe de volgende redenering:
het feit waarvan per hypothese wordt aangenomen dat het vaststaand is, wordt gepleegd met "het oogmerk om een politieke partij, meer bepaald het Vlaams Blok, te laten (voort)bestaan en om aan deze partij een substantiële steun te verlenen"; degene die "behoort tot" of "zijn medewerking verleent" aan een groep, zoals een politieke partij, stelt zich inderdaad tot doel op die wijze de groep te doen (voort)bestaan:
een groep bestaat niet indien niemand daartoe wil behoren;
aldus maakt het hof van beroep gewag van de omstandigheid dat "deze politieke partij (...) slechts kan (voort)bestaan mits het plegen van het ten laste gelegde feit door allen die tot deze partij behoren";
anders gezegd: een groep bestaat slechts voort voor zover personen tot die groep behoren; omdat in deze context het "behoren tot" strafbaar is gesteld, maakt het hof van beroep gewag van een voortbestaan dat slechts mogelijk is "mits het plegen van het ten laste gelegde feit";
het feit heeft tot rechtstreeks tot gevolg "de aantasting van de instellingen van het land, waartoe (bestaan en werking van) de politieke partijen behoren, onder meer omwille van de essentiële rol van deze partijen om het behoorlijk functioneren van de democratie te verzekeren"; conclusie die wordt verduidelijkt in de derde alinea van p. 6: het "misdadig behoren" tot een politieke partij doet "(uiteraard) rechtstreeks afbreuk (...) aan de politieke instellingen".
De afbreuk die het misdrijf aan de politieke partij doet, wordt aldus exclusief afgeleid uit het feit dat de wet het "behoren tot" strafbaar stelt.
Daarbij moet worden opgemerkt dat het hof van beroep alleen de weerslag van het misdrijf op het Vlaams Blok zelf voor ogen heeft. Het loutere feit van "misdadig behoren" tot een partij, kan immers op zichzelf geen afbreuk doen aan een andere partij.
Op die wijze leidt het hof van beroep het bestaan van een politiek misdrijf af uit het gegeven dat de groep een politieke partij is en uit één bestanddeel van het ten laste gelegde misdrijf, met name het feit dat strafbaar wordt gesteld het "behoren tot" of "medewerking verlenen aan".
Omdat het hof van beroep het "oogmerk" en de "rechtstreekse aantasting" afleidt uit een wettelijk bestanddeel van het misdrijf, zonder acht te moeten slaan op buiten het misdrijf gelegen gegevens, maakt het hof gewag van een met een "zuiver politiek misdrijf" gelijk te stellen misdrijf.
15. Enerzijds berust deze zienswijze op een interne contradictie: het "behoren tot" of "medewerking verlenen aan" een groep kan niet afbreuk doen aan de groep zelf omwille van het feit dat het "behoren tot" door de wet strafbaar zou zijn gesteld indien en dit is hier van cruciaal belang het "behoren tot" door de wetgever juist strafbaar wordt gesteld omdat het hierdoor eigenlijk de handelingen van de groep zelf wil bestrijden. Groep en degenen die tot de groep behoren handelen vanuit het oogpunt van de wetgever met hetzelfde oogmerk. De groep beoogt die handelingen en de leden steunen deze handelingen. Hun "behoren tot" tasten bijgevolg geenszins de groep aan.
16. Anderzijds is het arrest voor kritiek vatbaar in zoverre het de politieke partijen aanmerkt als politieke instellingen die het voorwerp van een politiek misdrijf kunnen uitmaken. De interne politieke orde betreft immers (slechts) alles "ce qui rattache aux pouvoirs politiques établis par la Constitution: forme de l'Etat, formation et fonctionnement de la Chambre et du Sénat, autorité, prérogatives constitutionnelles du Roi et ordre de successibilité au trône, exercice du pouvoir par les ministres, droits politiques des citoyens, etc."(32) Evenwel moet de aanslag gevestigd zijn tegen de instellingen zelf en niet tegen de personen, de politieke partijen of hun handelingen(33), zelfs al zijn deze medium voor de werking van deze instellingen.
Indien, voortgaande op het bestreden arrest, de politieke partijen voortaan ook het voorwerp zouden kunnen uitmaken van een politiek misdrijf, zullen misdrijven van gemeen recht die worden gesteld met als doel en als resultaat een politieke partij te ontwrichten, een politiek misdrijf uitmaken. Het is onnodig te zeggen dat een politieke partij veel kwetsbaarder is dan de politieke orde zelf en dat de voorwaarden van een "rechtstreekse" aantasting van de politieke partij snel vervuld kunnen zijn. De hieruit voortvloeiende uitbreiding van het begrip politiek misdrijf zou haaks staan op de restrictieve benadering die de rechtspraak van het Hof sinds meer dan een eeuw kenmerkt.
Strijdig met een restrictieve invulling van de notie "politiek misdrijf" en de geldende opdeling, is de opvatting waarbij, door een onvolledige en oncorrecte toepassing van de bestaansvoorwaarden voor een gemengd politiek misdrijf, het begrip zuiver politiek misdrijf 'bij gelijkstelling' wordt ingevoerd.
In casu was het ten laste gelegde misdrijf geen politiek misdrijf uit zijn aard zodat het hof van beroep had moeten nagaan of dit misdrijf van gemeen recht al dan niet werd gepleegd:
- met het oogmerk om een aanslag te plegen op de instellingen van de Staat, en
- gelet op de te concretiseren (bijzondere) omstandigheden waarin het werd gepleegd,
- die uitwerking kon hebben dat het rechtstreeks de politieke instellingen in het gedrang kon brengen.
Het hof van beroep heeft zijn analyse evenwel beperkt tot één element van het misdrijf, met name het "behoren tot" of "zijn medewerking verlenen aan". Het ten laste gelegde misdrijf is evenwel het behoren tot of zijn medewerking verlenen aan een groep of vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt in de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek. Het "behoren tot" is slechts strafbaar in combinatie met de verwijtbare handelingen van de groep. Het is de uitwerking van dit misdrijf, in al zijn bestanddelen, die moet worden beoordeeld bij de analyse van de vraag of het misdrijf van gemeen recht door het doel van de dader en de uitwerking ervan op de politieke instellingen, een politiek misdrijf uitmaakt.
Het hof van beroep heeft veronachtzaamd heeft alle bestanddelen van het misdrijf van gemeen recht te betrekken bij de beoordeling van de vraag of het misdrijf van gemeen recht in casu een politiek misdrijf uitmaakte, en heeft door de consequentie van de eigen redenering geen acht geslagen op de eventuele buiten het basismisdrijf liggende rechtstreekse gevolgen ervan. De zienswijze van de appèlrechters vindt geen enkele steun in enige rechtspraak voorafgaand aan het arrest van Uw Hof van 5 mei 1913 (cfr. supra sub 7), wel integendeel:
de vroegere rechtspraak dient alleen te worden gesitueerd in de genealogie of ontstaansgeschiedenis van een jurisprudentie die zich uitgerijpt heeft gekristalliseerd in het arrest van 5 mei 1913.
17. Samenvattend kan gesteld worden dat het bestreden arrest behept is met een interne contradictie en met zijn oordeel de historisch gegroeide restrictieve inhoud van het begrip politiek misdrijf miskent, alsmede verzuimt de constitutieve bestanddelen ervan vast te stellen en te concretiseren.
18. Het bestreden arrest schendt de artikelen 149 en 150 GW
CONCLUSIE: VERNIETIGING met verwijzing.
___________________________
(1) R.Declercq, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer Uitgevers, 2003, nr. 2968, p. 1277-1278.
(2) C.J. Vanhoudt en W. Calewaert, Belgisch strafrecht, II, Gent, Story-scientia, 1968, nr. 562; L. Dupont en R. Verstraeten, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1980, nr. 260; C. Van den Wyngaert, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 152.
(3) Zie over de opvattingen in 1830 omtrent de jury R. Vandeputte, Het begrip van het politiek misdrijf in het Belgisch recht, Antwerpen, De Oogst, 1932, 40-41.
(4) F. Tulkens, "Délit politique" in R.P.D.B., Compl. IV, nr. 10.
(5) R. Vandeputte, o.c., 42.
(6) F. Tulkens, "Le délit politique en droit belge et le sort qui y est réservé dans la Convention européenne pour la répression du terrorisme", R.D.P. 1980, 84.
(7) F. Tulkens en M. van de Kerchove, Introduction au droit pénal. Aspects juridiques et criminologiques, 258; C. Van den Wyngaert, o.c., 154.
(8) Pas. 1856, I, 266, concl. procureur-generaal Leclercq.
(9)Pas. 1856, I, 273-274.
(10) Pas. 1865, I, 142, zie ook in die zin uitdrukkelijk de conclusie van advocaat-generaal Faider, p.
146.
(11) Pas. 1869, I, 102, conclusie advocaat-generaal Cloquette.
(12) Pas. 1969, I, 110.
(13) Pas. 1870, 114, 119, 121 en 122.
(14) Zie eveneens i.v.m. verkiezingsfraude het arrest van 30 december 1872, Pas. 1873, I, 47.
(15) Pas. 1888, I, 31.
(16) Zie over de bevoegdheid van het Hof ook F. Tulkens, o.c. in R.P.D.B., nrs. 11bis-11ter. Zie ook voor kritiek op de terughoudende opstelling R. Vandeputte, o.c., 114-118.
(17) Pas. 1903, I, 66.
(18) Pas. 1908, I, 142.
(19) Cass. 29 december 1902, geciteerd.
(20) Pas. 1913, I, 207. Zie ook het arrest van 8 oktober 1923, Pas. 1923, I, 481 dat geen bijzondere lering bevat nu het middel feitelijke grondslag miste.
(21) Pas. 1928, I, 20. Zie ook in dezelfde lijn het arrest van 12 november 1928, Pas. 1929, I, 19.
(22) Pas. 1935, I, 334.
(23) Het arrest van het Hof overweegt dat "les délits politiques sont ceux qui sont de nature à porter réellement atteinte aux droits et aux besoins de la société ou à la forme du gouvernement". In zijn conclusie voor het arrest van 21 april 1947 heeft (toenmalig) eerste advocaat-generaal Hayoit de Termicourt erop gewezen dat deze omschrijving te ruim was en dat het materieel bestanddeel van het politiek misdrijf moet bestaan in een rechtstreekse aanslag op de politieke instellingen.
(24) Pas. 1933, I, 69. Zie in dezelfde zin het arrest van 27 maart 1934, Pas. 1934, I, 225.
(25) Pas. 1947, I, 168. Het arrest bevestigt dat de uitoefening van het kiesrecht door een persoon die daarvan vervallen werd verklaard, een zuiver politiek misdrijf uitmaakt doordat het "porte directement atteinte à des institutions politiques de la Belgique".
(26) A.C. 1981, nr. 131 en Pas. 1982, I, 259, conclusie advocaat-generaal Janssens de Bisthoven. Zie ook nog de toepassing van deze regel in Cass. 3 april 1984, A.C.1983-84, nr. 445.
(27) Cass. 13 juni 1951, Pas. 1951, I, 710.
(28) Zie in dezelfde zin Cass. 20 mei 1963, Pas. 1963, I, 1003; 24 juni 1963, Pas. 1963, I, 1123; 30 september 1963, Pas. 1964, I, 97; 28 oktober 1963, Pas. 1964, I, 212; 24 maart 1964, Pas. 1964, I, 814; 27 april 1964, Pas. 1964, I, 916; 19 juni 1972, A.C. 1972, 987; 2 april 1973, A.C. 1973, 770.
(29) A.C. 1977, 456.
(30) In sommige doctrine (L.Dupont & R. Verstraeten, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven/Amersfoort, 1990, p. 172, nr. 264) worden de politieke misdrijven ingedeeld in drie categorieën: de objectief of zuiver politieke misdrijven, de gemengde politieke misdrijven en de misdrijven waaraan door de wetgever zelf een politiek karakter werd gegeven door ze strafbaar te stellen met hechtenis of expliciet de bevoegdheid van het Hof van Assisen te voorzien ofschoon ze door hun strafmaat slechts wanbedrijven uitmaken. Of deze driedeling opgaat kan bediscussieerd worden en is hoe dan ook niet relevant ten aanzien van de voorliggende problematiek.
(31) Op te merken valt dat bij de voorbereiding van de wet aandacht werd besteed aan het feit dat het begrip "groep" zeer ruim was en ook op een politieke partij kon slaan (Parl. St., Kamer, 1980-81, nr.
214, p. 35). Aan een eventuele kwalificatie van het misdrijf als politiek misdrijf werd evenwel geenszins gedacht.
(32) F. Tulkens, o.c., R.P.D.B., nr. 18.
(33) F. Tulkens, o.c., R.P.D.B., nr. 19 met verwijzing naar O. Orban, Le droit constitutionnel de la Belgique, II, Les pouvoirs de l'Etat, Luik, Dessain, nr. 307, p. 650.
Tekst
Nr. P.03.0487.N
I.
PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL,
eiser.
II.
CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, met zetel te Brussel, Wetstraat 144,
eiser, burgerlijke partij,
Mr. Raf Verstraeten, Mr. Caroline De Baets en Mr. Luc Walleyn, advocaten bij de balie te Brussel.
III
VZW LIGA VOOR MENSENRECHTEN, vereniging zonder winstoogmerk, met zetel te Gent, J. Van Stopenberghstraat 2,
eiseres, burgerlijke partij,
alle cassatieberoepen tegen:
1. VLAAMSE CONCENTRATIE, vereniging zonder winstoogmerk, met zetel te Brussel, Madouplein 8,
2. NATIONALISTISCH VORMINGSINSTITUUT, vereniging zonder winstoogmerk, met zetel te Brussel, Madouplein 8,
3. NATIONALISTISCHE OMROEPSTICHTING, vereniging zonder winstoogmerk, met zetel te Brussel, Madouplein 8,
verweersters, beklaagden,
met als raadslieden Mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie en Mr. Stefaan Sonck, advocaat bij de balie te Brussel.
I. Bestreden beslissing
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest, op 26 februari 2003 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel, correctionele kamer.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Etienne Goethals heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Marc Timperman heeft geconcludeerd.
III. Cassatiemiddelen
De eiser sub I voert in een verzoekschrift één middel aan.
De eiser sub II voert in een memorie twee middelen aan. Die memorie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit..
De eiseres sub III stelt geen middel voor.
IV. Beslissing van het Hof
A. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de eiser sub I
Overwegende dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, niet blijkt dat een volledige kopie van de verklaring van het cassatieberoep werd betekend aan de partijen waartegen dat beroep gericht is;
Dat het exploot van betekening aan de verweersters alleen melding maakt van een arrest van het Hof van Beroep te Brussel, dat op 10 maart 2003 bij verstek is uitgesproken ten laste van de verweersters;
Dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is;
B. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de eiseres sub III
Overwegende dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, niet blijkt dat het cassatieberoep werd betekend;
Dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is;
C. Onderzoek van het middel van de eiser sub I
Overwegende dat het middel dat de eiser aanvoert, geen betrekking heeft op de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, zodat het geen antwoord behoeft;
D. Onderzoek van de middelen van de eiser sub II
1. Tweede middel - eerste en derde onderdeel
Overwegende dat, krachtens artikel 150 Grondwet, de jury wordt ingesteld onder meer voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn;
Dat dit artikel niet bepaalt wat een "politiek misdrijf" is noch wat de voorwaarden voor dergelijk misdrijf zijn;
Overwegende dat een misdrijf slechts een politiek misdrijf kan zijn:
- hetzij indien het uit de aard van het misdrijf zelf noodzakelijk bestaat in een rechtstreekse aantasting van de politieke instellingen in hun bestaan, hun inrichting of hun werking;
- hetzij indien het gepleegd wordt met het oogmerk om zulke aantasting op de politieke instellingen te plegen en het feit, gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder het gepleegd wordt, rechtstreeks zulke aantasting tot gevolg heeft of kan hebben;
Overwegende dat deze politieke instellingen onder meer omvatten de staatsvorm, de parlementen, het gezag en de grondwettelijke prerogatieven van de Koning, de volgorde van de troonopvolging, de machtsuitoefening van de minister en de politieke rechten van de burgers;
Overwegende dat een politieke partij zelf geen politieke instelling is, zelfs al kan ze een medium zijn voor de werking van de politieke instellingen;
Overwegende dat de appèlrechters oordelen dat:
- de groep of vereniging die kennelijk of herhaaldelijk discriminatie of segregatie bedrijft of verkondigt in de omstandigheden genoemd in artikel 444 Strafwetboek, een politieke partij is;
- indien het aan de verweersters ten laste gelegde misdrijf bewezen is, het werd gepleegd met het oogmerk een politieke partij, meer bepaald Vlaams Blok, te laten voortbestaan en aan deze partij een substantiële steun te verlenen;
- slechts mits het plegen van het ten laste gelegde feit door allen die tot deze partij behoren, deze politieke partij kan voortbestaan;
- vermits het Vlaams Blok een politieke partij is, kan het ten laste gelegde misdrijf gelijkgesteld worden met een "zuiver politiek misdrijf", ook al is een overtreding van artikel 3 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden uiteraard zelf geen politiek misdrijf;
- onder meer omwille van bepaalde activiteiten van die politieke partij, het plegen van het feit door verweersters een rechtstreekse aantasting van de instellingen van het land voor gevolg heeft;
Overwegende dat de appèlrechters op die gronden hun beslissing dat de telastlegging te dezen een politiek misdrijf is, zodat zij onbevoegd zijn, niet wettig naar recht verantwoorden en artikel 150 Grondwet schenden;
Dat de onderdelen gegrond zijn;
2. Overige grieven
Overwegende dat de overige grieven die niet tot ruimere cassatie kunnen leiden, geen antwoord behoeven;
E. Omvang van de cassatie
Overwegende dat de vernietiging van de beslissing op de door de eiser sub II tegen de verweersters ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen, de vernietiging meebrengt van de beslissing op de tegen verweersters ingestelde strafvordering, waarbij de appèlrechters zich het recht ontzeggen uitspraak te doen over de strafvordering, alsook over de op deze telastleggingen gegronde burgerlijke rechtsvorderingen van andere burgerlijke partijen ook al is hun cassatieberoep niet ontvankelijk;
OM DIE REDENEN,
HET HOF,
Vernietigt het bestreden arrest;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest;
Laat de kosten van het cassatieberoep van de eiser sub I ten laste van Staat;
Veroordeelt de verweersters in de kosten van het cassatieberoep van de eiser sub II;
Veroordeelt de eiseres sub III in de kosten van haar cassatieberoep;
Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Gent.
Gezegde kosten begroot op de som van honderd eenennegentig euro vijfenvijftig cent, waarvan I. op het cassatieberoep van de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel: drieënveertig euro vijfentachtig cent verschuldigd, II. op het cassatieberoep van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding:
drieënveertig euro vijfentachtig cent verschuldigd en dertig euro door eiser betaald, en III. op het cassatieberoep van Liga voor Mensenrechten: drieënveertig euro vijfentachtig cent verschuldigd en dertig euro door eiseres betaald.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door Edward Forrier, afdelingsvoorzitter, en de raadsheren Etienne Goethals, Jean-Pierre Frère, Dirk Debruyne, Luc Van hoogenbemt, en uitgesproken in openbare terechtzitting van achttien november tweeduizend en drie, door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc Timperman, met bijstand van eerstaanwezend adjunct-griffier Paul Van den Abbeel.