Congo/Ook nà Leopold-2 ging Belgische terreur voort by raf Thursday, Apr. 01, 2004 at 11:10 AM |
raf@indymedia.be 0476-954290 |
In de vaderlandse geschiedenis gold Leopold-2 als de "kampioen van de slavenjagers". Die mythe is getuimeld. De koning bracht geen beschaving in Congo maar terreur. Dat inzicht is te danken aan onderzoekers zoals Daniel Groeneweghe en ex-ambassadeur Jules Marchal. Marchal heeft onder het pseudoniem A.-M. Delathuy de humanitaire interventie à la Leopold-2 heeft uitgebeend. De Amerikaan Adam Hochschild, auteur van een Congo-bestseller, noemt Marchal de beste Congo-historicus tout-court. Maar nu brengt Marchal opnieuw een taaie mythe aan het wankelen (*), over wat de Belgen nà Leopold-2 in Congo hebben uitgewreten. 'Dwangarbeid in Congo' is een bloedstollende trilogie.
[Dit artikel verscheen in 2002 in De Wereld Morgen
/ Jules Marchal is in 2003 overleden]
Een necrologie is een dodenlijst. De necrologie van de spoorweg van Matadi
naar Kinshasa telt 3684 namen. Ze staan allemaal vermeld in Travail forcé
pour le rail (338 pag., verschenen in 2000) van Jules Marchals baanbrekende
onderzoek naar het Belgisch kolonialisme in Congo van 1910 - dus na koning
Leopold-2 - tot 1945.
Bijzonder wrang om te zien hoe nauwgezet het Belgisch koloniale bestuur
de collateral damage bijhield. Dat doet denken aan latere bureaukratische
moordmachines. Overigens waren de statistieken niet correct. Volgens Marchal
koste de vernieuwing van de spoorweg tussen Congo's Atlantische haven en
de latere hoofdstad zeker aan 7000 mensen het leven, en dat tussen 1923 en
1932.
Alles bij elkaar zijn er toen 60.000 Congolezen verplaatst, meestal over
afstanden van vele honderden kilometer, en meestal onder dwang. Wat ze betaald
zouden krijgen, was immers zo ridicuul, en de levensomstandigheden waren daar
zo schrijnend, dat ze niet vrijwillig aan het spoor gingen werken.
Dwangarbeid
In het begin mocht dwangarbeid gewoon niet, later werd ze minstens getolereerd.
In 1919 had de Belgische goeverneur voor Congo, Eugène Henry, geprobeerd
onder dwang een contingent van duizend arbeiders in te zetten aan de Ango
Ango-spoorweg. Henry was teruggefloten. Maar wanneer Matadi-Kinshasa dringend
verbreed en verlegd moest worden, om het debiet te kunnen slikken, stak het
niet zo nauw meer.
De staat richtte een werkbeurs op, die de koloniale administratie vroeg
arbeiders te ronselen. De quota werden naar de provincies rondgestuurd. Maar
als daar bleek dat de quota nooit zonder militaire dwang gehaald zouden worden,
en de werken aan de spoorweg bijgevolg niet zouden vorderen zoals im- en
exporteurs dat wilden, lieten de Belgische bestuurders gewapende expedities
de vrije hand.
De mensen werden naar concentratiekampen gebracht, aan een zij-arm van de
Congo-stroom, en dan in bomvolle boten naar de werken aan de spoorweg gevoerd.
De dwangarbeiders stierven als vliegen. Dat raakte toen al volop bekend. In
1925 schreef L'Exportateur et Importateur belge dat maar liefst 20
% van een lading spoorslaven uit Uele de reis per schip niet had overleefd,
simpelweg omdat men vergeten was voor eten te zorgen ! Drie maanden later
meldde Le XX-ème Siècle dat er van de 2000 mensen die
voor de spoorweg waren overgeplant van Uele naar Beneden-Congo, er géén
enkele meer in leven was.
Sunlight
De spoorweg moest onder andere dienen om de palmolie van de plantages van
Lord Lever te transporteren. Lever had eerder in Engeland het stadje Port
Sunlight gesticht, genoemd naar één van zijn producten. In
Belgisch Congo was hij werkelijk met zijn gat in de boter gevallen. In Travail
Forcé pour l'huile de palme (395 pag., verschenen in 2001) beschrijft
Jules Marchal hoe Lever in 1911 zo maar eventjes 750.000 hectaren met natuurlijke
palmbossen in concessie kreeg.
Lever mocht zelf de grenzen van de concessie - verdeeld in vijf kringen
- afpalen. Anders gezegd : hij kon de allerbeste bossen kiezen. Dat moest
alleen binnen vijftien jaar gebeurd zijn. In zijn concessie deed hij zo ongeveer
wat hij wilde. De staat zegde alle steun toe. De Belgische minister van Kolonieën
verordende al in 1917 dat de koloniale ambtenaren moesten meewerken aan Lever's
inspanningen om werkvolk te vinden. Het bleek een vrijbrief voor dwangarbeid.
Lever begon volop palmolie-fabrieken te bouwen en hij bekwam het palmolie-monopolie
voor heel Congo. De verplichting om voor 1926 vijf zones af te bakenen, kwam
hij niet na. In plaats van een sanctie kreeg Lever een nog gunstiger regeling.
Die beschikte dat ook alle oliehoudende producten van buiten de concessie
aan Lever voorbehouden waren. De regeling werd eenvoudig aan de Congolese
gemeenschappen opgelegd. Toen ze in 1936 moest vervallen, werd ze van ambtshalve
met tien jaar verlengd. In feite werden de Congolezen van hogerhand beroofd
van palmbossen die hun eigendom waren.
Illegaal
Multatuli zou schrijven : ik weet dat mijn verhaal eentonig is. Niks aan
te doen, het verhaal is nog niet afgelopen. Want ook de goudmijnen van Kilo-Moto
en de kopermijnen in Katanga hadden dringend werkvolk nodig. En ook daar zijn
er tienduizenden Congolezen onder dwang verplaatst en tewerk gesteld. Jules
Marchal komt in Travail forcé pour le cuivre et l'or (510 pag.,
verschenen in 1999) voor Katanga alleen uit op 150.000 mensen. Omdat ze meestal
van zover kwamen en het nieuwe klimaat niet gewoon waren, om nog niet over
de ellende van het werk te spreken, was ook daar de sterfte hoog.
De verantwoordelijkheid van de koloniale administratie in België en
Congo was verpletterend. Want noch de dwangarbeid, noch de lijfstraffen die
ermee gepaard gingen, waren op ook maar énige manier toegelaten door
de Koloniale Keure (de Congolese grondwet) of het Congolese strafwetboek.
Zeker in de mijnen werd de toestand gaandeweg alleen maar slechter. Tijdens
de Tweede Wereldoorlog was de willekeur tegen de Congolese arbeiders totaal
vanwege de zogenaamde oorlogsinspanning. Dat gold ook voor de tinmijnen en
de rubberplantages. Die periode en die branches zouden het onderwerp kunnen
worden van nog een vierde deel in dit verhaal van de Belgische koloniale schande,
Jules Marchal staat al een eind met zijn archiefonderzoek.
Doe goed
Het feitenmateriaal in deze trilogie is uitermate belastend. Je denkt dan
: Patrice Lumumba was nog veel te lief voor de Belgen toen hij op de dag van
de Congolese onafhankelijkheid de Belgische kolonisator aanviel. Zoals men
weet koste het Lumumba zijn kop. Is de wereld nu klaar voor dit dossier ?
Oud-kolonialen hebben Lumumba zopas nog eens als "een moordenaar" gestempeld
!
Het valt te vrezen dat het jongste werk van Jules Marchal in slechte aarde
valt. Niet alleen heeft hij de kanjers in eigen beheer uitgegeven, en heeft
hij géén distributeur. De boeken liggen dus niet in de winkel,
maar moeten bij Marchal besteld. Dat is een serieuze handicap.
Maar de mentale blokkade zal stukken moeilijker te overwinnen zijn. Het
Belgisch kolonialisme viert namelijk opnieuw hoogtij. Kijk naar de recente
bestuursdaden van Buitenland-minister Louis Michel richting Congo,
zie bij voorbeeld hoe hij de Congolese "pre-dialoog" van januari 2002 in
Brussel van voorgekauwde teksten heeft voorzien.
Wat Michel trouwens zelf zegt over de koloniale tijd, spreekt boekdelen.
"In de tijd van het kolonialisme meenden de mensen dat ze goed gingen doen
voor België", zei de minister aan VRT-radioman Guy Poppe, en nog : "in
de tijd van de slavernij werd dat [racisme] nog zo niet gezien" (Onderstroom,
16 maart 2002). Beschavingstaal van de betere soort.
Raf Custers
Jules Marchal, L'Histoire du Congo 1910-1945.
Deel 1. Travail forcé pour le cuivre et pour l'or.
Deel 2. Travail forcé pour le rail.
Deel 3. Travail forcé pour l'huile de palme.
(*)
Hoewel ! Er zijn nog altijd lieden die de schaal van de misdaad minimaliseren.
"Bij Marchal en Hochschild donderen voortdurend lijken uit de kast. Maar alles
wat ze schrijven, heeft al in historische verslagen gestaan", schreef de
Cambridge University Press. Fout, zegt Jules Marchal : niemand anders heeft
gedurfd de flagrante werkelijkheid van de koloniale uitbuiting te beschrijven.
Over zijn drie jongste boeken is hij pas echt ongerust. Ze tonen aan dat de
systematische dwangarbeid gewoon voortging toen Leopold-2 al lang onder de
zoden lag.
(**)
Naschrift, 1 april 2004. Jules Marchal blijft ook na zijn dood een omstreden
onderzoeker. Onlangs hoorde ik dat zijn naam niet vernoemd mag worden tegenover
de "officiële" geschiedschrijvers in het Museum van Midden-Afrika in
Tervuren. Daar werkt men op dit ogenblik aan een tentoonstelling over de
Belgische kolonisatie van Congo. Een reden te meer om Marchal's publicaties
onder de aandacht te brengen.
Belgische beschaving in Congo by raf Thursday, Apr. 01, 2004 at 11:10 AM |
raf@indymedia.be 0476-954290 |