arch/ive/ief (2000 - 2005)

Quo vadis, Kosovo
by Jonathan Holslag Saturday October 25, 2003 at 09:45 PM
wwhedu@pi.be

Na de Vlaamse Vredesweek bij ons, was het eind oktober de beurt aan Kosovo. Op hun beurt schaarden verschillende Kosovaarse jeugdorganisaties zich achter het motto ‘dialoog voorkomt oorlog’. Ze debatteerden over de toekomst over de Balkanprovincie. En die ziet er vandaag, vier jaar na het vredesverdrag met Servië, niet rooskleurig uit.

Autonomie


Eerst en vooral blijven enerzijds de Servische regering en anderzijds de beleidsmakers in Pristina van mening verschillen over het feit of Kosovo in de toekomst al dan niet een autonome staat kan worden. De gespannen sfeer tijdens een gemeenschappelijke vergadering op 14 oktober dit jaar toonde het onvermogen om tot overeenkomst te komen eens te meer aan. Het begon al tijdens de openingsceremonie waarop beide partijen weigerden elkaar de hand te schudden. Verder stelde de Kosovaarse president Ibrahim Rugova expliciet dat onafhankelijkheid voor Kosovo een absolute vereiste vormt voor het welslagen van het vredesproces. De afgevaardigde van de eerste minister van Servië-Montenegro, Nebojsa Covic, riposteerde dat zijn republiek Kosovo blijft beschouwen als een deelstaat.

Sinds het einde van de burgeroorlog in 1999 werden er in Kosovo een aantal significante bestuurlijke vooruitgangen geboekt. Op dit moment berust het centrale bestuur bij een interim-administratie van de Verenigde Naties (UNMIC). Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad voorzag in bestuurlijke autonomie. Na de verkiezingen van 2001 werd een parlement samengesteld. De LDK behaalde daarin de meerderheid. Kort daarna benoemde het parlement Ibrahim Rugova (LDK) als president. De Kosovaarse overheid won ook verschillende bevoegdheden zoals economie, transport, telecommunicatie, cultuur en onderwijs.

Tijdbom

Deze politieke progressie wordt echter gehypothekeerd door een uiteengeslagen civil society. Amper dertig procent van de Kosovaren heeft op dit moment werk. Vooral jongeren tussen 16 en 24 worden getroffen door een uitzichtloze werkloosheid. 11,9 procent van de inwoners leeft tevens onder de armoedegrens van twee dollar per dag. Het grootste deel kan dan ook nauwelijks de eindjes aan elkaar knopen en overleeft door buitenlandse humanitaire hulp of een kleine verdienste in de informele of criminele economie. Nergens in Europa tiert de georganiseerde misdaad zo welig als in Kosovo. Het smokkelen van sigaretten, drugs, wapens en de grensoverschrijdende vrouwenhandel gaat ondanks de verscherpte aandacht van de nieuwe ordediensten onverstoord verder.

Naast een gebrek aan werkgelegenheid ontbreekt het Kosovo ook aan een toereikende financiële input. Het recente early warning report van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) berekende voor 2002 zelfs een afname van de buitenlandse investeringen en externe overheidshulp van respectievelijk 15 en 25 procent.

Het gevolg van deze aanslepende economische ontwrichting is een toenemende competitiviteit om de schaarse inkomstenmogelijkheden. Ook de overheid wordt voortdurend in diskrediet gebracht. Afgelopen maanden demonstreerden duizenden onderbetaalde leraren en ambtenaren voor meer loon en tegen de corruptie. Het wantrouwen in de regering groeide tussen 2002 en 2003 van dertig naar veertig procent.

Uit een bevraging voor de Verenigde Naties blijk ook dat er bij de twee belangrijkste etnische groepen, de Albanezen en de Serviërs, ook weinig optimisme heerst over mogelijke verzoening. 84 procent van de Kosovaren stelt dat de condities vandaag een inter-etnische dialoog niet toelaten. Het blijft ook bang afwachten op het verdere verloop van de terugkeer van de naar schatting 200 000 Servische vluchtelingen en de talrijke Albanese ontheemden. Op dit moment zijn slechts enkele honderden Serviërs teruggekeerd naar geïsoleerde enclaves. Ruim veertig procent van de Kosovaren weigert de terugkeer.
Ondertussen dreigt ook in het Kosovaarse parlement de patsstelling tussen de twee belangrijkste bevolkingsgroepen verder aangescherpt te worden. De drie belangrijkste partijen, de LDK van Rugova en de PDK en AAK van twee voormalige UCK-leiders, leveren verbeten slag om de kiezer. Gezien het hen ontbreekt aan daadkracht om de miserabele toestand in de provincie zelf aan te pakken, zoeken ze steeds meer hun toevlucht tot een zeer uitgesproken en radicaal nationalistisch discours. Niet zelden komt het daarbij tot aanvaringen met de VN-verantwoordelijken. In november 2001 moest de Speciale Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties een wet ongeldig verklaren die gestemd werd door het parlement. Het decreet verwierp immers enkele territoriale akkoorden tussen UNMIC, Belgrado en Skopje en was daarom in strijd met resolutie 1244. Dergelijk nationalisme hypothekeert de verstandhouding tussen Albanezen en Serviërs zowel intern als tijdens de onderhandelingen met Belgrado.

Ondanks de latente spanningen tussen etnische Albanezen en Kosovaren bleef de toestand sinds het vredesverdrag van 1999 tot vandaag stabiel. De gigantische hoeveelheid lichte wapens onder de burgerbevolking, blijft echter een tikkende tijdbom. Anna Khakee, onderzoeker voor de internationale organisatie Small Arms Survey is formeel. ‘Uit onze terreinonderzoeken blijkt dat er naar schatting 330 000 tot 460 000 lichte wapens zoals pistolen en machinegeweren verspreid zijn onder de burgerbevolking. Nu al blijkt dat in Kosovo het aantal misdaden met lichte wapens zestig procent hoger ligt dan in andere, soortgelijke landen uit de voormalige Sovjetunie.’ In de maand augustus nog, werden twee Servische kinderen neergeschoten. Ze waren in een rivier in het westen van Kosovo aan het zwemmen toen onbekenden het vuur op hen openden.

Middelen

Zonder duurzame ontwikkeling bloedt ieder vredesproces op termijn dood. Er is dus dringend nood aan een nieuwe impuls. Kofi Annan, de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, is hierover zeer formeel. ‘We hebben beloftes, maar beloftes volstaan niet. We hebben nood aan middelen op het terrein om effectief aan de slag te gaan.’