Semira Adamu/Sabena in de tang van Fort Europa by raf Thursday September 18, 2003 at 02:26 PM |
raf.custers@euronet.be |
Brussel - Luchtvaartmaatschappij Sabena zat vast in de tang van de anti-migratiepolitiek. Sabena moest de wet uitvoeren, en draaide daardoor op voor de kosten van de deportaties van geweigerde asielzoekers. Maar binnen Sabena was er verzet tegen de deportaties. Dat blijkt uit de getuigenis van de chef van Sabena-Security, op het proces over de moord op asielzoekster Semira Adamu.
“Burgers mogen geen geweld gebruiken tegen burgers”, dat principe volgde Emmanuel Vandenberge (“gewezen dienstweigeraar”) van zodra hij in december 1997 chef werd van Sabena-Security. Hij vond dat zijn personeel niet mocht ingezet worden tijdens deportaties waarbij geweld gebruikt zou worden.
Maar hoe moet het dan verder? Want Sabena is wettelijk verplicht uitgedreven migranten te transporteren. In februari 1998 trekt Vandenbergen, in een rechtstreekse brief aan minister Tobback, aan de alarmklok. Zijn 32 ondergeschikten geeft Vandenbergen formeel opdracht zich terug te trekken uit elke deportatie waarbij geweld wordt gebruikt.
Louis Tobback beslist in april 1998 dat 16 zogenaamde “hardliners” (die zich hardnekkig tegen deportatie verzetten) voortaan worden geëscorteerd door agenten van het Speciaal Interventie-Eskadron van de rijkswacht (de “groep-Diane”). Pas in september geeft Tobback toelating aan Sabena om een “minimaal akkoord met de rijkswacht te sluiten”. Vandenbergen onderhandelt daarop met luitenankt-kolonel Tempels van de rijkswacht en de baas van de Dienst Vreemdelingenzaken Schewebach.
De deportatie van Semira Adamu op 22 september 1998 (die haar het leven kost) was volgens Vandenbergen “de tweede of derde repatriëring in dat kader” (van samenwerking tussen Sabena-Security en de rijkswacht).
De positie van Sabena is één van de persversiteiten van de anti-migratiepolitiek van Fort Europa. Die politiek legt aan alle transporteurs die “illegalen” naar Europa brengen zware boetes op. De transporteurs zijn luchtvaartmaatschappijen, rederijen maar ook spoorwegmaatschappijen en truck-eigenaars. De transporteurs moeten ook opdraaien voor de kosten van de repatriëring en van de opsluiting van de “illegalen” in België.
Commercieel gesproken heeft een maatschappij er belang bij zo snel mogelijk te repatriëren. Dat zet grote druk op onder meer Sabena. Maar volgens chef-Security Vandenbergen zetten ook andere factoren Sabena onder druk: het kabinet (van Binnenlandse Zaken), de Dienst Vreemdelingenzaken, de maatschappij (onder meer het collectief tegen uitwijzingen), het systeem van boetes voor “inadmissibles”, en tenslotte de pilotenvakbond. Piloten knopen kennelijk contacten aan met tegenstanders van de uitwijzingen en beginnen zich in hun vliegtuigen solidair op te stellen met de teruggedreven migranten.
Vandenbergen ziet alleen het commercieel belang. Time is money, elke vertraging of verstoring van de schema’s doet voor Sabena de kosten oplopen. Daarom dient Vandenbergen op 28 juni 1998 ook klacht in tegen het collectief tegen de uitwijzingen. Het voerde die dag actie tegen de voor dezelfde dag geplande deportatie van vier mensen waaronder Semira Adamu; volgens Vandenbergen hinderde de actie de normale passagiersstroom aan de check-in-balie.
Eén positieve les uit de getuigenis van de chef-Security van Sabena: voor deportees loont het de moeite tegen “terugdrijving” te verzetten. Precies vanwege het verzet was het “begin 1998 quasi onmogelijk geworden om mensen te verwijderen”, aldus Vandenbergen. Volgens hem is het collectief overigens pas in maart of april van dat jaar “met zijn agitatie begonnen”, zodat het moeilijk beschuldigd kan worden van de gevallen van weerspannigheid eerder dat jaar.