proces van de rijkswachters: Getuigenis van Lise Thiry by Lise Thiry Saturday September 13, 2003 at 11:52 AM |
Getuigenis van Lise Thiry, meter van Semira Adamu, naar aanleiding van het proces van de rijkswachters op 10 september.
In juni 1998 ontvang ik een telefoontje van Serge Thiry, iemand van het Collectief tegen de uitzettingen die ik toen nog niet kende.
Hij vraagt me of ik meter wil worden van de Nigeriaanse Semira Adamu. Het uithangbord opgesteld aan de gesloten centra vermeldt dat de bezoeken strikt beperkt zijn tot familieleden, hetgeen een beetje surrealistisch is omdat de op dat moment opgesloten vreemdelingen hier geen familiebanden hadden.
Misschien dat een soort officiële erkenning van het statuut van meter zou helpen
het land waar zij toegang toe willen, beter te leren kennen. In 1998 werden uitzonderlijk speciale toelatingen gegeven aan personaliteiten. Ik van mijn kant kreeg talrijke weigeringen ondanks officiële verzoeken vanuit de Medische Faculteit van de ULB en van ‘DG Santé’ van de Franse Gemeenschap. Maar ik mocht wel telefoonkaarten, “noodzakelijk” geachte kledingstukken en Engelstalige boeken afgeven. Semira deelde deze geschenken met haar lotgenoten in het gesloten centrum. Zij zou thee en rijst gewild hebben om een beetje te kunnen eten zoals bij haar thuis; maar dat, samen met cosmetica en kranten, werd verboden. Wij hadden talrijke gesprekken, vooral over de lectuur die Semira las. Zij zorgde voor de kleine Albanese kinderen waarvan de ouders in slechte gezondheid waren. Na een revolte in het Centrum werden, op vraag van Semira zelf, de periodes tussen onze gesprekken in langer, vermits ze afgeluisterd werd en “ did not want to excite them”.
In de namiddag van 22 september 1998 belde Serge me op : ongeveer een uur geleden is Semira met de ziekenwagen vanuit Zaventem naar het Sint-Lucas hospitaal gebracht. Ik bel naar de spoedopname waar haar naam niet op de lijst staat. Ik zeg dat ik dokter ben en dring er op aan dat men mij doorverbindt met een dokter van wacht. Deze laatste herkent me, maar had al opdracht gekregen van de Directie om geen ruchtbaarheid aan de zaak te geven, een zaak “die zware politieke gevolgen zou kunnen hebben”. Ik neem mijn wagen en dring er in het hospitaal op aan om de dokter te spreken. Hij stelt me voor naar Semira te gaan die in reanimatie was. “Daar zij uw stem kent, kan dat ons misschien iets wijzer maken over hoe diep zij buiten bewustzijn is.” Daar ligt zij, lang en kwetsbaar op het bed, aan haar voeten de sportschoenen die ik haar cadeau gedaan had. Maar zij reageert niet op mijn vragen. De directeur van het hospitaal komt aan in de kamer. Hij licht de Afrikaanse katoenen shirt die Semira droeg op en zegt mij : Wilt U vaststellen dat er geen sporen van slagen te zien zijn ? Verbijsterd antwoord ik dat dit mijn rol niet is. Het gezicht van de jonge vrouw is fel opgezwollen… Op dat moment weet nog niemand hoe Semira behandeld werd. In de gang zijn sommige leden van het collectief aangekomen en wenen. Maar we worden weggeduwd.
Het gedrag van de directie verandert als de Voorzitter van de Liga voor Mensenrechten aankomt en een kleine crisiscel bijeen roept.
Daarna komt een massa mensen aan. Ik vlucht voor de interviews van de journalisten en ga naar huis om het bericht van de dood van Semira af te wachten. (Maar wie verhinderde dat Semira’s naam genoteerd werd op de opnamelijst de spoedopname ? Welke instructies hadden de rijkswachter gekregen die haar begeleidden ? Diegene die haar begeleidden waren zeker niet dezelfde als diegenen die de daad pleegden.)
Op 9 september 1999 roept inspecteur Grellet van de politie (Quatre Bras 13) mij op voor een verhoor. Hij ontvangt me bijna al was het een ceremonie, mij eraan herinnerend dat ik een cursus was komen geven over Aids, die, volgens hem, ging over de « gevaren die de ordestrijdkrachten lopen bij het omgaan met een gekwetste”. En hij gaat verder: uw argumenten hebben mij niet overtuigd; alvorens ik een gekwetste aanraak, kijk ik altijd (twee keer) goed uit. Ik begin over de verstikking van Semira. Hij wuift mijn commentaren weg door te zeggen dat de zaak geregeld is. Wat hij verlangt, is mijn getuigenis over « de verantwoordelijkheid » van het Collectief tegen de uitzettingen in dit overlijden. Hoe verantwoordelijk ? Door aan te zetten tot rebellie. Maar ik dring aan om het terug te hebben over Semira, om te spreken over het eerder gebruik van het kussen waarbij zij bijna stikte, wat haar de gedachte ontlokte : op de luchthaven zijn er die in staat zijn iemand te doden. (Zie het interview met Semira in “Les barbelés de la honte). Dus, kan men niet stellen dat er op 22 september 1998 een vorm van voorbedachtheid bestond ? Oh ! neen, antwoordt mijn gesprekspartner rustig: het waren niet dezelfde rijkswachters.
Hierbij een uittreksel uit een artikel dat ik schreef in het dagblad Le matin van 1 oktober 1999. Beleefd en zelfs hoffelijk, begint de inspecteur het « geweld » van Semira aan te halen. Ik kon slechts antwoorden : “?!?!?”, alsof dat uit mijn mond kwam zoals in een tekening van een stripverhaal. Mijn verstomming laat de inspecteur toe het nog uitdrukkelijker te hebben over het geweld van Semira. Na een uitwisseling van opvattingen over de schaal van brutaliteit tussen, roepen en met hardnekkigheid iemand verstikken, noteert de inspecteur, zorgvuldig, op de computer : volgens de persoon die declareert “het is niet gewelddadig tekeer te gaan om de aandacht van de passagier te trekken ». Mijn mening, in zijn ogen origineel, werd tussen haakjes geciteerd.
Nadien, nog altijd op de toon van een man van de wereld, murmelt de inspecteur, gegeneerd: maar wist gij dat Semira zover ging dat zij zich ontlastte, zo haar kleren vuil makend, iets wat “de taak nog moeilijker maakte voor de rijkswachters”. Deze keer ben ik het die de haakjes plaatst.
Terwijl die ontspanning van de sluitspieren gebeurt op het ogenblik dat Semira, stikkend, het bewustzijn verliest. Zo haar intrede in de dood tonend, begaat Semira een inbreuk tegen de welvoeglijkheid.
Maar de inspecteur gaat door met zijn idee: ik werd opgeroepen met het doel mijn medeplichtigheid met het Collectief tegen de uitzettingen te onderzoeken.
Erkent gij er deel van uit te maken ?
Ja
Die Serge Thiry, is die familie van u?
Neen, maar ik zou willen dat dit het geval was.
Op het ogenblik dat ik mijn verklaring ondertekende, merk ik op dat het tweede deel van die zin weggelaten was, net als sommige andere opmerkingen. In de kantlijn, worden toevoegingen geschreven, die ik parafeer.
Deze ervaring volstaat om de manier aan te tonen waarop het onderzoek naar de dood van Semira gevoerd werd: ten koste van het slachtoffer, en daardoor ook ten koste van hen die haar gesteund hebben. Ze wilden van hen de ware verantwoordelijken van de misdaad te maken. Hun verschijning voor de rechtbank ging trouwens deze van de rijkswachters vooraf.
De ordestrijdkrachten hebben een goed geheugen, tenzij het over henzelf gaat, de - brutale- uitzettingen gaan verder.
Ook in de gesloten centra dient het drama van Semira zelfs niet tot les in de loop van de jaren 1999 en 2000. Men beperkte zich dan tot: slagen en verwondingen, de konijnenslag in de nek, schoppen in de buik van een zwangere vrouw waardoor een miskraam veroorzaakt werd, weigeren van hulp aan iemand na een zelfmoordpoging… en zovele andere onbestrafte fouten. En ik spreek slechts over die gevallen waar ik zelf persoonlijk bij betrokken was.