arch/ive/ief (2000 - 2005)

Rijkswacht-proces/Geweld ging ook na dood Semira voort
by raf Friday September 12, 2003 at 04:32 PM
raf.custers@euronet.be

Brussel - De gewelddadige dood van de asielzoekster Semira Adamu in september ‘98 was géén alleenstaand geval. Ook daarna ging het geweld tegen asielzoekers voort. Dat zegt Lise Thiry, getuige op het proces tegen vijf rijkswachters die van de verstikking van Semira Adamu worden beschuldigd.

Lise Thiry, arts, is als getuige gevorderd op vraag van de burgerlijke partijen, concreet: de zussen en broer van Semira Adamu. Thiry stond van alle gewone Belgen het dichtst bij Semira toen die opgesloten zat in het asielzoekerskamp 127-bis in Steenokkerzeel. Ze was haar meter en bezorgde haar boeken en kleren en telefoneerde met haar, “vooral over hoe het leven in België was”, zoals Thiry tijdens haar getuigenis op de tweede procesdag verklaarde.

Semira Adamu was op 25 maart 1998 op Zaventem opgepakt omdat ze met een vals paspoort België binnenwilde. In april ‘98 had ze tweemaal een deportatie geweigerd naar Nigeria. Op 28 juni was zij één van verscheidene deportees die zich tegen hun terugdrijving verzetten.

De volgens de rechtbank “vierde poging” tot deportatie vindt plaats op 20 juli 1998. Die dag wordt Semira voor de eerste keer met een kussentje voor haar mond bedwongen. Enkele passagiers protesteren tegen het geweld van de escorteurs. Maar Semira wordt bijna verstikt. Achteraf zegt ze aan de telefoon aan Lise Thiry: “il y aura des morts à Zaventem, er gaan doden vallen in Zaventem”.
De vijfde deportatie-poging dateert van 11 augustus; de zesde deportatie, op 22 september, wordt Semira fataal.

Volgens Lise Thiry verzette Semira zich tegen haar deportatie omdat ze zich absoluut in België wilde vestigen. Terloops: rechter Vernimmen vertaalt de woorden van getuige Thiry voor het procesverslag, maar hij vertaalt ze tendentieus: “volonté inébranlable” betekent niet onweerstaanbare wil - alsof Semira niet aan een aandrang kon weerstaan - maar wel onwrikbare wil. Het was haar overtuiging dat een mens het recht heeft zelf te bepalen waar hij leeft. Daar vocht ze voor.

Na Semira’s dood zouden asielzoekers zogenaamd beter behandeld zijn. Niets van, zegt Lise Thiry, het geweld ging gewoon door. Een zwangere vrouw is in de buik gestampt en verloor haar foetus. Een deportee was in een isolatie-cel gestopt (net zoals Semira nà 20 juli) en verhing zich daar.

Twee mede-gevangenen redden hem het leven. Maar zijn keel was gezwollen, hij kon drie dagen niets eten. “Met één cortisone-spuit was het opgelost”, zegt Lise Thiry. Maar de directie van het kamp deed niets en uiteindelijk heeft Thiry zelf een dokter binnengebracht in 127-bis die de man de eerste medische zorgen gaf.

De avond van de dood van Semira Adamu vernam Lise Thiry dat Semira in coma naar het ziekenhuis Saint-Luc in Woluwe was gebracht. Thiry belde met de Spoedgevallen die zei dat “deze naam niet op de lijst staat”, hetgeen volkomen abnormaal is. Had de rijkswacht hier ingegrepen? De arts van wacht vertelde Thiry aan de telefoon dat “we al instructies hebben gekregen om dit stil te houden want het zou extreem ernstige politieke gevolgen kunnen hebben”.

Lise Thiry begaf zich dan zelf naar Saint-Luc. Omdat ze arts is, kon ze de directeur zien. Die toonde haar het lichaam van Semira en vroeg of Thiry soms sporen van geweld zag. Thiry reageerde verbolgen. Was het dat wat men van haar verwachtte? Ze constateerde wèl dat Semira’s hoofd, ogen en lippen helemaal gezwollen waren.

Lise Thiry: “maandenlang had ik contact gehad met Semira Adamu en met haar meegeleefd. Maar we hadden elkaar nooit ontmoet. Dit was de eerste keer dat ik haar zag. Ze leefde nog maar ze was in coma. U kunt zich voorstellen hoe ik me voelde”.

Nadien is Lise Thiry, zo getuigt ze voor de rechtbank, voor het onderzoek naar de verstikking van Semira geconvoceerd door een inspecteur. “Hij wilde weten of , zoals hij het uitdrukte, ik medeplichtig was aan de weerspannigheid van Semira? of ik haar soms gezegd had dat ze verzet moest bieden?” Thiry had gezegd dat Semira hoop moest hebben en dat ze na een volgende mislukte deportatie misschien wèl in België zou mogen blijven. Is dat medeplichtigheid? vraagt Thiry. Maar de voorzitter van de rechtbank neemt haar met een “beperk u tot de feiten” het woord af.