[Dagboek uit Cuba] Hallo, mietjes! by Gwen Falony Friday September 05, 2003 at 02:12 PM |
Hola mariquitas!
Niet iedereen zal het door hebben, maar we openen onze mail deze week met een belediging, ´Hola mariquitas´ kan je vertalen als ´Hallo lieveheersbeestjes´, maar eveneens als ´Hallo mietjes´.
We troffen het woord aan in een fotoboek over het leven van Che, één van de laatste aanwinsten in onze alsmaar grotere proporties aannemende Cuba-bibliotheek (een overdrijving zo nu en dan gaat altijd wel door de beugel). Na de oktobercrisis in 1962, toen Crustjov (leuke naam overigens, Kroetsjev, je schrijft hem zoals je wilt en niemand zal er ooit een opmerking over maken, héhé, Kruschev, Krutsjov) besloot de Sovjet-kernbommen uit Cuba weg te halen, kwamen de Cubanen massaal op straat en scandeerden ´Nikita, mariquita, lo que se da no se quita!´. Dit wil zoveel zeggen als ´Nikita, mietje, gegeven is gegeven!´ (of: ´Nikita, lieveheersbeestje, gegeven is gegeven´!´, zoals jullie wensen), maar dan beter bekkend en met iets meer rijm. Het is maar dat jullie het weten. We gaan verder met het nieuws, dan het reisverslag: op het eind van deze mail moeten we minstens in Baracoa zitten. Hier in Habana kreeg men veel hooggeplaatst volk over de vloer van de week: in het congrescentrum vond een UNO-top van staatshoofden en regeringsleiders over droogte en woestijnvorming plaats.
Belgen hebben we niet gezien, naar het schijnt hebben sommigen wel gepoogd een uitnodiging te versieren, maar de voorzitter van de conferentie vond dat de voortschrijdende verzanding van het Zwin bezwaarlijk als woestijnvorming omschreven kan worden. Enkel hoge pieten uit Derde Wereldlanden, misschien maar best ook, kwestie van af en toe eens zinvolle besluiten te kunnen nemen.
Chávez was er, en, het moet gezegd, hij maakte indruk. Volgens ons is Chávez het beste wat Latijns Amerika de afgelopen jaren is overkomen, maar tijdens zijn toespraken voor het Venezolaanse volk durft de man zich naar onze normen wel eens belachelijk maken. Hij heeft de onbedwingbare neiging een kruis en een exemplaar van de Venezolaanse Grondwet uit zijn zakken te toveren, laatst, bij de viering van 3 jaar Bolivariaanse Revolutie (massale steunbetogingen in heel Venezuela, heeft men daar in België iets van getoond?) vroeg hij het publiek een wave te maken die hij met een verrekijker volgde tot het eind van de massabijeenkomst en terug (wat overigens verscheidene minuten duurde, heel de Avenida Bolivar tot aan de Plaza de Venezuela - in Caracas zijn we nog nooit geweest, maar dankzij Chávez zullen we er, indien we er ooit langskomen, niet verdwalen).
Op de conferentie in Habana zagen we een heel andere Hugo, hij maakte rustig een ballans op van de wereldhandel (´500 jaar handel met het Westen heeft ons niets anders dan miserie gebracht´), brak een lans voor meer zuid-zuid samenwerking (blijkbaar bestaat er intussen reeds een bloeiende ruilhandel tussen Venezuela en Brazilië: olie tegen andere grondstoffen), sneerde naar de VS (die momenteel ruwe olie van Venezuela kopen, maar als het aan Chávez ligt zullen ze binnen enkele jaren heel wat meer moeten afdokken voor het geraffineerde produkt). Eigenlijk was het geruststellend Chávez ook eens als intellectueel bezig te zien. Iets helemaal anders, maar daarom niet minder interessant: deze week vond in Miami de uitreiking van de Latino Grammy Awards plaats, de naam zegt het zelf: bekroningen voor Latijnsamerikaanse muzikanten. Onder de genomineerden maar liefst 9 Cubaanse groepen en muzikanten, ondermeer Los Van Van, Orishas, Ibrahim Ferrer, Eliades Ochoa. Zo´n 102 Cubanen die meewerkten aan de realisatie van de laatste CD´s van deze artiesten verwachtten een uitnodiging van de organisatie, een uitnodiging waarmee ze bij de Amerikaanse ambassade een visum konden aanvragen.
Vorig jaar had de VS-regering die visa al geweigerd, dit jaar bezweek de organisatie van de uitreiking onder de druk van de extreem-rechtse maffia die eveneens in Miami gehuisvest is: de Cubanen kregen zelfs geen uitnodiging toegestuurd (of veel te laat). Niet dat dat veel uitmaakte, Otto Reich, de speciale gezant voor Zuid-Amerika van de Bush-administratie, had eerder al publiekelijk verklaard dat geen Cubaanse artiest het land zou binnenkomen. Let op, de VS-arrogantie ging nog verder: vier Cubaanse artiesten, waaronder Compay Segundo, kregen wel een uitnodiging in hun bus. Vier artiesten die het afgelopen jaar overleden. Een klap in het gezicht van het Cubaanse volk. Overigens, Ibrahim Ferrer en Orishas wonnen een Award (respectievelijk in de categorieën traditionele muziek en hiphop), ze houden hun brievenbus in de gaten. Reisverslag dan: we bevonden ons nog steeds in Santiago waar het niet helemaal toevallig net carnaval was.
Het carnaval van Santiago is wereldvermaard in Cuba en net daarbuiten, dus dat wilden we wel eens zien. Eigenlijk werd het een teleurstelling: het carnaval is een feest door en voor de Cubanen waar je als toerist (na 1 jaar Cuba worden we door de autochtonen begrijpelijkerwijs nog steeds als toeristen beschouwd) niet veel te zoeken hebt.
Veel vertier in de straten, veel kraampjes met eten en drank en alles in Moneda Nacional (in peso dus). Mensen die beweren dat in Cuba alles in functie van het toerisme staat, moeten eind juli maar eens naar Santiago trekken: ze zullen verbaasd staan. Als buitenlander loop je er helaas enorm in de kijker, en dat is niet zo leuk wanneer je je in het gezelschap van enkele duizenden halfdronken Cubanen bevindt. Wil je een biertje (3p of 4,5Bfr voor een halve liter), dan moet je deelnemen aan de worstelpartij die zich voor elk bierkraampje afspeelt, en dat doe je als enige buitenlander liever niet. Wat rest er je dan? Een Bucanero in een dollarwinkel kopen en het hele gedoe van op een afstand gadeslaan. En dan nog: als rijke buitenlander in een menigte uitgelaten Cubanen vorm je een gemakkelijke prooi voor gauwdieven die hun slag willen slaan. Ons beroof je echter niet meer zo gemakkelijk: ondertussen hebben we een soort zesde zintuig ontwikkeld en spotten we zakkenrollers reeds van op respectabele afstand. Tijdens een wandeling op het carnaval hadden we dan ook snel het groepje jongeren in de gaten dat het op, zo dachten we, de inhoud van onze portefeuille gemunt had. Niets was echter minder waar, de amateurs probeerden er vandoor te gaan met Gwen´s polshorloge. Ze slaagden er in het polsbandje te breken, maar vergaten met de waard af te rekenen, de waard zijnde in dit geval Gwen en Lut, Veerle´s zus. Met behulp van de inderhaast toegesnelde politie wisten ze niet alleen het horloge te recupereren maar tevens twee boefjes bij de kraag te vatten. Onder goedkeurend gemompel van de omstaanders (Cubanen zijn ook steeds op hun hoede voor gauwdieven, meestal proberen ze je zelfs te waarschuwen wanneer iemand begerig naar je rugzak zit te staren) werden de dieven afgevoerd naar het politiebureau, wij moesten mee om een verklaring af te leggen. Tot zover alles naar wens. Uit gesprekken met Cubaanse vrienden hadden we al opgemaakt dat de Cubanen niet echt hoog oplopen met hun politiekorps, maar de typische Cubaanse neiging tot dichterlijke overdrijvingen kennende, schonken we daar niet veel aandacht aan. Helaas werden in Santiago alle verhalen bevestigd. De politie voerde ons mee naar een bureau buiten de stad, liet ons er uren wachten, confronteerde ons herhaaldelijk met de boefjes (zodat ze ons nadien gemakkelijk zouden herkennen) en liet overduidelijk merken dat ze liever geen verslag van de feiten wilde opmaken; de verklaring bevatte zoveel schrijffouten dat zelfs een Cubaanse jongen van 8 het schaamrood op de wangen zou krijgen. Uiteindelijk werden we 4 uur later uit het politiekantoor gezet met de boodschap dat we zelf maar opnieuw in de stad moesten zien te geraken (het was intussen na 1 uur ´s nachts). Soms onvriendelijk, vaak inefficiënt en zo nu en dan ongeletterd, de Cubaanse politie heeft heel wat meer gemeen met de Belgische dan je wel zou durven denken. Ach, wij waren opnieuw een ervaring rijker. Kort daarop verlieten we Santiago, eigenlijk blij dat we de drukte van het carnaval achter ons konden laten. Op naar het oosten, naar de
meest oostelijke punt van Cuba: Baracoa. Afgezonderd van de rest van het eiland door een bergketen, was het stadje (een flink uit de kluiten gewassen dorp) jarenlang amper over land bereikbaar en gebeurde alle communicatie en vervoer met andere steden langs de zee. In Guantanamo, de provincie waarin Baracoa ligt, vind je voornamelijk dor grasland en cactussen, maar net dankzij de afscherming door de bergen kent het stadje en de nabije omgeving een microklimaat: hier vind je stukken regenwoud, cacaobomen (of zijn dat struiken?) en een overvloed aan kokospalmen.
In de omgeving zijn enkele prachtige stranden te vinden, op culinair gebied kan je er genieten van de traditionele vis in kokosolie en chocolademelk. Baracoa is populair bij jonge rugzaktoeristen, luxehotels zijn er amper te vinden. In 1492 zette Colombus er voet aan wal toen hij dacht in China aanbeland te zijn (de overblijfselen van het kruis dat hij er neerpootte worden nog steeds in de plaatselijke kerk bewaard, koolstofdatering heeft zelfs uitgewezen dat het wel eens authentiek zou kunnen zijn), in 2003 was het onze beurt om het stadje te ontdekken. Maar daarover volgende week meer.