Van 10 tot 14 september vindt in Cancun (Mexico) de vijfde Ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) plaats.
In dit perspectief roept een breed samenwerkingsverband van vakbonden, organisaties en bewegingen binnen de civiele samenleving, op tot bezinning over de rol die de Wereldhandelsorganisatie (WTO) speelt in de wereldorde van de 21ste eeuw. De WTO verschijnt als één van de belangrijkste krachten in een onrechtvaardige globalisering waarin de ongelijkheid toeneemt.
De centrale boodschap van het samenwerkingsverband is dat de WTO
en de handelsliberalisering terug op hun plaats moeten gezet worden:
niet boven maar onder sociale, milieu en ontwikkelingsbekommernissen.
De agenda van de volgende ministerconferentie
is tweeërlei:
- een doorbraak realiseren in de onderhandelingsronde
die tijdens de vorige WTO-top in Doha in 2001 werd gelanceerd
voor een verdere vrijmaking van de wereldeconomie. Veel heeft
deze zogenaamde “ontwikkelingsronde” nog niet opgeleverd, het
minst nog voor de ontwikkelingslanden zelf.
- een beslissing nemen over de uitbreiding van de
onderhandelingen en dus van de WTO bevoegdheden met vier nieuwe
thema’s, namelijk investeringen, overheidsaanbestedingen, concurrentieregels
en “handelsvergemakkelijkende maatregelen”.
Onderstaande organisaties roepen de nieuwe Belgische
regering op om deze conferentie van Cancun aan te grijpen om te
ijveren voor een échte trendbreuk in de huidige, neoliberale,
globalisering. De werkelijkheid spreekt het adagio van de WTO tegen
dat stelt dat liberalisering de rechte weg is naar evenwichtige
groei en welvaart. Het proces van vrijmaking van de wereldeconomie,
zoals zich dat nu afspeelt, wordt immers gekenmerkt door een meedogenloze
concurrentie waarin landen, regeringen, bevolking en werknemers
systematisch en op alle vlakken tegen elkaar worden uitgespeeld.
Sociale bescherming, loon- en arbeidsvoorwaarden, levenskwaliteit en overheidssturing
om publieke belangen, volksgezondheid, milieu of dierenwelzijn te
beschermen of te bevorderen, zijn de dupe van deze bittere competitie.
Men bouwt geen economisch paradijs op een sociaal, ecologisch, cultureel
en politiek kerkhof.
De WTO heeft alleen oog voor het opheffen van
handelsbelemmeringen en houdt processen van sociale en ecologische
dumping in stand. Regeringen die niet-commerciële belangen
proberen voorrang te geven, worden door WTO-disciplines aan banden
gelegd
In weerwil met haar democratische façade
(één land, één stem), wordt de WTO beheerst
door de rijke industrielanden. Via de WTO leggen zij ontwikkelingslanden
een ontwikkelingsmodel dat noch aangepast noch duurzaam is. Dit
leidt tot handelsakkoorden die vooral de belangen van de industrielanden
in het Noorden behartigen ten koste van de belangen van de meerderheid
van de WTO-leden. Dit is noch zinvol, noch duurzaam noch democratisch.
De besluitvormingsprocessen in de WTO moeten
dus herzien worden om ze doorzichtiger te maken en een reële
participatie toe te laten van alle lidstaten. De integratie van
de WTO in het systeem van de Verenigde Naties kan daar zeker toe
bijdragen.
Er moet tevens een grondige evaluatie komen van
de gevolgen van sociale en ecologische dumping en van de economische,
sociale, gender-, culturele en milieu-impact van het WTO-beleid,
met oog op een heroriëntering ervan.
In het licht van de crisis waarmee de internationale
gemeenschap momenteel geconfronteerd wordt, roepen onderstaande
organisaties op tot een versterking van het multilateralisme, en
van de Verenigde Naties in het bijzonder. Dit betekent dat er een
wereldbestuur moet komen waarin de Verenigde Naties (Wereldgezondheidsorganisatie,
UNDP, FAO, UNEP, ….) en de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie)
niet langer het zwakke broertje zijn van de WTO, het IMF en de Wereldbank
maar daarentegen het sociale, ecologische en maatschappelijke kader
aanreiken waarbinnen de wereldeconomie zich moet ontwikkelen.
Het gehele concept van de WTO en zijn rol in
de global governance moet dus herbekeken worden. Voor de Belgische
regering kan de Conferentie van Cancun al het aangrijpingspunt zijn
voor de verwezenlijking van de volgende punten:
- Sociale aspecten
staan niet op de onderhandelingsagenda van Doha en Cancun. Nochtans
kan internationale handel niet losgekoppeld worden van de fundamentele
sociale rechten. Daarom moeten de WTO-leden voor Cancun erkennen
dat de handelsbesprekingen niet blind mogen gericht zijn op
het vrijmaken van de handel, maar dat er rekening moet gehouden
worden met sociale aspecten door op wereldvlak een sociale vloer af
te spreken. Voor of tijdens de 5e ministerconferentie moet er
dan ook een sterkere band en coördinatie tussen de WTO
en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) overeengekomen
worden.
- In de ministeriële declaratie van Doha werden
milieu-aspecten voor het
eerst als een apart onderhandelingspunt opgenomen. De onderhandelingsagenda
hierover blijft echter uiterst beperkt en de tekst is dubbelzinnig.
Om het milieu te beschermen tegen de negatieve effecten van
vrijhandel, moet de WTO zich in de eerste plaats schikken naar
de multilaterale milieuakkoorden en moeten er inspanningen geleverd
worden om tot meer sterke multilaterale milieu -akkoorden te
komen. Milieu- en gezondheidsbescherming via toepassing van
het voorzorgsprincipe en van product – en procesnormen, mag
niet langer als handelsbelemmerend worden beschouwd door de
WTO.
- Ontwikkelingsthema’s
staan wél al op de agenda van de WTO. Ontwikkelingslanden
hebben ze daar geplaatst: transparantie en inspraak, operationalisering
van de “bijzondere en gedifferentieerde behandeling”, oplossing
van de uitvoeringsproblemen van de bestaande akkoorden zoals
de toegang tot medicijnen. Stuk voor stuk dossiers die behoren
tot het rechtzetten van de onevenwichten van de Uruguay Ronde,
maar die industrielanden alsmaar laten aanslepen, om ze te kunnen
gebruiken als pasmunt of instrumenten voor hun eigen agenda,
in het bijzonder voor de uitbreiding van de WTO-bevoegdheden.
Dit moet stoppen: nog voor Cancun moet er een belangrijke doorbraak
in deze dossiers worden gerealiseerd.
- Behalve een hervorming
van de geschillenregeling bevat de Doha-agenda geen institutionele
kwesties. Nochtans is er een grote nood aan meer democratie
en transparantie in de beslissingsprocessen en procedures van
de WTO. Dit impliceert ook dat er een einde gesteld wordt aan
de verwarring tussen de wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke bevoegdheden
van de WTO, aan de praktijk van geheimhouding in het functioneren
van de meeste WTO-organen, aan de praktijk van de “Green Room”
en de “Mini-ministeriële conferenties” en aan de
schijndemocratie die berust op de methode van de impliciete consensus.
Op het Europees niveau moet het onderhandelingsmandaat
toevertrouwd aan de Europese Commissie onderworpen worden aan
de instemming en het toezicht van het parlement en getoetst
worden aan een ruim publiek debat.
In België zou het parlement jaarlijks een dwingend rapport
moeten opstellen over het Belgische WTO beleid, na de regering
en de verschillende actoren van de civiele maatschappij, vakbonden,
NGO’s, verenigingen, te hebben gehoord.
- Openbare diensten
en diensten van algemeen belang moeten uitgesloten worden
van de onderhandelingen over de liberalisering van diensten.
Deze diensten moeten ten volle en zonder druk van privatisering of
deregulering hun sociale rol kunnen blijven spelen.
De regulerende capaciteit van overheden mag niet ondermijnd
worden door de privé-sector via WTO-disciplines. Overheden
moeten ook kunnen terugkomen op een liberaliseringsmaatregel
waarvan ze vaststellen dat die desastreuze gevolgen veroorzaakt,
en dit na een redelijke termijn, maar zonder dat hiervoor een
prijs moet betaald worden.
Gezien het belang van de financiële sector in de economische
ontwikkeling en stabiliteit moet liberalisering in deze sector
met de grootste omzichtigheid behandeld worden
- Ook in de landbouwonderhandelingen
is geen vooruitgang geboekt. Door de liberalisering van
de landbouwmarkten en de exportsubsidies in vele industrielanden
zijn de prijzen voor landbouwproducten niet meer representatief
voor de productieve en sociale realiteit van de meerderheid
van de boer(inn)en. Vaak leiden ze zelfs naar een vernietiging
van familiale landbouwbedrijven en andere jobs in de landbouwsector.
Rechtstreekse en onrechtstreekse exportondersteuning moet worden
afgeschaft. De overige landbouwsubsidies moeten geheroriënteerd
worden naar duurzame rurale ontwikkeling door de bestrijding
van rurale armoede, de verbetering van arbeidsvoorwaarden en
de promotie van dierenwelzijn en ecologische duurzaamheid. Om zich
tegen goedkope invoer te verdedigen, moeten landen, en in het bijzonder
ontwikkelingslanden de mogelijkheid hebben importbeperkende
maatregelen te treffen zoals heffingen en kwantitatieve beperkingen.
Rijke landen moeten gereguleerde en preferentiële markttoegang
verlenen aan ontwikkelingslanden.
Er moeten internationale sluitende afspraken worden gemaakt
rond productiebeheersing (o.m. onder de vorm van quota) om overproductie
en de ineenstorting van prijzen tegen te gaan.
- De problemen rond de toegang tot essentiële
geneesmiddelen hebben de controverse rond het TRIPS-akkoord nog doen toenemen. Aangenomen
onder druk van de farmaceutische industrie, leidt TRIPS tot
de privatisering van kennis en levensvormen en tot de vorming
van monopolies. TRIPS ondermijnt de Biodiversiteitsconventie,
hindert de toegang tot medische zorgen en geneesmiddelen en belet
arme landen om levenskwaliteit te verbeteren en hun technische
kennis te ontwikkelingen. TRIPS hoort niet thuis in de WTO. Water,
lucht, zaaigoed en het leven moeten worden beschouwd als delen
van het onvervreemdbare menselijke erfgoed en dus ontrokken
worden aan de logica van de markt. Er moet een duidelijk onderscheid
gemaakt worden tussen de begrippen uitvinding en ontdekking
en octrooien moeten beperkt blijven tot uitvindingen.
Elk land moet het recht hebben om essentiële generische
geneesmiddelen te produceren of in te voeren, in het bijzonder
(maar niet alleen) de nodige middelen ter bestrijding van epidemies
zoals AIDS, malaria, longontsteking of tuberculose. Indien de
industrielanden in de WTO een herziening van het TRIPS-akkoord
blokkeren, dringt een moratorium op de uitvoering ervan zich
op.
- Marktoegang voor niet-landbouwproducten is een
onderwerp dat de industrielanden op de agenda hebben geplaatst.
In plaats van algemene tariefverlagingen die industrielanden
en ontwikkelingslanden in gelijke mate treffen, moeten ontwikkelingslanden
het recht behouden hun zwakkere industrieën en hun handelsbalans
te beschermen en de eigen doelstellingen van binnenlandse industriële
ontwikkeling na te streven. De talrijke handelsbelemmeringen
die door de industrielanden in stand gehouden worden, zoals
piektarieven, quota en oorsprongsregels (zoals voor textiel),
moeten worden afgebouwd. Tegelijkertijd moet vooruitgang worden
geboekt in het respecteren van fundamentele werknemersrechten,
zodat werknemers in ontwikkelingslanden ook de voordelen kunnen genieten
van deze verbeterde markttoegang.
- De WTO-conferentie van Cancun mag de onderhandelingsagenda
niet verzwaren door de toevoeging van nieuwe thema’s. De huidige voorstellen
omtrent overheidsaanbestedingen, investeringen, concurrentieregels
en de vereenvoudiging van de handelsprocedures gaan trouwens
niet in de goede richting. Wat specifiek het investeringsakkoord
betreft, moet er een einde worden gemaakt aan de wildgroei van
bilaterale akkoorden. Maar een multilateraal investeringsakkoord
dat géén waarborgen biedt voor sociale bescherming,
milieuzorg, bekommernis om het dierenwelzijn en de noden van
de ontwikkelingslanden, en dat geen bindende en afdwingbare verplichtingen
oplegt aan de investeerders (zoals bv de OESO richtlijnen voor
multinationale ondernemingen) en dat de regulerende bevoegdheden
en beleidsopties van overheden vermindert, is niet aanvaardbaar.
Wij vragen dus:
- om de hiërarchie van de internationale rechtsnormen
te garanderen door de WTO te integreren in het systeem van de
Verenigde Naties en de vrijhandel te onderwerpen aan de sociale
rechten (fundamentele arbeidsrechten, vrouwenrechten) en aan
culturele en milieurechten;
- het Noord-Zuid evenwicht te herstellen in de WTO
akkoorden wat onder andere de operationalisering impliceert
van de “bijzondere en gedifferentieerde behandeling” voor ontwikkelingslanden,
een snelle oplossing voor de uitvoeringsproblemen van de bestaande
akkoorden, zoals de toegang tot geneesmiddelen; de afbouw van
exportsubsidies van de industrielanden; het breken met het protectionisme
van de rijke landen;
- een grondige herziening van het TRIPS-akkoord
of anders een moratorium op de uitvoering ervan
- een democratisering van de WTO en de herziening
van het geschillenregelingsmechanisme zodat het doorzichtiger
wordt, toegankelijk voor alle lidstaten en meer rechtswaarborgen
biedt (openbaarheid, onafhankelijkheid, …);
- de uitsluiting van de openbare diensten en diensten
van algemeen belang uit het toepassingsgebeid van GATS; de intrekking
van de vragen tot liberalisering van de watersector die de EU
aan 72 landen gesteld heeft
- elk investeringsakkoord te verwerpen dat geen
rekening houdt met de sociale bescherming, de milieubescherming
en de noden van de ontwikkelingslanden, of dat de beleidsruimte
van regeringen zou beperken of hun capaciteit om regulerend
op te treden;
- garanties voor een parlementaire controle op het
mandaat van de Europese Commissaris van Handel en op de Belgische
handelsstandpunten;
- een evaluatie van de bestaande WTO-akkoorden en
hun economische, sociale, culturele, gender- en milieu-impact,
zoals trouwens voorzien in de Akkoorden van Marrakech.
De uitvoering van deze eisen vergt een herziening
van het mandaat dat verleend werd aan de Europese Commissaris van
Handel.
Eerste ondertekenaars:
ATTAC Belgique-België
Bond beter leefmilieu (BBL)
Broederlijk Delen
CNCD-Opération 11.11.11
CSC-ACV
FGTB-ABVV
Greenpeace
Inter-Environnement Wallonie (IEW)
Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging - 11.11.11.
KWIA- Steungroep voor Inheemse Volken
Le Monde selon les femmes
Magasins du Monde Oxfam
Oxfam Solidarité-Solidariteit
Oxfam Wereldwinkels
Solidarité mondiale
Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling (VODO)