verslag uit Palestina - deel 2 by Tobias Van Os Friday August 15, 2003 at 08:39 AM |
Hallo, In bijlage vind je het verslag van de eerste drie dagen van mijn verblijf in Palestina. Elke keer ik de bijlage opstuur, zal er een stuk(je) aan toegevoegd zijn, zodat je maar één document moet bewaren, indien je dat wenst. Groetjes uit Jeruzalem, Tobias
Vrijdag 8 augustus 2003 Hartelijk welkom
Na een korte vlucht landen we in Wenen. Op weg naar gate A5, waar ons de aansluitende vlucht naar Tel Aviv wacht, ondergaan we een korte veiligheidscontrole. De vraag of we geen wapens of explosieven meehebben doet ons glimlachen. Hoe erg zouden de scanners gefaald hebben, als dat nog niet aan het licht zou zijn gekomen! En als ik serieus “ja” zou antwoorden, zou het veiligheidspersoneel dat dan geloven? Volgende keer eens proberen…
De kort uitgestelde landing op de Ben Goerion luchthaven in Tel Aviv maakt mijn handen klam. Blijkbaar de mijne niet alleen, want na de tweede (geslaagde) poging wordt de piloot op een stevig applaus getrakteerd. Een te sterke ‘staartwind’ (tailwind) blijkt de boosdoener. Het naderende begroetingsritueel van de Israëlische veiligheidsarmada op de luchthaven veegt het zweet niet bepaald van mijn handpalmen. Ik weet ondertussen dat “Welcome to Israël” voor internationale civiele waarnemers de onmiddellijke retour naar afzender kan betekenen. Ongeveer één uur en een kwart houden ze er de spanning in: ondervragingen door drie verschillende jongedames, de bagage en wijzelf (nog een keer) door de scanner en wachten… Aan de bagagecontrole schuiven we aan achter een moslimkoppel met een uitgesproken Amerikaans accent. Hun indrukwekkend aantal koffers moet dezelfde inspectie ondergaan als ons rugzakje. Zijn ze de VS ontvlucht omwille van de ‘democratische’ ingrepen van Bush & co na 11 september, die het ‘Arabische types’ het leven heel wat onaangenamer kunnen maken? Wijst hun lijdzaam ondergaan van de controles op enige ervaring op dat vlak? Wat er ook van zij, evenals wij blijken ze uiteindelijk toch geen bedreiging voor de veiligheid van Israël. Nabij de bagagescanner zitten drie jongemannen en één minderjarige jongen opgesloten in een bedompt hokje dat nauwelijks nog ruimte laat voor een beetje lucht. Toevallig ‘Arabische types’. Zouden zij ook kunnen lachen om de slogan “Only pleasant surprises” van autoverhuurbedrijf Hertz op het gigantische reclamepaneel tegen de muur?
Zaterdag 9 augustus Jeruzalem, het oude stadsgedeelte
Het programma voor vandaag blijft vrij beperkt omdat twee deelnemers aan deze missie pas morgen toekomen. Mahmoud, onze gids van het Nidal Centre, neemt ons straks mee op een ‘Jerusalem settlement tour’ door de oude stad. Bij een kop thee, koffie of een glas water leidt Huda Imam, directeur van het Centre for Jerusalem Studies van de Arabische Al Quds-universiteit, de wandeling in: “’s Zaterdags is het erg druk in de oude stad van Jeruzalem. Heel wat Israëlische Palestijnen – ‘Palestijnen van ‘48’ genoemd – komen hier bidden. Onder andere door het inleggen van gratis bussen worden ze daartoe aangemoedigd. Tot voor het begin van de tweede Intifada kwamen heel wat Palestijnen uit de Westbank graag naar de oude stad winkelen. De Intifada en de checkpoints hebben daarin verandering gebracht. Nu zijn het voornamelijk ultra-religieuze joden die naar hier komen.” Huda Imam vindt dat Jeruzalem een stad van alle wereldburgers zou moeten zijn. Het Israëlische regime deelt die mening overduidelijk niet. Haar strategie in Jeruzalem verschilt wel van die op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook. Waar ze er in de Bezette Gebieden met bruut geweld tegenaan gaat, tracht ze in Jeruzalem een joods demografisch overwicht te creëren. Een leegstaand gebouw of een kamer die niet in gebruik is, is op zich al voldoende reden tot bezorgdheid. De (voornamelijk) ultra-orthodoxe joodse kolonisten zijn er immers op gebrand de Heilige Stad voor immer en eeuwig de hunne te maken. Ze palmen in wat ze kunnen.
“Het Palestijnse verzet is voornamelijk geweldloos.”, vervolgt Imam. “Helaas is van de Intifada een verkeerd beeld opgehangen omdat de Palestijnse veiligheidsdiensten hun (lichte) wapens hebben gebruikt tegen de bezetter.” Jihad betekent o.a. zelfcontrole, zo zegt ze, maar wordt nu zowat gelijkgesteld met terrorisme. In de beeldvorming over het conflict heeft Israël bijna altijd lengtes voor (gehad?) op de Palestijnen.
“Wij geloven in coëxistentie tussen alle bevolkingsgroepen die hier wonen. Daarom onderhouden we samenwerkingsverbanden met de Hebrew University, de joodse universiteit in Jeruzalem, en met Haifa University. Veel Palestijnen besparen ons hun kritiek niet. Ze vinden immers dat we daardoor de ‘normalisatie’ in de hand werken.”, zo besluit de goedlachse Imam. ‘Normalisatie’ klinkt voor de Palestijnen heel vies in de oren. Voor hen betekent het immers de aanvaarding van de feiten op het terrein, zich neerleggen bij de bestaande toestand. Hoe die toestand in de oude stad van Jeruzalem is, wordt ons tijdens de wandeling al enigszins duidelijk.
Klaagmuur
We staan in El Wad street, parallel met de westelijke muur van de Tempelberg of Haram Al Sharif voor moslims. Een deel daarvan kennen we als de Klaagmuur, een pleisterplaats voor gelovige joden. Volgens hen is deze muur een overblijfsel van de joodse tempel die in 70 na Christus door de Romeinen werd vernield. Op de (volledig ommuurde) Tempelberg bevinden zich de Al Aqsa moskee en de wereldberoemde gouden Rotskoepel. Deze laatste zijn heiligdommen voor gelovige moslims. In ’67 werden in El Wad street achttien Palestijnse huizen gesloten om gelovige joden een veilige doorgang te verlenen naar de Klaagmuur. In één van de huizen zouden explosieven zijn gevonden. In ’69 namen joodse kolonisten hun intrek in de huizen. Eén van de Palestijnse eigenaars bleef niet bij de pakken zitten en stapte naar het Israëlische Hooggerechtshof. Dat besliste uiteindelijk dat de Palestijn zijn huis moest terugkrijgen. Kort voordat hij opnieuw zijn intrek kon nemen in zijn rechtmatig eigendom werd er een politiekantoor in gehuisvest. Case closed. De politie staat in voor de veiligheid van Israël en die primeert. Zelfs voor uitspraken van het Hooggerechtshof. Onteigende Palestijnen zien zelden of nooit een vergoeding voor hun verlies.
In ’78 werd een nieuw stuk Klaagmuur ‘ontdekt’. De papiertjes in de spleten tussen de stenen zijn er ondertussen de stille getuigen van. Het stukje muur staat in een onbeduidend doodlopend straatje. Maar dat onbeduidende straatje is wel de enige toegang tot de woningen van 25 Palestijnse families. Wat moet er met hen gebeuren als dit stuk echt als Klaagmuur en dus joods heiligdom wordt erkend? Hier zouden joodse vrouwen moeten komen bidden, want ze moeten dat gescheiden doen van hun mannelijke geloofsgenoten. Nu krijgen ze ongeveer een kwart van de gekende Klaagmuur ter beschikking. Een zwart metalen hek bewaakt de scheiding van de seksen.
We beklimmen de smalle, donkere en vervallen trap die naar de binnenkoer van de Palestijnse gezinnen leidt. Mahmoud, onze gids, vertelt: “Het is zo goed als onmogelijk voor een Palestijn om een bouwvergunning te krijgen in Jeruzalem. Nog niet zo lang geleden is toch een vergunning verleend. De aanvrager is misschien al dood, want hij heeft er 26 (!) jaar op moeten wachten.” Niet alleen bouwvergunningen zijn Palestijnse kopbrekens, maar ook toelatingen om te reizen, verblijfsvergunningen, identiteitskaarten etc. Als ze al te krijgen zijn, duurt het vaak een eeuwigheid om ze te bemachtigen. Mensen die een jaar lang altijd maar opnieuw gaan aanschuiven voor een identiteitskaart zijn geen uitzondering. En dan verkeren ze nog in de onzekerheid of ze die wel zullen kunnen behouden. Eén controle aan een militair checkpoint bijvoorbeeld kan het begin zijn van een nieuwe lijdensweg.
Stenen en urine
We houden halt bij een huis dat vroeger door de Palestijnse familie Zorba (niet de Griek) werd gehuurd van een joodse eigenaar. Ook rond dit huis is er een dispuut ontstaan over wie er in mag wonen. Zolang het gerecht de knoop niet heeft doorgehakt, heeft niemand dat recht en moet het huis leeg blijven. Toch wonen er momenteel joodse kolonisten in. Niemand legt hun iets in de weg. De politie laat betijen.
De oude stad van Jeruzalem telt vier kwartieren: het Armeense, christelijke, joodse en moslimkwartier. Joden mogen overal gaan wonen, Palestijnen niet in het joodse kwartier. Een twintigtal orthodoxe organisaties werkt aan de verjoodsing van Jeruzalem. Ze schuwen daarbij geen geweld. Mahmoud vertelt: “In 1990 werden verschillende huizen van Palestijnen door kolonisten in brand gestoken. Een vrouw die weigerde haar huis te verkopen aan een kolonist, werd neergestoken en stierf na één maand coma. Vele kolonisten nemen de bovenverdiepingen in en trachten van daaruit lager gelegen verdiepingen in te palmen. Sommigen aarzelen niet met stenen, urine of afval naar hun Palestijnse onderburen te gooien.” Verschillende Palestijnse gezinnen hebben metalen hekken boven hun binnenkoer opgehangen om zich tegen ‘de cadeautjes van boven’ te beschermen.
We lopen door een wirwar van smalle gangetjes trappen op en af langs petieterige huisjes. Her en der slingert afval rond. Veel stenen liggen los. Mahmoud wijst ons op een éénkamerwoning waar een gezin van negen (vroeger elf) mensen in woont. De Palestijnse inwoners van de oude stad zijn zeer arm. Veel kolonisten daarentegen hebben geld om hun huizen te renoveren. Verschillende trappen leiden ons naar het dak van een gebouw vanwaar we een groot deel van de stad kunnen overschouwen. Vlakbij staat de Rotskoepelmoskee. Op het dak, tussen de rommel, een klein hokje dat dienst doet als militaire controlepost ter bescherming van de joodse kolonisten. Onder een zeil dat hem tegen de zon moet beschermen zit een soldaat een boek te lezen. Pas wanneer er enkele foto’s worden genomen, draait hij zich verveeld om en blijft ons zwijgzaam aanstaren door zijn donkere zonnebril. Hier zijn joodse kolonisten letterlijk tussen de Palestijnse moslims komen wonen. Als de jood en zijn Palestijnse buur tegelijk hun deur opengooien, botsen ze tegen elkaar op.
Verderop ontlokt één van de 17 ‘sabil’ in de oude stad – ‘sabil’ zijn Ottomaanse fonteintjes die begin 20ste eeuw in onbruik zijn geraakt – Mahmoud een woordje over de waterproblematiek: “Van de zeshonderd miljoen kubieke meter zoet water die de Westbank levert, gebruiken de Palestijnen één vierde. De rest is bestemd voor Israël.” Water is misschien de meest onderschatte conflictbron. Sharon heeft al onomwonden gezegd dat hij nooit de controle over de waterbronnen op de Westelijke Jordaanoever zal opgeven. Hoe moet het dan met de creatie van een autonome Palestijnse staat, als die zelfs niet over zijn eigen natuurlijke hulpbronnen mag beschikken? Heeft Sharon het recht op een Palestijnse staat dan niet erkend? En hoe zit het met de implementatie van de zogenaamde ‘Roadmap’ van Bush & co? (Die “& co” zijn in dit geval Rusland, de EU en de VN, althans in theorie. Daarover later meer.)
Joods kwartier
Het zonovergoten plein voor de Klaagmuur was vroeger volgebouwd. Er woonden ongeveer zeshonderd Palestijnen. Alle gebouwen zijn in ’68 in één keer weggeveegd. Verschillende gezinnen werden bedolven onder het puin. De ‘grote schoonmaak’ in het vluchtelingenkamp van Jenin in de lente van vorig jaar was dus geen proefstuk voor Israël. In ’29 had dezelfde heilige stapel stenen al heel wat bloed zien vloeien. In de confrontatie die volgde op de claim van de conservatieve zionist Jabotinsky op de Klaagmuur, vielen vierhonderd Palestijnse en evenveel joodse doden. Daarop arresteerden de Britten, die er toen nog de plak zwaaiden, negenhonderd Palestijnen waarvan er tweehonderd ter dood werden veroordeeld.
Het verschil tussen het joodse kwartier en de rest van de oude stad is groot. Alles is hier netjes onderhouden, er slingert geen afval rond, er is (veel) meer open ruimte. Maar alles heeft zijn prijs. Ook het mooie plein met bomen waar we langs lopen stond vroeger vol met… Palestijnse huizen. Op een glazen deur lees ik “The burnt house – Sefer Foundation”. Voor 5 shekel (één euro) kan je dit bewijs van het geweld dat Palestijnen de joden hebben aangedaan, bezoeken. Iets verderop staan de ruïnes van een in ’48 door de Arabische legers verwoeste synagoge, weer een bewijs van het hun aangedane onrecht. Het blijkt zeer moeilijk de slachtofferrol los te laten.
Op de terugweg naar ons vertrekpunt kan een jood die ons passeert het niet nalaten midden in het moslimkwartier te zeggen: “The people here don’t have a mind. They live in a small world.” Wellicht staat hij niet te popelen om echte vredesgesprekken aan te knopen met die hersenloze Palestijnen. Sharons aankoop in ’87 van een huis middenin het moslimkwartier moet eveneens niet anders begrepen worden dan als een regelrechte provocatie van iemand die weet dat hij tot de sterkste partij behoort en die vindt dat hij als jood overal in Eretz Yisrael (ook in de Bezette Gebieden) mag gaan wonen of eigendom kopen. Want laat het duidelijk zijn, hij woont niet in dat huis.
Zondag 10 augustus Vrede en kolonies?
Een korte wandeling naar West-Jeruzalem brengt ons naar het kantoor van het Alternative Information Centre (AIC). Het is één van de weinige gemengde Palestijns-Israëlische vredesorganisaties, met nog een kantoor in Betlehem. Het AIC werd opgericht in 1984 en behoort tot de progressieve en erg kritische ‘vleugel’ binnen de Israëlische vredesbeweging. Zowel haar kritische houding als haar gemengd karakter maakt haar niet erg geliefd bij het Israëlische regime. Ook lang niet alle Palestijnen en nog minder Israëli’s dragen haar een warm hart toe. In ’87 bijvoorbeeld werd het AIC gesloten en vloog medestichter Michel Warschawski achter de tralies. Ook vandaag is het werk niet altijd even makkelijk. Stafmedewerkster Connie Hackbarth: “Mijn Palestijnse collega’s mogen Jeruzalem niet in met hun ‘green ID’ (Palestijnse identiteitskaart). Omwille van de bezetting is er de laatste twintig jaar geen enkele verandering gekomen in de interactie tussen Palestijnen en Israëli’s. En dan moet je weten dat de reisbeperkingen vandaag het gevolg zijn van het zogenaamde Oslo-vredesproces.” Een beetje moedeloos voegt ze eraan toe: “Dit is het best gedocumenteerde conflict in de wereld en toch is er in meer dan vijftig jaar niks verbeterd.” In zoveel informatie kan je echter gemakkelijk verdrinken. Daarom wijst Connie erop dat het belangrijk is het overzicht niet te verliezen: “Het totaalbeeld is dat Israëli’s en Palestijnen op dit kleine lapje grond moeten samenleven.”
Public relations
“Na het uitbreken van de tweede Intifada verdween het Israëlische vredeskamp voor 99 procent.”, zegt Connie. “Enerzijds wordt de Palestijnen verweten dat ze het zogenaamde ‘genereuze aanbod’ van toenmalig premier Barak hebben geweigerd.” Barak en Clinton zijn erin geslaagd de wereld en het grootste deel van het Israëlische vredeskamp te laten geloven dat Israël zeer verregaande tegemoetkomingen had beloofd aan de Palestijnse onderhandelaars, maar dat Arafat de uitgestoken hand niet wou reiken. In werkelijkheid werden er voor geen enkel cruciaal thema (vluchtelingen, kolonies, Jeruzalem, Palestijnse staat) stappen vooruit gezet. “Anderzijds hebben de Palestijnen veel te laat het belang van public relations ingezien. Israël en de VS daarentegen hebben van bij het begin van de tweede Intifada de beeldvorming in de media bepaald.”
“Het AIC werkt met 15 personeelsleden en Palestijnse, Israëlische en internationale vrijwilligers. We stellen ook ons kantoor ter beschikking van andere organisaties en we geven mediatraining. Wij zijn de enige organisatie die Israëli’s veilig in de Bezette Gebieden kan loodsen.”, zegt Connie trots. Het AIC is nu een legale, door de overheid geregistreerde organisatie. Maar dat betekent niet dat haar werk wordt toegejuicht. “Het progressieve vredeskamp is goed gestructureerd, maar erg klein. Het kost niet veel moeite een artikel te puliceren in een radicaal links blaadje. Het is echter heel andere koek een opiniestuk in een populaire Israëlische krant geplaatst te krijgen.” Toch vindt Connie het erg belangrijk zoveel mogelijk Israëli’s te bereiken. Of ze vlug veel medestanders zullen vinden, is nog maar de vraag. Het AIC gelooft bijvoorbeeld niet in de tweestatenoplossing voor het conflict. Maar momenteel staan slechts twee procent van de Israëli’s en acht à tien procent van de Palestijnen achter de idee van één staat met gelijke rechten voor al zijn inwoners, zegt Connie.
Roadmap
De kritiek die het AIC ten tijde van de Oslo ‘vredesonderhandelingen’ begin jaren ’90 liet horen kon op bijzonder weinig bijval rekenen. Hun werd verweten dat ze de vrede geen kans wilden geven. “Helaas hebben we gelijk gekregen.”, zegt Connie, “Onze kritiek op de Roadmap vandaag is minder controversieel. Veel Israëli’s geloven er evenmin in (maar wellicht niet om dezelfde redenen; nvdr).” ‘Oslo’ was gedoemd te mislukken, de Roadmap is dat ook. Maar je kan beide processen niet zo maar met elkaar vergelijken. De situatie is erg veranderd tegenover tien jaar geleden.
De ‘Roadmap’ is een vier pagina’s tellend document van het ‘Kwartet’, zijnde de Europese Unie, Rusland, de Verenigde Naties en de Verenigde Staten. Het is een plan in drie fases om tegen eind 2005 vrede in het Midden-Oosten te brengen en een autonome Palestijnse staat op te richten. Tot zover de theorie. In feite is het een VS-document dat, nog voor het werd voorgelegd aan de partners van het Kwartet, onder de kritische bril van Israël werd geschoven. Met niet minder dan veertien amendementen heeft Sharon het hele plan mogen ondergraven. Ondertussen oefenden de VS de nodige druk uit op de Palestijnse Autoriteit om de Roadmap te aanvaarden. Wat is gebeurd. Connie wil alleen maar over de eerste fase praten omdat ze ervan overtuigd is dat de Roadmap daar al zal stranden: “In fase één staat dat beide partijen het vertrouwen in elkaar moeten herwinnen, maar Israël toont op geen enkel vlak zijn goeie wil. Eind mei moest de eerste fase afgerond zijn, maar nu zitten we nog niet halfweg. Het plan is gedoemd te mislukken omdat Sharon zelf weigert de kolonisering van de Bezette Gebieden te stoppen. Bovendien zijn verschillende ministers van de huidige Israëlische regering zelf kolonisten.” De eerste doelstelling van de Roadmap is dat de Palestijnen het verzet tegen de bezetting opgeven. “Ook daarom praat ik niet over fase twee. Met dit plan willen de VS de Palestijnen immers (verder) verdelen.”, verklaart Connie. De (ondemocratische) aanstelling van de Palestijnse premier Abu Mazen door de VS is daar een triest voorbeeld van. Hij kan immers op zeer weinig steun van de Palestijnse bevolking rekenen omdat hij hun is opgedrongen. Op de vraag wat te doen als vredesbeweging als de Roadmap een stille dood sterft, heeft Connie allerminst een pasklaar antwoord. “Wij moeten onze bevolking duidelijk maken dat de Roadmap geen veiligheid zal brengen.” Ondanks de kritiek zou toch 65 procent van de Israëlische bevolking het plan steunen.
Het Israël van vandaag wordt gekenmerkt door een (extreme) verrechtsing. De politieke linkerzijde bestaat niet meer. Connie trekt een parallel met post-Apartheid Zuid-Afrika waar de gemengde partij die vóór de afschaffing van de Apartheid was, in rook opging. Sharon heeft het discours (evenwel holle leuzen) van ‘links’ overgenomen, waardoor de linkerzijde (schijnbaar) overbodig is geworden. Israël is ook allesbehalve een homogeen blok. Negentien procent zijn Palestijnen, vijf procent Oost-Europeanen zijn volgens de religieuze wet helemaal geen joden en de gastarbeiderspopulatie (o.a. uit Azië) blijft groeien. Voor het zionistische project is dat een bedreiging omdat het joods demografisch overwicht essentieel is om een joodse staat te kunnen behouden.
Boycot
“De Muur is een goede zaak.”, grapt Connie, “In Masha bijvoorbeeld, een dorp in tweeën gesneden door het Israëlische veiligheidshek – door tegenstanders de Apartheidsmuur genoemd, brengt hij internationale, Israëlische en Palestijnse vredesactivisten samen.” Volgens Connie wordt de Muur niet om veiligheidsredenen gebouwd, maar wel om nog meer land en water van de Palestijnen af te pakken. En cowboy George W. Bush? Hij heeft kritiek op de Muur, maar durft Israël niet onder druk zetten met het oog op de presidentsverkiezingen van volgend jaar. Zonder de steun van de machtige joodse lobby in de VS krimpen de kansen op een herverkiezing… (later volgt meer over de Muur)
We brengen Connie op de hoogte van de discussie die binnen het Vlaamse Actieplatform Palestina is ontstaan over de boycot van Israëlische landbouwproducten. Naar aanleiding van een klachtenregen van joods-zionistische drukkingsgroepen gaan er immers stemmen op om de boycot te beperken tot landbouwproducten uit de joodse nederzettingen in de Bezette Gebieden. Omdat het onderscheid tussen producten uit Israël en de nederzettingen niet te maken is, werd immers gekozen voor een boycot van alle Israëlische landbouwproducten. “De boycot herleiden tot producten uit de nederzettingen zou erg jammer zijn.”, zegt Connie, “Je verzwakt daarmee immers het signaal dat je je uitspreekt tegen de bezettingspolitiek van Israël.” Ze vindt het evenwel belangrijk er omzichtig mee om te springen. “Een academische boycot zorgt er bijvoorbeeld ook voor dat mensen als professor Ilan Pappé (een zogenaamde New Historian, die erg kritisch staat tegenover Israël) hun verhaal niet komen brengen in het buitenland.” Dat kan contraproductief werken. Volgens Connie heeft een boycot twee gezichten. Enerzijds stelt hij mensen in staat een persoonlijke morele keuze te maken, anderzijds is het een concreet instrument om mensen te sensibiliseren en te organiseren.
Het stoort Connie dat er zoveel donorgeld verspild werd: “In Gaza werd met tienduizend dollar Noorse hulp een vredespaal opgetrokken. De ontvangende organisaties moeten hun eisen durven stellen en niet gewoon achter de projectvoorstellen aanhollen. En bovendien is humanitaire hulp wel belangrijk – 85 procent van de bevolking in de Gazastrook eet ervan – maar verandert ze niks structureels. Veel van de gebouwen die vorig jaar door IDF-acties (Israeli Defense Forces) werden platgelegd, worden nu opnieuw opgebouwd met geld van de Europese Unie.” Maar als het erop aankomt op de politieke tafel te kloppen, gaat Europa zijn luier verversen.
Oost-Jeruzalem in de tang
Connie rondt haar verhaal af, we nemen afscheid en vertrekken met Michel Warschawski op nederzettingentoer in de ruime omgeving van Jeruzalem, de armste stad van Israël. De historische schets gaat voor mij grotendeels verloren in het geronk van Nours busje. Wat ik wel meeheb, is dat West-Jeruzalem momenteel ca 200.000 (joodse) inwoners telt en Oost-Jeruzalem 200.000 Joden en evenveel Palestijnen huisvest. In en rond Jeruzalem worden tegen een hels tempo nederzettingen gebouwd en verbindingswegen (niet toegankelijk voor ‘Westbankers’) aangelegd. Langs alle kanten (ook van binnenin) wordt het Palestijnse Oost-Jeruzalem geleidelijk aan ingesloten en alle ruimte ontnomen voor natuurlijke uitbreiding.
Nabij checkpoint Qalandiya horen we niet voor ‘t eerst en zeker niet voor ‘t laatst dat de Apartheidsmuur voor tachtig procent uit hekken (met hoogspanning, prikkeldraad, grachten, veiligheidszones etc.) bestaat en slechts over twintig procent van zijn lengte een echte muur is. We rijden verder over de enige weg toegankelijk voor Palestijnen die de Westbank ten noorden en ten zuiden van Jeruzalem met elkaar verbindt. Maar ze moeten dan wel Qalandiya checkpoint mogen passeren… en dat zijn er tien keer minder dan in 2000 (voor het begin van de tweede Intifada), vertelt Warschawski. Bovendien duurt hun reis 3,5 uur waar een Israëli er een half uurtje over doet (via een andere route welteverstaan).
Bij de nederzetting Kochav Ya’acov ten noorden van Jeruzalem stoppen we. We stappen uit aan een tankstation. “Ook dit is een nederzetting”, vertelt Warschawski. “De nederzettingenpolitiek in Jeruzalem verschilt met die in de Westbank en de Gazastrook. In Jeruzalem is het demografische overwicht belangrijk, in de Bezette Gebieden niet. Daar gaat het meer om een geografische kolonisatie door middel van bijvoorbeeld wegen (by-passroads alleen voor Israëli’s toegankelijk; nvdr), een benzinestation of zelfs een elektriciteitspaal.” Op een heuvel in de verte zien we een groot aantal apartementsblokken. “Ze staan er al drie jaar, maar ze zijn stuk voor stuk onbewoond.”, aldus Warschawski. “Alleen de huisjes ernaast zijn bewoond door ultra-orthodoxe joden die in Jeruzalem werken of door de Israëlische overheid betaald worden om de nederzetting te bevolken.” Voor we verder rijden, neemt hij ons mee naar een soort bushokje langs de kant van de weg. Een blond meisje van een jaar of dertien wacht er op een lift naar de nederzetting waar ze woont. In het hokje hangt een doos met een tiental knoppen en daarachter de namen van evenveel nederzettingen in de buurt. Een druk op zo‘n knop waarschuwt iemand in de bewuste nederzetting dat iemand vervoer naar huis zoekt. Een soort gesofisticeerd carpoolingsysteem komt zo in beweging.
Bovenop een heuvel staat een groot geel bord met in blauwe letters ‘Almon’ erop, de naam van een joodse nederzetting twee kilometer verderop. Het is duidelijk wiens land de Westbank is… We rijden richting Ma’ale Adumim ten oosten van Jeruzalem, een nederzetting met ca 200.000 inwoners en een oppervlakte van anderhalve keer Tel Aviv! Naast Oost-Jeruzalem ligt een immense lap grond te wachten op inlijving bij deze gigantische nederzetting. Er zouden o.a. een kerkhof, een recreatie- en een winkelcentrum en een park worden aangelegd om de aansluiting met Jeruzalem te maken. Het is overduidelijk dat Israël van plan is de bouw van nederzettingen te ‘bevriezen’… De zon zakt over het stoffige rotslandschap. Het zou hier mooi kunnen zijn, als het land niet werd verminkt door de ongebreidelde bouwwoede van de bezetter. Terwijl we terug naar het hotel rijden, vraag ik me af hoe lang Palestijnen zoals de vrouw die we daarstraks zagen, nog zullen in staat zijn checkpoint Qalandiya te omzeilen. We zagen haar immers over de hoge, rotsige berm door een gat in de prikkeldraad klauteren. Maar ik weet het antwoord al: tot de Muur ook hier af is.