Fout hout by Jonathan Holslag Sunday July 13, 2003 at 06:10 PM |
artenda@pi.be |
Recent analysis from several organisations has shown evidence that this conflict is nurtured by foreign logging companies. This article focuses on the backgrounds of Liberian violence.
Liberia heeft een lange geschiedenis van staatsgrepen en burgeroorlogen. In 1995 werd in Abuja een vredesakkoord ondertekend dat een einde zou maken aan de oorlog tussen het NPLF onder leiding van Charles Taylor en de verschillende rebellenfracties. Taylor maakte nadien van zijn positie als minister en staatshoofd echter gebruik om belangrijke mijnbouwactiviteiten en plaatselijke media onder zijn invloed te plaatsen.
In juli 2000 startten de rebellen van het LURD vanuit het noorden met een front tegen president Taylor. Die strijd woedt vandaag nog steeds verder. Ondertussen steunt Liberia’s president milities in Sierra Leone, Ivoorkust en Guinee met regelmatige wapenleveringen. Op deze manier tracht hij zijn invloed te handhaven en controle te behouden over vooral de lucratieve diamant- en de houthandel. De helft van de Liberiaanse bevolking is vandaag op de vlucht. Duizenden burgers komen jaarlijks om.
Woudreuzen
In mei dit jaar verlengde de Veiligheidsraad de sancties tegen Liberia. In navolging van resolutie 1408 van vorig jaar blijft de handel in wapens en diamanten met Liberia verboden en wordt een panel aangesteld om overtredingen te onderzoeken. Nieuw is dat nu ook de export van tropisch hardhout aan banden wordt gelegd. Men beschouwt deze winstgevende handel vandaag als één van de belangrijkste voedingsbodems voor het geweld in West-Afrika. Volgens de Verenigde Naties brengen de bedrijven die deze kostbare woudreuzen rooien ondermeer gewapende bendes op de been, onderhouden ze sterke banden met oorlogsheren en voeren ze onverminderd wapens aan.
In Liberia zijn een vijfendertigtal hardhoutbedrijven actief. De totale waarde van deze sector wordt er geraamd op meer dan zes miljard dollar. Maar het aantal gecreëerde jobs, naar schatting 5788, is in verhouding zeer bescheiden. De belangrijkste spelers zijn Oriental Timber Company (OTC) met Royal Timber Company (RTC) als dochteronderneming. Beide controleren ze 1,8 miljoen hectare (goed voor zo’n derde van de totale kapconcessies) en boeken een omzet van ongeveer 3,8 miljard dollar. Ze zijn actief over het hele land - zelfs in Sapo, Liberia’s enige nationale park - en controleren een aantal belangrijke havens zoals die van Buchanon. Verder zijn er Maryland Wood Processing Company (MWPI) dat de zeehaven Harper Port nabij de oostgrens met Ivoorkust exploiteert en Inland Logging Company (ILC) dat actief is in de kustprovincie Sinoe.
Deze vier onderhouden nauwe contacten met president Talylor. Liberia’s president bezorgde bijvoorbeeld aan OTC belangrijke licenties voor het rooien van wouden in het zuiden en het oosten van het land. In ruil daarvoor ontving hij vijftig procent van de bedrijfsaandelen. De bedrijfsleider, de Nederlander Gus van Kouwenhove, verwierf door zijn goede relaties naar alle waarschijnlijkheid ook al voorrechten in de sector van de olieontginning, de visserij en de mobiele telefonie.
Deze corruptie stelt Taylor in staat zijn gewelddadige politiek verder te zetten. De houtsector betaalt hem meestal voor de helft in wapens of in cash. Om die laatste bron van inkomsten veilig te stellen, bestaat er een complex netwerk. In haar rapport Usual Suspects ontrafelt Global Witness zeer gedetailleerd hoe miljoenen versluisd worden naar Zwitserse banken. Maar liefst een kwart van de Afrikaanse rekeningen in Zurich behoort toe aan Liberianen. Van daaruit worden onder valse namen gigantische sommen opnieuw naar twee banken in Burkina-Faso overgeschreven waarmee huurlingen en wapentrafikanten worden betaald en lokale leiders omgekocht.
Wapenhandel
Ondernemingen als OTC zijn belangrijke wapenleveranciers. Hun zeehavens en vliegvelden zijn onmisbaar in de bevoorrading en uitrusting van zowel Taylorgezinde troepen als rebellen. Volgens de Verenigde Naties meerde er op 19 december vorig jaar een logging schip aan in Harper Port geladen met militaire voertuigen en containers wapens. Deze lading werd naar een nederzetting van MWPI gevoerd en van daaruit geleverd aan milities die Ivoorkust zouden binnendringen. In dezelfde periode voer regelmatig een marineboot vanuit deze haven naar transportschepen voor het off-shore lossen van wapenleveringen. In juli en mei arriveerden in Harper Port ook twee schepen met vijftien tot dertig ton wapens en munitie uit Bulgarije. Verdekt onder een lading rijst voerde een schip in de OCT-gecontroleerde aanlegplaats Buchanon eveneens wapens aan uit Lybië en Nigeria. In plaats van de normale gang van zaken waarbij plaatselijke dokwerkers het schip losten, kwamen nu OCT-arbeiders dit werk verrichten en werden anderen angstvallig uit de buurt gehouden.
Dit militaire materiaal is vooral afkomstig uit Oost-Europese landen zoals Bulgarije en Roemenië, uit Oekraïne, Rusland en Kazachstan. Maar ook uit Servië werden leveringen tot twintig ton via Lagos naar Monrovia ingevlogen. Na enkele lucratieve contracten met Chinese bedrijven namen de Verenigde Naties ook een opmerkelijk toename van Chinese AK47’s en ander wapentuig in Liberia waar. Onderzoek toont aan dat er een heel netwerk van schaduwbedrijven bestaat tussen Hong Kong en OCT.
De wapenhandel wordt gerund door internationaal gekende namen zoals tot voor kort Leonid Minin. Deze Oekraïnse handelaar des doods werd twee jaar geleden in Italië opgepakt. Hij controleerde een wereldwijd netwerk van contactpersonen en depots die uitbulkten van ‘koopjes’ uit voormalige Sovjetdepots in Oost-Europa. Onlangs werden in een filiaal van Leonid Minin naast een hoeveelheid ruwe diamanten ter waarde van een half miljoen dollar verschillende documenten gevonden. Die bevestigden zijn rol in de bewapening van West-Afrika: kaarten van de Liberiaans-Sierra Leonese grens, catalogi met oorlogswapens, een fax waarin vanuit Ivoorkust een order voor 113 ton munitie werd geplaatst, correspondentie met Taylors zoon en met Chinese functionarissen die geïnteresseerd bleken te zijn in contacten met Liberia’s president. Verder wezen andere vondsten uit dat Minin net zoals Gus van Kouwenhove belangen had in de lokale communicatie-, olie-, hardhout- en diamanthandel.
Milities
Verschillende bedrijven houden er een eigen privélegertje op na. Deze milities beperken zich echter niet tot het beveiligen van bedrijfseigendommen. Ze worden ingezet om gewapenderhand weerspannige dorpen te ontruimen in de uitgestrekte rooigebieden. Met controlepunten blokkeren ze belangrijke transportwegen om eventuele concurrenten de doorgang onmogelijk te maken. Op de weg van Monrovia naar het OCT-gecontroleerde Greenville bijvoorbeeld, wordt men door geüniformeerde en goedbewapende lui geregeld tegengehouden. Het rekruteren van jonge mannen ontzenuwd ook mogelijke spanningen met belangrijke etnische groepen.
Voor de massa’s Liberianen vormt een dergelijke job een van de weinige kansen om het hoofd boven water te houden. Temeer omdat ze zelden een loon uitbetaald krijgen, ondernemen zij met hun slagkrachtige groepen regelmatig plundertochten, eisen ze tol aan wegen en persen ze handelaars af. Ook voormalige legerofficieren zoeken steeds meer hun toevlucht aan het hoofd van deze bendes. Een belangrijke OCT-miltie wordt zo geleid door een voormalige kolonel uit Tailor’s NPFL en de bende van ICT wordt aangevoerd door generaal Cesar Cooper die nota bene een persoonlijke jurisdictie over een aantal steden rond Greenville installeerde.
Mensenrechtenorganisaties en internationale waarnemers beschouwen privémilities in Liberia vandaag als grotere destabiliserende factor dan de rebellen van het LURD.
Fout hout
Volgens Global Witness wordt een groot aandeel van het hardhout uit Liberia geëxporteerd naar West-Europa. Vooral Frankrijk met 13 procent en Italië importeren massaal vanuit het door oorlog geteisterde land. In het verleden werden verschillende Europese bedrijven beticht handel te drijven met de criminele kapindustrie in Liberia. Ondanks de toenemende internationale kritiek, meldde Greenpeace dit voorjaar dat het Deense DLH, het Nederlandse Wijma en de Duits/Zwitserse Danzer Groep onverstoorbaar doorzetten met het voeden van het geweld. Door het vervalsen van stempels of het transporteren onder schaduwbedrijven zoals Evergreen Trade Company (dat werkt voor OCT) trachtten ze hun imago op te poetsen.
Het FSC-label tracht alvast een belangrijke mate van garantie te bieden dat het hout niet afkomstig is van criminele bedrijven en conflictgebieden. FSC staat voor 'Forest Stewardship Council' of 'Raad voor Duurzaam Bosbeheer'. FSC is een internationale niet-gouvernementele organisatie die algemene principes en criteria opstelde voor een verantwoord bosbeheer. Hout met een FSC-label is afkomstig uit goed beheerde bossen.