Vrouwen in een veranderende wereld by Johanna Brenner Tuesday July 08, 2003 at 02:47 PM |
"Vrouwen in een veranderende wereld. Gender en het neoliberalisme." is de vertaalde bewerking van een tekst van een universitair hoofddocent vrouwenstudies aan de Portland State University en een feministisch-socialistisch activiste.
De globalisering heeft een grote, maar door tegenstrijdigheid gekenmerkte invloed op de levens van vrouwen en op hun vermogen de mannelijke dominantie te bestrijden. Aan de ene kant verdwijnen oudere vormen van mannelijke overheersing, maar aan de andere kant treedt op veel terreinen ook een verslechtering van de positie van vrouwen op.
Met de globalisering drong het kapitalisme door tot in de agrarische gemeenschappen van de derde wereld, wat tot een ontwrichting van lokale economieën leidde. Deze steunden op een klassiek patriarchaal systeem, waarin de macht van mannen gebaseerd was op eigendom en op de positie als hoofd van het gezin. Ook in de steden van de arme landen is sprake van een afbrokkeling van de traditionele verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Daar staat het systeem met de man als kostwinner en de vrouw als huisvrouw onder druk, nu mannen niet meer voldoende verdienen om de familie te onderhouden.
Tezelfdertijd doet onder invloed van de groeiende deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en de toegang tot alfabetisering en onderwijs, het feminisme zich gelden als een geduchte politieke kracht. Vrouwen uit het zuiden dagen niet alleen de gevestigde machten uit in het eigen land, ze nemen ook deel aan een wereldwijde beweging, die in staat is de politiek van transnationale organisaties als de Verenigde Naties en de Europese Unie te beïnvloeden.
Tegenstrijdigheden
Daartegenover wordt het duidelijk dat vrouwen en kinderen - meer dan mannen - het slachtoffer zijn van de globale kapitalistische herstructurering. Economische onzekerheid en armoede, de vergiftiging van het milieu en de vervuiling van water, de hoge sterftecijfers onder kinderen en moeders en de gedwongen migratie, het zijn vooral vrouwen die de lasten wereldwijd hebben te dragen. De organisaties ter verdediging van de arme vrouwen op het platteland en in de stad zien zich gevangen in een web van tegenstrijdige machtsbelangen. Drie elkaar bestrijdende krachten treden daarbij op de voorgrond: de nationale staten, de religieus fundamentalistische bewegingen en tenslotte de supranationale machthebbers die de neoliberale agenda opstellen.
Regeringen in de derde wereld worden beheerst door mannen; ze zijn vaak inefficiënt en worden geplaagd door vriendjespolitiek, soms door corruptie. De structurele aanpassingsprogramma's, opgelegd door IMF en Wereldbank, hebben dit zeker versterkt. Beloftes over de voordelen van een op de vrije markt gestoeld beleid werden niet waar gemaakt. Dat droeg bij aan de versterking van religieus fundamentalistische politieke bewegingen met een antifeministische karakter. Nationale regeringen reageren hier vaak tweeslachtig op: ofwel gaan ze over tot het onderdrukken van die bewegingen; ofwel scheppen ze er ruimte voor. Maar dat gaat dan ten koste van vrouwen – bijvoorbeeld als een deel van het lokale bestuur overgedragen wordt aan religieuze rechtbanken en leiders. Het versterkt de traditionele patriarchale verhoudingen en tezelfdertijd worden de vrouwen - als gevolg van de kapitalistische transformatie van de lokale economie - berooft van het laatste beetje bescherming en zekerheid dat nog over was.
Anders dan de fundamentalistische bewegingen of de verzwakte en door mannen gedomineerde nationale staten, spreken centrale machtsorganen van de neoliberale orde, zoals de Wereldbank, zich wel uit voor modernisering en democratisering. Door de economische ontwikkeling van vrouwen te stimuleren, sociale diensten en gezondheidszorg aan te bieden, presenteren de managers van de nieuwe orde zich als bondgenoten van het liberale feminisme. Belangrijke feministische eisen, zoals – gelijkwaardig politiek burgerschap, gelijke toegang tot onderwijs en arbeid, en een breuk met de cultureel en wettelijk geautoriseerde macht van de man over de vrouw, haar seksualiteit en reproductie – zijn niet strijdig met het neoliberalisme. Niet de Wereldbank, de wereldhandelsorganisatie WTO of de transnationale corporaties hebben het meeste te verliezen bij de liberaal feministische doeleinden. Dat hebben vooral islamitische regeringen, conservatieve ngo’s met een moslimachtergrond, het Vaticaan en katholieke organisaties, protestantse evangelisten en het Internationale Comité voor het recht op leven (een grote internationale anti-abortus organisatie).
Natuurlijk zal een neoliberale economische orde niet leiden tot gelijkheid tussen man en vrouw. Maar zoals het kapitalisme - meer dan het feodalisme - ruimte biedt voor zelfbeschikking en zelforganisatie van mensen, zo geeft de neoliberale ‘gender orde’ meer kans aan vrouwen om deel te nemen aan het publieke leven. Ze biedt ruimte om met mannen de strijd aan te gaan om macht en invloed. Maar net als in de eerste wereld heeft ook in de derde wereld de verantwoordelijkheid voor zorg en opvoeding een nadelige invloed op de positie van vrouwen, zeker in deze in toenemende mate competitieve and geïndividualiseerde werkelijkheid. Het blijvende verschil tussen man en vrouw in relatie tot zorgtaken – werk dat in toenemende mate geprivatiseerd wordt als gevolg van de afbraak van de verzorgingsstaat – leidt ertoe dat de dominantie van mannen blijft bestaan.
Feminisme en de beweging
De deelname van vrouwen aan sociale bewegingen geeft hoop; dat geldt ook voor de betrokkenheid van feministische organisaties bij de globaliseringbeweging. Dertig jaar geleden zou het ondenkbaar zijn geweest dat vrouwen de leiding hadden in sociale bewegingen of dat het feminisme zo centraal op de agenda zou staan. De organisaties, die respect afdwingen door hun strijdbaarheid en moed, blijken sterk beïnvloed door het feminisme. In 1993 namen de Zapatistas in Mexico – na uitgebreide discussies in en tussen lokale vrouwencomités en in honderden plaatselijke vergaderingen – een programma aan waarin aan vrouwen het recht toekomt zelf de eigen partner te mogen kiezen en het gewenste aantal kinderen, en waarin het recht op arbeid en een eerlijk salaris is geregeld.
Naast deze winstpunten, blijven er punten van spanning bestaan tussen het transnationale feminisme en andere delen van globaliseringbeweging.
Traditionele vormen van vakbondsorganisatie zijn niet werkzaam gebleken bij het organiseren van vrouwen. Effectief zijn wel die vormen die de kloof tussen het private en het publieke, tussen arbeid en gezin overbruggen en die de verantwoordelijkheid van vrouwen voor zorg en opvoeding en hun band met de gemeenschap erkennen. Het soort industrieën waar veel vrouwen tegenwoordig werken, maakt het evenzeer moeilijk vrouwen bij vakbondsstrijd te betrekken. Arbeidsintensieve industrie is immers in staat stakingen te ‘neutraliseren’ door de productie eenvoudig naar een ander gebied te verplaatsen. Vrouwelijke arbeiders sluiten zich weliswaar bij vakbonden aan, maar er komen ook ngo’s op die een alternatief vormen voor de door mannen gedomineerde vakbonden. En des te sterker naarmate deze minder geïnteresseerd zijn in het organiseren van vrouwen. Met de groei van het vrouwelijke arbeidsleger en met de toenemende strijdbaarheid, zijn deze ngo’s een belangrijk onderdeel van de internationale arbeidersbeweging geworden.
Gezien de beperkte mogelijkheid voor vrouwen op de arbeidsmarkt proberen feministische ngo’s de banen voor vrouwen in de arbeidsintensieve sectoren te behouden. Ze vertrouwen liever op het organiseren van de gemeenschap, op morele druk, op internationale subsidies en op politiek steun dan op de vakbeweging of op meer traditionele vormen van strijd – zoals de staking. Als vakbonden daar geen begrip voor kunnen opbrengen, zullen ze buiten de allianties van de basisbewegingen van vrouwelijke arbeiders blijven en zo de ngo’s verder van zich vervreemden. Daarmee lopen de ngo’s weer kans gemanipuleerd te worden door de door het management gedomineerde internationale comités die multinationals in het leven hebben geroepen als antwoord op de beweging voor de rechten van arbeiders in de derde wereld. Het is overigens geen wet van Meden en Persen, want het hangt af van de vraag of de vakbeweging het feminisme een kans geeft zijn politiek te veranderen.
Al wijst de groeiende rol van vrouwen in de arbeidersbeweging op belangrijke veranderingen, hun activiteit is niet nieuw. Al eeuwenlang nemen vrouwen deel aan de strijd voor de toekomst van hun gezin en hun gemeenschap. Behalve dat vrouwen zich organiseren om zaken van de lokale overheden af te dwingen zoals – het ophalen van vuilnis, watervoorziening, elektriciteit – zijn veel gemeenschappen er toe overgegaan alternatieve productiemethoden en voorzieningen te organiseren: coöperaties voor de productie van voedsel en kleding, de inrichting en bouw van crèches en huizen en dergelijke.
Nieuw in de basisbewegingen is de leidinggevende rol van vrouwen en de centrale plaats van feministische eisen in de politieke programma’s. Dit geldt des te sterker wanneer de bewegingen onderdeel zijn van bredere stromingen met radicale politieke ideeën, zoals bijvoorbeeld de Zapatistas in Mexico en de Braziliaanse Arbeiders Partij (PT). Deze ontwikkelingen laten een enorme vooruitgang zien en bieden veel hoop.
Zwijgzaamheid
Feministische ambities betekenen niet altijd een breuk met een paternalistische politiek. De strijd tegen huiselijk geweld of voor het recht van vrouwen hun reproductieve rol zelf te controleren kan zo ingevuld worden dat eerst en vooral de verhoudingen in het traditionele heteroseksuele gezin in stand blijft. Controle over de vruchtbaarheid kan niet los gezien worden van het idee dat de gezondheid van vrouwen en kinderen bewaakt dient te worden. En het idee dat mannen de plicht hebben voor de vrouwen in de familie te zorgen is niet fundamenteel strijdig met paternalistische gender normen. Toch versterken deze veranderingen de positie van vrouwen in het gezin en vertegenwoordigen ze een overwinning van het feminisme.
De abortuskwestie speelt een centrale rol in het verzet tegen het feminisme. Abortus kan beschouwd worden als een vorm van anticonceptie. Maar in plaats daarvan wordt abortus gezien als een afwijzing van het moederschap en als een krachtig symbool van de scheiding tussen voortplanting en het recht op seksueel plezier. De waardering voor lesbische seksualiteit gaat natuurlijk nog verder in het ontkennen van de natuurlijke en morele status van het heteroseksuele gezin.
Over centrale kwesties als deze wordt te weinig gepraat. Een tweede reden voor de zwijgzaamheid over seksuele bevrijding is de steun van religieuze organisaties, vooral de katholieke kerk, aan de volksbewegingen. Terwijl de godsdienstigheid van gewone mensen strijd lijkt te beperken, is de praktijk dat illegale abortus geaccepteerd wordt, ook door katholieke vrouwen. Meer dan de godsdienstigheid van de vrouwen is het dan ook vooral de afhankelijkheid van de katholieke kerk, zowel financieel als wat betreft politieke legitimiteit, die voor het stilzwijgen verantwoordelijk is.
De spanningen rond genderverhoudingen en feministische politiek in de globaliseringbeweging bieden hoop maar nopen ook tot voorzichtigheid. De conflicten ontstaan omdat vrouwelijke activisten en hun organisaties een serieuze rol willen spelen. Of het feminisme ook werkelijk een invloed gaat uitoefenen op de radicale wereldbeschouwing en de dagelijkse praktijk van activisten, van mannen en vrouwen, hangt af van de vraag of de bewegingen in staat zijn politieke coalities te vormen die open staan voor dialoog. Bewegingen die ruimte scheppen voor een in de arbeidersklasse geworteld feminisme zullen een alternatief kunnen bieden aan hen voor wie geen andere keuze lijkt te bestaan dan het sluiten van compromissen met de neoliberale orde.
Bron: New Politics (New York), http://www.wpunj.edu/newpol/default.htm .
(vertaling en bewerking: Paul Mepschen en Jan Willem Stutje)