De jager als Gids voor allen? by Stef Hublou Saturday May 10, 2003 at 10:59 PM |
stefaanhublou@yahoo.com |
Naar aanleiding van de manifestatie van Platform Buitengebied in GEnt op 11 mei deze visietekst. De levensstijl van de jager wordt gebruikt als hefboom om een maatschappijanalyse te brengen. Wars van de oorzaken van beschavingsziekten en gericht op openheid en contact met eigen emoties, andere mensen en fauna en flora.
De jager als gids voor allen?
Zondag 11 mei wordt wellicht een even historische datum als zondag 18 mei. Voor het eerst in de geschiedenis van de lage landen vindt er een massale demonstratie plaats om begrip en vrijheid op te eisen voor de «buitenmensen ». De organisatie is in handen van het « Platform Buitengebied ». In Londen vond vorig jaar een dergelijke betoging plaats die bijna een half miljoen wandelaars, vissers, jagers, grondeigenaars, bosbouwers, boeren, ruiters en recreanten bijeenbracht. Het gaat om de vossenjacht maar ook om veel meer. Concrete aanleiding voor de betoging is het op stapel staande VEN-project: Vlaams Ecologisch Netwerk. In deze structuur, zo percipiëren het de Buitenmensen, gaat de wil schuil meer greep op het platteland te krijgen. De uitgebreide regelgeving die jagers en vissers rechten geeft én in haar greep houdt, dreigt op losse schroeven gezet. De betoging is er dus ook een voor rechtszekerheid in een snel evoluerende samenleving.
Sinds Rachel Carson haar alarmerende novelle «silent spring » publiceerde aan het einde van de jaren zestig, is er wereldwijd een ecologische beweging opgestaan. En terecht, weinige burgers zullen bewust willen aansturen op een lente waarin geen vogels meer zingen wegens vergiftigde natuur. Maar zoals steeds, macht corrumpeert. Minister-president De Wael heeft naar aanleiding van de nachtvluchtencrisis en het ontslag van Ecolo uit de regering kritiek geuit. Kritiek op de manier waarop de gerechtvaardigde doelen van de (politieke vleugel van de) natuurbeschermingsbeweging worden afgedwongen. Een deel van het probleem is dat de Groenen iets fundamentalistisch beginnen vertonen. Minister Dua is dermate bezield met het groene ideaal dat zij ecologisch waardevolle stukjes groen opkoopt, desnoods aan het dubbel van de gewone grondprijs. In het kader van het VEN neemt de eenzijdige greep op mens en natuur nog toe. De administratie van Leefmilieu, met haar duizenden ambtenaren, ingenieurs en boswachters, mogen samen met het Instituut voor Natuurbehoud en Natuurpunt, de grote NGO in dat domein, voor Goede Herder spelen. Private grondeigenaars en alle mogelijke «natuurgebruikers » zoals ruiters, jagers, vissers, motorcrossers, kleiduifschieters, private bosbouwers, wandelaars, kampeerders worden (bijna) niet gehoord. Er dagzoomt zondag dus een diepe breuklijn tussen collectivisme en etatisme enerzijds en vrijheid en eigendomsrecht anderzijds. Dit is niet zonder belang voor de zondag daarop. De meeste jager bijvoorbeeld, zo heb ik de indruk, stemmen liberaal. Dit ondanks de grote liefde voor de natuur die zij gemeen hebben met vele Agalevkiezers.
Er is echter veel meer aan de hand. De oeroude breuklijn tussen platteland en stad is een tweede litteken dat ons Buitenmensen doet opstaan. Deze tegenstelling is in de Vlaamse litteratuur welsprekend verwoord door Stijn Streuvels, Ernest Claes en anderen. In de menswetenschappen is het werk «Mijn land in de kering » van historicus prof. Karel Van Isacker een intrigerende verklanking. Het draait hier om meer dan nostalgie, dat wordt elke dag duidelijker. In een wereld die steeds meer door technologie en economisme wordt gestuwd, zal de tegenstelling platteland – stad waarschijnlijk scherper worden. Het is zelfs mogelijk dat een spirituele component verweven in deze tegenstelling zal gaan doorwegen in deze tijd van materiële rijkdom en spirituele armoede. Er staat voor ons een specifieke vorm van «levenskwaliteit » en «milieu – bewustzijn » op het spel. In een definitie die totnogtoe noch door de groene beweging noch door socialisten, christen-democraten of neoliberalen goed wordt gepercipieerd noch verwoord. Laat staan verdedigd en bevorderd.
De concrete eisen en grieven van de belangrijkste betrokken organisaties en belangengroepen (boerenbond, bosbouwvereniging, jagerij, visserskoepel, recreanten…) staan in het speciale meinummer van «de Vlaamse Jager voor wild jacht en natuur » verwoord. De jagerij neemt hierdoor, net als in Engeland, in zekere zin het voortouw in de verdediging van de bedreigde waarden. Ik zal hier trachten een analyse te maken van de diepere socio-culturele oorzaken van de (nieuwe) breuklijn. Om beknopt en met maximale kennis van zaken te kunnen spreken over deze “Donkergroene Woede” beperk ik mij tot de deelgroep van de weidelijke Jagers. Insiders weten dat de moderne jager op buitengewone manier geniet van zijn activiteit. De Nimrod geniet van het besluipen van het wild, van de herfstige geuren, van de zonsondergang boven het verworven wild dat respectvol in een «tableau » in het gras wordt gelegd. Zoals bekend zijn Jagers in die mate enthousiast over hun passie dat zij bij elke gelegenheid hun verhaal willen doen… in Jagerslatijn. Zij kunnen hun verhaal echter niet kwijt bij de meeste medeburgers. Er is een muur tussen deze blije buitenmens en de rest van de samenleving. Van stadsburgers gaat vaak felle afkeuring uit. Veel jagers voelen zich in hun bestaansrecht bedreigd door deze beschuldigingen. De meeste critici kennen evenwel geen jota van de meest elementaire regels en praktijken van de moderne jacht. De haat en de kritiek zijn grotendeels a-priori oordelen en vooroordelen. Van natuurbeheerverenigingen als Natuurpunt komt in de praktijk niet veel weerstand. Het lijkt erop dat vooral iets abstracts de stadsburger dwars zit. Iets in het profiel van de man die leeft temidden van de natuur en daar de dood van dieren brengt ergert de mensen. Feit is dat de jager (en de visser, c.q. de ruiter, de wandelaar…) zich opstelt in eerlijk en authentiek contact met de natuur. In lijf aan lijf contact met de natuur en met de dood. De jager kent het ritme en het leven van de dieren. Hij kent de vreugde van het onthaaste leven van een dag gewijd aan voedsel zoeken. Een dag onder de hemelse dauw, gewijd aan lichaamszorg en sociale en seksuele interactie. Want dat is waaruit het leven van een ree, een vos of een haas bestaat. Door deze positie wordt het archetype dat de jager is een storend karakter in het discours van de moderne, industriële samenleving. Het gaat om een cultuur die in toenemende mate vervreemd is van een aantal natuurlijke verlangens en gedragingen. Zoals behoefte aan stilte, ruimte en tijd in overvloed. Tijd voor sociaal contact. De jager weet hoe waardevol een simpele, broederlijke babbel tussen pot en pint, bij het kampvuur, op de schutterspost is. Dit is een interessant geluid tegen de achtergrond van de werken van onder andere de socioloog Max Weber, Erich Fromm en Martin Buber. Sinds het midden van vorige eeuw klagen zij aan dat de samenleving als geheel ziek is. Zij wezen toen al op het verschrikkelijk hoge aantal zelfdodingen. Dit laatste is iets dat zelfs een voluntarist als Guy Verhofstad recentelijk heeft moeten onder ogen zien.
Voor ons buitenmensen lijken de nadelen opgewekt door het kapitalistische systeem van productie en consumptie stilaan even groot als de voordelen. De motor achter het economische «succes » is de hooggeprezen, hoogproductieve arbeid. Die prestatiedrang is echter in hoge mate tegen de natuur van de mens. De jager weet dat geen enkel wild dier zichzelf zo opjaagt in constante «arbeidsdruk » dat het er hart- of zenuwziekten aan overhoudt. De werknemer moet echter voort, elke morgen, elke dag. Velen wensen liever niet stil te staan bij de menselijke ratrace. En bij de cruciale vraag of die het persoonlijke geluk, de levenskwaliteit echt binnen bereik brengt. De stadsburger zonder begrip voor de buitenmens verschuilt zich liever in en achter de producten van de technologie. In de supersnelle automobiel en in de virtuele wereld van de televisie en het computerscherm. Een kunstmatige wereld waarin nooit echt bloed vloeit, tranen springen in een gelaat dat je aankijkt, of hagel tegen je wangen beukt. Daarom is het ook dat die bewuste soort stadsmens niet de morele kracht heeft geregeld een eenzame natuurwandeling te maken. Dat is immers confronterend, de eenzame stilte zou mij wel eens dieper kunnen laten nadenken over waarmee ik bezig ben. Sommigen gaan, aangespoord door dit stijlverschil, de buitenmens haten. Hugo Claus drukt dat ressentiment uit in zijn beruchte gedicht over de boeren.
In hoofde van vele tijdgenoten is het leven enkel ernstig waar te maken door arbeid die wordt beloond met de comfortabele en demonstratieve genoegens van de consumptie. De jager weet dat het ree en de vos anders leven. Zij nemen het leven zoals het komt. Zonder te vluchten in symptomatische dadendrang of oppervlakkigheid. Ook de mensen in de (w)arme landen leven in die zin nog «op natuurlijke wijze ». Vanuit een «open » houding naar het leven. De historicus Jan Romein heeft deze levenshouding het Algemeen Menselijk Patroon (AMP) genoemd. Een kindje erbij is welkom, ook al is men niet rijk. Een gast wordt gastvrij onthaald, ook al is er bijna geen brood, rijst of maïs in de proviandkist. Tijd om te genieten is voorhanden want tijd is bij die mensen niet gelijk aan geld. Men staat open voor het leven, ook juist voor het onverwachte evenement. De moderne jager is evenzeer op deze «open » manier vertrouwd met het onverwachte. Plots kan er een jaagbaar dier opduiken en dan is het moment van de dood daar. Het moment van zijn eer als schutter verdedigen. Van bloed zien en ruiken. Van stil worden. Van vreugde ervaren en tegelijk spijt en verdriet. Verwarrend, rijk gevoel. En dat allemaal op een niet te plannen ogenblik. Daarin verschilt de jager van de doorsnee bange blanke man. Die wil immers diepe, onverwachte emoties vermijden. Er kunnen zich positieve en negatieve verrassende emoties voordoen. De rationele stedeling van de moderniteit hoeft geen van beide. « Onaangename » emoties worden zoveel mogelijk vermeden door verzekeringen af te sluiten tegen imaginaire en echte, kleine en grote rampen. Door liever niet te luisteren naar de levensverhalen van de medemensen. Door letterlijk voortdurend snel op pad te zijn, in de auto of in snelle pas naar de trein. De jager daarentegen kent de pijn van de schuld wanneer hij een stuk grofwild gewond heeft geschoten en (in het donker, met de zweetspoorhond) moeizaam moet worden nagezocht. In de hoop het genadeschot te kunnen geven. De jager is ook vertrouwd met grote positieve emoties. Lees er Will Huygen (met illustraties van Rien Poortvliet), Jef Geeraerts (Jagen), Ernest Hemingway (The old man and the sea) maar eens op na. Of misschien herinnert u zich de films van Mikhalkov (Urga), Cimino (The Deerhunter), Kostner (Dances with woolves), of de prent gebaseerd op de autobiografie van de jagende barones Karen Blixen : Out of Africa. Deze documenten beschrijven treffend en in enthousiaste kleuren de diepe blijheid en vreugde die eigen is aan een geslaagde jachtactie en aan het Buitenleven. De jager ervaart na het goede schot op unieke wijze de trots een mens te zijn. Een koninklijk wezen dat baas is temidden van het paradijselijk oerlandschap. Belangrijk is dat deze films en verhalen ook altijd een unieke vorm van humaniteit centraal stellen. De stripauteur Derib staat bekend om zijn sociaal en pedagogisch geëngageerde albums over onder meer de jeugdcriminaliteit, preventie van zids en prostitutie. Het is geen toeval dat hij in andere reeksen de jagende Indianen als modellen laat figureren van humaniteit. Als jagers lijkt het ons dat buiten de reservaten die onze jachtrevieren zijn, verzuring een vereiste is geworden. Vreugde, enthousiasme, verwondering om de natuur, puur broederlijk geluk: het wordt niet naar waarde gesmaakt. Integendeel, deze humane levensstijl wordt verdacht gemaakt als ging het om een soort kinderlijk-onverantwoorde levensstijl. Vele lieden sluiten zich naar ons gevoel op in een wereld van steen, staal en beton. Maar ook in een houding van wat ik «Culturele Inteelt » noem. Men is vaak permanent gefocust op de mens en de producten van diens geest en handen. Er is meer onder de zon dan dat. Dat is stilaan een urgente waarheid geworden. Want waar brengt die nurkse, gesloten houding de moderne (stads)mens? In 2001 liep de consumptie aan antidepressiva in dit land op tot de fenomenale som van 83 miljoen euro. Kalmeringsmiddelen zijn nog een categorie apart. Een leven waaruit kameraadschap en oncontroleerbare vreugde of verdriet in berekening worden gebannen blijkt mensen ziek te maken.
Het is overigens een misvatting dat de jager zich zou bezondigen aan hybris. De jager neemt zijn plaats temidden van de natuur op bescheiden wijze in. Te voet langs kleine kronkelige boswegeltjes, of moeizaam stappend door de bieten met de rubberlaarzen. In het zweet door de eerlijke inspanning. Dat de jager een denigrerende houding naar de dieren zou aannemen, is een fantasme van de mensen die geen wilde dieren meer zien of horen. Die het dier enkel nog tegenkomen als versneden spier onder cellofaan in de supermarkt. De supermarkt die vaak een ongezellig groot lokaal is, waar kunstlicht elke zonnestraal overbodig heeft gemaakt. Waar geen geur van graan, bladeren, bloemen en zweet de tocht naar de reebout markeert. Is het verwonderlijk dat de dusdanig vervreemde consument achterdocht naar het luxeproduct «vlees » ervaart? Dat hij zich bedreigt voelt in zijn « voedselveiligheid ». Dat van de weeromstuit, als een collectief symptoom, grootschalige, ethisch onverantwoorde «opruimingen » worden gehouden onder neerhofdieren… Dieren die zijn ziek geworden door opeengestapeld te zitten in immense, onmenselijke kweekzalen. En dit in merkwaardige parallel met de bekrompen stadsmens in zijn “little boxes” (Pete Seger). Onnodig te vermelden dat al deze praktijken elke jager met weerzin vervullen…
De jager of visser, elke Buitenmens, is in deze zin een symbolisch geladen figuur. Een levende beschuldiging voor hen die «de natuur » geen toegang tot hun leven (meer) geven. De buitenmens weet zijn welzijn te vinden door zichzelf temidden van de levende, weidse natuur én tactvol naast de medemens te plaatsen. Wezenlijk betekent dit: (deeltijds) te leven zoals onze voorouders dat hebben gedaan. En dit niet gedurende eeuwen of millennia, maar gedurende miljoenen jaren. Gedurende zulke lange tijd dat deze levensstijl zijn indruk heeft kunnen laten in lichaamsbouw, zintuigen, hormoonhuishouding, esthetische gevoeligheid. Jagen, vissen, oriëntatielopen enzomeer zijn niet alleen vormen van iets zinnigs doen met impulsen uit de prehistorie. Deze hobby’s betekenen een gezonde, natuurlijke levensstijl die verwijst naar een goede toekomst. Het is te hopen dat overheden én medeburgers deze boodschap grondig gaan begrijpen en de buitenmens zijn ding laten doen. In vrijheid en fierheid. Wij willen als buitenmensen graag groene pelgrims blijven, wij worden niet graag in de rol van geweldenaren gedrukt. Ook al staan wij goed gewapend in het leven.
Stef Hublou
Historicus, Genodigde op de Koninklijke jachten, redacteur van «De Vlaamse jager voor wild jacht en natuur », verbonden aan het Instituut voor de Jachtopleiding. (Schrijft in eigen naam).
meer jacht op... by Guido Saturday May 10, 2003 at 11:16 PM |
Misschien moet er meer jacht gemaakt worden op bovenstaande diersoort.