arch/ive/ief (2000 - 2005)

Argentinië: achtergrondinformatie bij de verkiezingen
by Tommy De Cock Wednesday May 07, 2003 at 08:25 PM
creativeurge@hotmail.com

Het is geweten dat grote sociale omwentelingen vaak slechts een beperkte reikwijdte hebben, met nauwelijks een handvol kleine hervormingen tot gevolg. Zo is volgens de geschiedkundige Eric Hobsbawm de voornaamste verwezenlijking van de Franse Revolutie de invoering van het metrisch systeem geweest. Een ietwat overdreven pessimistische stelling, dat wel, maar de situatie in Argentinië laat dan ook weinig optimisme toe: zestien maanden nadat de volksopstand leidde tot het afzetten van de president Fernando de la Rúa, blijken de veranderingen na de verkiezingen van 27 april alweer een maat voor niets

1. De belangrijkste verandering is dat geen enkele kandidaat de kaap van 25% van de stemmen haalde. Het gevolg is een politiek panorama van verstrooiing en versplintering. Dat is een nieuw gegeven: sinds de invoering van de tweede stemronde in 1973 is dit nooit voorgekomen. In datzelfde jaar werd Héctor Cámpora (de kandidaat van Juan Domingo Perón om de militaire regering van Alejandro Agustín Lanusse op te volgen) verkozen met 49% van de stemmen, wat een tweede stemronde overbodig maakte. In 1974 won de uit ballingschap teruggekeerde Perón zelf, met 62% van de stemmen. De volgende verkiezingen, na de militaire dictatuur van 1976 tot 1983, vonden plaats in 1984 en werden gewonnen door Raúl Alfonsín met 52% van de stemmen. In 1989 en 1995 won Carlos Menem telkens met meerderheid en in 1999 kreeg De la Rúa bijna de helft van de stemmen.
Dat betekent dat de voorbije decennia telkens iemand het presidentschap en de meerderheid in het parlement verkreeg zonder de noodzaak van een nieuwe stemronde. Die tendens werd op 27 april van dit jaar dus doorbroken. De vijf kandidaten die de meeste stemmen kregen moesten het doen met tussen de 14 en 24 procent van de stemmen, wat de verdeeldheid in Argentinië duidelijk maakt.

2. De tweede verandering is het verdwijnen van de politieke partijen, en dus ook van het tweepartijen-systeem. De Unión Cívical Radical, partij van de ex-presidenten Alfonsín y De la Rúa, kreeg amper 2% van de stemmen. Met het peronisme gebeurde iets gelijkaardigs: de Partido Justicionalista presenteerde geen kandidaten wegens interne strubbelingen tussen een aantal van zijn fracties die de controle over de partij wilden bekomen maar uiteindelijk niet tot een akkoord kwamen. De drie kandidaten die zich peronist noemen (Néstor Kirchner, Carlos Menem en Adolfo Rodríguez Saá), moesten dus aan de verkiezingen deelnemen met een eigen, geïmproviseerde "partij": Frente por la Victoria, Frente por la Lealtad en Movimiento Nacional y Popular, respectievelijk.

Het is de eerste keer in de halve eeuw dat de Partido Justicialista bestaat, dat die partij er niet in geslaagd is één enkele kandidaat naar voren te schuiven. Dat bewijst dat de Argentijnse politiek (en de verkiezingspolitiek in het bijzonder) geëvolueerd is naar een strijd tussen verschillende maffia's om de controle over het staatsapparaat te verkrijgen. Hun enige doel is het veiligstellen van de zakenbelangen. De zwakke positie van de politieke partijen kondigt zich aan als een langdurig proces en is parallel aan de groeiende zwakheid van de Staat, waaraan het onlosmakelijk verbonden is.

3. Het nieuwe electorale landschap toont aan dat vele kiezers een duidelijk ideologisch standpunt innemen, vaak boven alle klassenverschillen en traditionele partijtrouw uitsteigend. Dat is misschien de opmerkelijkste nieuwigheid bij deze eigenaardige verkiezingen. Zo wordt het discours van Elisa Carrió gekenmerkt door de strijd tegen de corruptie, vooral gesmaakt door een progressief en naar links neigend deel van de bevolking. Daar tegenover staat Ricardo López Murphy, voormalig functionaris onder de laatste dictatuur, die rekent op de stemmen van het rechtse neoliberalisme "pur sang". Net zoals Carrió haar stemmen probeerde te halen binnen de verarmde middenklasse en de arbeidersklasse, zo was het merendeel van de stemmen voor López Murphy afkomstig van de hogere middenklasse en de rijke elite. Hij was vooral populair in het rijke deel van de hoofdstad en in de residentiële wijken.

Bij de kandidaten van het peronisme was dezelfde tendens zichtbaar, al speelt hier ook het dynamisme van het opportunisme een grote rol. Menem krijgt veel stemmen van de "feodale" provincies in het Noorden, maar ook van de armen en daklozen in de buitenwijken van Buenos Aires. Iets gelijkaardigs gebeurt bij Rodríguez Saá, deze keer in het Westen van het land. Kirchner van zijn kant kreeg veel stemmen uit het Zuiden, waar hij een tijd lang gouverneur was. Ook in de rand van de hoofdstad was hij populair, o.m. dankzij de steun van de groep rond president Eduardo Duhalde (die ook gouverneur van de provincie was).

Het cliëntelisme is voor beiden een leidraad, maar de polarisatie Menem-Kirchner houdt eveneens een verschillend project voor het land in: dat van Menem is innig verbonden met de FTAA (Vrijhandelszone van de Amerika's), de V.S. en een onvoorwaardelijke steun aan de planetaire oorlog van Bush. Kirchner daarentegen ziet meer heil in het beschermen en bevorderen van de relaties met Brazilië, via de Mercosur. Hij weigerde onlangs ook Cuba te veroordelen in de V.N.

4) De gefragmenteerde linkse groeperingen scoorden minder dan 3% van de stemmen. Een resultaat dat ondanks de verwachtingen niet beter is dan de voorbije 50 jaar. Meteen wordt de idee ontkracht als zou de sociale strijd de linkse politieke partijen een stevige duw in de rug kunnen geven. Die sociale strijd werd niet vertaald door een politieke vertegenwoordiging: noch de Partido Comunista (die stemde voor Izquierda Unida), noch de Partido Obrero, noch de Partido Socialista waren in staat om voordeel te halen uit de volksbewegingen van de afgelopen jaren, ondanks de pogingen om zich voor te doen als partijen die direct verbonden waren met de "piqueteros", de bezette fabrieken of de wijkraden (asambleas barriales).

Maar ook het aantal "proteststemmen" (blanco of ongeldig) lag aan de lage kant, en dit terwijl bij de laatste verkiezingen (die van oktober 2001) nog bijna 20% bereikt werd. De mensen stemden duidelijk voor wat volgens hen de "minst slechte keuze" is, en dat zullen ze wellicht ook wel doen bij de tweede ronde, op 18 mei. Het lijkt erop dat tenminste één les kan getrokken worden: de sociale ontevredenheid kan niet op directe wijze gekanaliseerd worden in één of andere politieke partij. Protest en sociale strijd zijn - gelukkig - onvoorspelbare en onzekere fenomenen.

De sociale logica en de politiek (vooral de verkiezingspolitiek dan) zitten op een andere golflengte. Wie denkt dat het doel van de sociale beweging is om de politieke sferen te "voeden", komt bedrogen uit. Wie denkt dat die politieke omgeving het centrum is van de maatschappij, komt sowieso bedrogen uit. Meer nog: de zogenaamde "bundeling van de krachten" is op politiek vlak een fiasco gebleken. Als de politieke logica die van de macht is, dan is die van de sociale strijd de emancipatie. En die emancipatie is een gevolg van de individuele en collectieve ervaring. Daarom is het zo moeilijk en verloopt het zo langzaam om werkelijke veranderingen te verwezenlijken: elke generatie en elke sociale groep moet, met vallen en opstaan, kunnen ervaren hoe de autonome creatie smaakt.

Tijdens deze verkiezingen stond helemaal geen "project voor het volk" op het spel, integendeel: de ontelbare ondernemingen van het volk (zelfbeheerde fabrieken, volkskeukens, autonome bakkerijen,...) ontstonden vaak ondanks de inmenging van de politieke "vertegenwoordigers" en dus tegen de wil van de politieke partijen in. Wat voor het volk op het spel staat is de mogelijkheid te blijven werken en weerstand te bieden. Die spontane, niet-autoritaire en niet-centrale organisaties hebben tijd nodig om te groeien. Hopelijk gebeurt dat snel genoeg, want er kondigt zich een najaar aan met heel veel repressie. Daarom, om een beetje tijd te winnen, zullen heel veel mensen op 18 mei op Kirchner stemmen. Zo wordt vermeden dat Menem die hoopgevende sociale initiatieven voortijdig de kop indrukt.

(Cijfermateriaal gebaseerd op een artikel van Raúl Zibechi op http://www.brecha.com.uy/)