arch/ive/ief (2000 - 2005)

Boekbesprekingen: "Marktzege(n)" / "Leve de globalisering"
by Lieven Vandeneede / Bart Martens Wednesday May 07, 2003 at 09:40 AM

De volgende twee besprekingen van boeken over globalisering, werden overgenomen uit het tijdschrift Milieurama van de BBL (voor bespreking zie DIOGENE(S) 41). We beginnen met een Vlaams werk en daarna een stevige kritiek door Bart Martens van "Leve de Globalisering" van de ook in België door de liberalen warm onthaalde Johan Norberg.

** "Marktzege(n)"

Mythes ontkrachten is de bedoeling van Johan Van Overtveldt. In zijn boek 'Marktzege[n]' trekt deze economist bij Trends van leer tegen zes aanklachten van de andersglobalisten: vrijemarkteconomie drijft op speculatie, bedreigt welvaart, leidt tot een onrechtvaardigere inkomstenverdeling, leidt tot uitputting van de voorraad aan grondstoffen, verloedert het milieu en bedreigt de economie. In zijn inleiding maakt de auteur onmiddellijk duidelijk niet hoog op te lopen met de beweging. Hij beschrijft de andersglobalisten eerder als een zooitje ongeregeld, verenigd door hun afkeer tegen globalisering en neoliberalisering en niet al te sterk in het formuleren van alternatieven. Tobin-taks, de werking van NGO's en officiële ontwikkelingshulp worden in vraag gesteld. Aardpessimisten als Ehrlich, Malthus en Ricardo vergisten zich. Ze hielden geen rekening met de dynamiek van de vrijemarkteconomie waar onder impuls van schaarste een constante stroom van technologische vernieuwing tot stand komt. Het loopt ook helemaal niet zo'n vaart met de macht van de multinationals en de bedreiging van de democratie. Kortom, de overtuigingen van de andersglobalisten steunen op verkeerde veronderstellingen en botsen met het beschikbare cijfermateriaal.

De discussie is alleen zinvol als openheid voor de objectieve feiten, sereniteit en rationaliteit primeren, stelt Van Overtveldt. "heel de menselijke geschiedenis leert dat rede en aandacht voor de resultaten van wetenschappelijk onderzoek de mensheid veel meer vooruithelpen dan een beleid ingegeven door gevoelens en verontwaardiging". We kunnen hier alleen maar mee instemmen.

Gesterkt door deze overtuiging, wekt het wel de verwondering dat Van Overtveldt regelmatig Lomborg als bron aanhaalt en het cijfermateriaal van de omstreden statisticus gebruikt voor zijn argumentatie. Het werk van de Deense professor werd door het Deense Comité voor Wetenschappelijke Oneerlijkheid bestempeld als zijnde in strijd met de normen van goed wetenschappelijk werk. De auteur krijgt zo de kritiek van oneigenlijk gebruik van cijfers teruggespeeld. Het bekritiseren en ontkrachten van het discours van de andersglobalisten, is echter niet het enige opzet van 'Marktzege[n]'.

In een laatste hoofdstuk presenteert Van Overveldt zijn alternatieve agenda. Het bijsturen van internationale instellingen, een degelijk antitrustbeleid, afbouwen van handelsprotectionisme, het herdenken van ontwikkelingshulp en het marktconform maken van het milieubeleid. Deze maatregelen zouden kunnen bijdragen tot de schepping van een meer leefbare wereld. Creëer een gunstige omgeving en laat de markteconomie haar werk doen, besluit de auteur.

Lieven Vandeneede
-------------------------

Johan Van Overtveldt. Marktzege[n]: zes aanklachten tegen het antiglobalisme. Kapellen: Pelckmans, 2002. 165 p.; ISBN: 90-289-3203-8; Prijs: 15,95 euro; Te bestellen bij: Uitgeverij Pelckmans, tel. 03.660.27.00, uitgeverij@pelckmans.be, http://www.pelckmans.be

-----------------------------------------


*** Leve de globalisering! Of toch niet?

In de maalstroom van boeken die sinds de opmars van de andersglobalistenbeweging de revue passeerden, is het boek "Leve de Globalisering" van de Zweedse historicus Johan Norberg een buitenbeentje. In zijn vlot en helder geschreven boek wil Norberg een tegenwicht bieden tegen de kritiek van de andersglobalisten op de eenzijdige economische globalisering. Norberg neemt op een felle manier de verdediging op zich van het kapitalisme en de vrije markten. Daarvan profiteren volgens de auteur arm en rijk en zelfs zonder dat daardoor de ongelijkheid hoeft toe te nemen. En als de ongelijkheid dan al toeneemt, dan ziet Norberg daar geen graten in zolang ook de armsten er maar op vooruitgaan: "De vraag is hoe goed je het hebt, niet hoe goed je het hebt in vergelijking met anderen." In de meeste landen leven mensen langer dan 25 jaar geleden, lijden ze minder honger en zijn ze beter geschoold. Alleen in landen met een gesloten economie neemt de misère toe.

De auteur toont op overtuigende wijze aan dat economische vrijheid op een onnavolgbare wijze creativiteit, vindingrijkheid en productiviteit kan stimuleren en daardoor de welvaart verhoogt. Hij illustreert het belang daarvan met de indrukwekkende resultaten van de liberalisering van de Chinese (landbouw)economie. Norberg stelt dat "Armoede niet alleen een materieel probleem is, maar ook te maken heeft met machteloosheid, een gebrek aan kansen en keuzemogelijkheden." Belangrijk daarbij zijn eigendomsrechten zonder de welke eigendom dood kapitaal blijft dat je niet kunt verkopen of onder hypotheek kunt plaatsen om een lening aan te gaan. "Een kapitalisme zonder eigendomsrechten, is een kapitalisme dat alleen voor de elite is bestemd."

* Al te naïef geloof in 'vrije' markt

In zijn betoog gaat Norberg soms nogal kort door de bocht. De 'zegeningen' van de vrijhandel worden gestaafd door de correlaties aan te geven in eindeloze reeksen van statistisch feitenmateriaal, tussen economische vrijheid enerzijds en de bvb de stijging van de levenstandaard, economische groei en de levensverwachting anderzijds. Daarbij wordt meestal voorbijgegaan aan wat er nu juist eerst was: economische groei, vermindering van armoede en ongelijkheid of meer economische vrijheid en integratie in de wereldeconomie? Van de zuidoost Aziatische tijgers weten we bijvoorbeeld dat die eerst achter gesloten grenzen 'liberaliseerden' en pas daarna hun grenzen opengooiden.

Toch probeert hij ook de basiswetten achter de vrijhandel - zoals de zogenaamde 'wet op de comparatieve voordelen' - in mensentaal uit te leggen. Zelfs als je als land in niets de beste bent, zo wil de theorie, dan nog doe je je voordeel met vrijhandel: "Zaak is dat we het rijkst worden door dingen te exporteren die we goed kunnen maken, zodat we in ruil dingen kunnen importeren die we minder goed kunnen maken." De eigen markt afschermen met invoerheffingen of -quota's is volgens Norberg dan ook het domste wat je kan doen: "Als we goedkopere goederen kunnen kopen, betekent dat een besparing zodat er meer geïnvesteerd kan worden in nieuwe industrieën en arbeidsplaatsen". Zelfs als andere landen zich bezondigen aan dumpingpraktijken, dan nog zouden we dit moeten verwelkomen eerder dan tegengaan. Dumping, zo stelt Norberg, betekent dat het exporterend land niet zozeer de eigen productie subsidieert, dan wel de consumenten van het importerend land die van de goedkopere producten kunnen genieten. Hier laat de auteur zich vangen in een al te naïef geloof in de vrije markt.

In theorie mag je als land dan wel geld uitsparen door die producten te importeren die goedkoper elders kunnen gemaakt worden, de mobiliteit van kapitaal maakt dat het uitgespaard kapitaal niet per definitie terug in eigen land wordt geïnvesteerd in activiteiten die relatief gezien beter presteren. Integendeel: het uitgespaard kapitaal zal daar worden geïnvesteerd waar de opbrengsten het grootst zijn en dat kan best in een ander land. Als je als land nergens een absoluut voordeel in hebt, dreigen alle investeringen aan je neus voorbij te gaan. Zoals ook economen als Herman Daly vroeger reeds treffend opmerkten, werkt de "wet op de comparatieve voordelen" enkel in de veronderstelling dat kapitaal en arbeid geen internationale mobiliteit vertonen. Van zodra kapitaal ongelimiteerd de grenzen over kan, zijn het eerder de absolute voordelen die tellen in plaats van de relatieve.

* "De grootste vervuiler op aarde is armoede" ??

Helemaal bont maakt de auteur het als hij het heeft over de weldaden van het kapitalisme en de economische globalisering voor het milieu. "Overal gaan economische vooruitgang en groei hand in hand met betere milieubescherming", zo stelt Norberg. "Wanneer een land te arm is, heeft het geen geld voor milieubescherming (…) Naarmate ze rijker worden stellen ze regels op voor het afvalwater en wanneer ze nog meer middelen vergaard hebben, proberen ze luchtverontreiniging aan te pakken." Zonder er expliciet naar te verwijzen, toont Norberg zich hier een overtuigd adept van de zogenaamde Kuznets-curves. Oud Nobelprijswinnaar Kuznets gebruikte een omgekeerde U-curve om het verband weer te geven tussen economische ontwikkeling en milieudegradatie. Naarmate een arm land enige economische groei begint op te tekenen, zullen de fabrieksschoorstenen volop rook beginnen uit te braken waardoor de milieukwaliteit afneemt. Maar wanneer de vooruitgang verder stijgt, merk je juist een verbetering bij de milieu-indicatoren: door bijkomende investeringen in rookgasreiniging en afvalwaterzuivering verbetert de lokale lucht- en waterkwaliteit. Dat sluit perfect aan bij wat Mahatma Gandhi ooit zei: "De grootste vervuiler op aarde is armoede". Ernst Von Weizsacker van het Duitse Wüppertal Instituut maakte op een conferentie van het Europees Milieubureau echter perfect duidelijk dat deze wetmatigheid slechts opgaat voor een eerste generatie van milieuproblemen. Naarmate de welvaart toeneemt, neemt ook de democratische druk toe om te kunnen beschikken over drinkbaar water of een gezonde lokale luchtkwaliteit.

* Zelfs met correcties ....

Concluderend kunnen we stellen dat het boek van Norberg aantoont dat de andersglobalisten niet langer kunnen wegkomen met het fulmineren tegen de uitwassen en negatieve symptomen van de globalisering. De beweging heeft meer nood aan een fundamentele economische analyse van het economisch wereldsysteem om de manquo's ervan beter te kunnen duiden en oplossingen te kunnen aanrijken. Een deel van die oplossingen ligt vervat in de onvolkomen wijze waarop de vrije markt- theorieën in de praktijk worden toegepast: De dubbele moraal van de industrielanden die ontwikkelingslanden wel voorschrijven hun markten onvoorwaardelijk te openen voor hun producten, maar zelf de eigen markt afschermen voor de invoer van bvb landbouwproducten uit ontwikkelingslanden. Het ontbreken van milieubelastingen om de milieukosten in de prijzen door te rekenen en marktimperfecties weg te werken. Het bestaan van grote monopolies die een onevenredig groot deel van de wereldeconomie voor zich opeisen en zo'n economische macht vertegenwoordigen dat overheden ze nog nauwelijks iets in de weg durven leggen… Maar zelfs met deze correcties is het onwaarschijnlijk dat de vrije markt voor iedereen kan werken. Herverdeling op grote schaal en een afscherming van belangrijke domeinen van het publieke leven zullen minstens zo belangrijk blijven.

Bart Martens

(Johan Norberg, Leve de globalisering, Houtekiet, 2002)

DIOGENE(S) 51