Macht en Mening by Noam Chomsky Thursday April 24, 2003 at 06:00 PM |
Dit artikel vormt, deels, het laatste hoofdstuk uit Chomsky's Deterring Democracy. De gehele tekst, alsook ander vertaald materiaal van Chomsky vind je op de website van Extra-media, waarvan je de URL onderaan vindt.
Macht en Mening
Dit artikel vormt het laatste hoofdstuk uit Chomsky's Deterring Democracy. De gehele versie met voetnoten verscheen in twee delen als bijlage bij Extra! nr. 4 en 5. Het is in papiervorm te bestellen door euro 2,50 (incl. verzendkosten) over te maken op 52.85.56.304 t.n.v. Extra! onder vermelding van Macht en Mening.
Macht en Mening
Van Noam Chomsky
Inhoudsopgave
1. De grimmige werkelijkheid
2. De verwarde kudde en haar herders
3. Geweldloze onderdrukking
4. Het pragmatisch criterium
5. Vele wegen leiden naar Rome
6. Het gepeupel
In zijn studie naar de Schotse intellectuele traditie stelt George Davie vast dat haar belangrijkste thema de erkenning van de fundamentele rol van de "aangeboren cognitieve concepten (natural beliefs) oftewel de principes van het gezonde verstand is, zoals het concept van een onafhankelijke buitenwereld, het concept van oorzaak en gevolg, het concept van absolute normen en het concept van de onafhankelijkheid van het bewustzijn." Aangenomen wordt dat deze principes een regulerend karakter hebben; hoewel ze nooit rotsvast zijn gefundeerd, verschaffen ze de basis voor het denken en het begrijpen. Davie wijst er op dat sommigen beweren dat ze een "een onherleidbaar mysterieus element" bevatten terwijl anderen hoopten ze rationeel te kunnen onderbouwen. Hierover is het laatste woord nog niet gesproken.1
Deze ideeën werden voor het eerst geopperd door 17e eeuwse filosofen als reactie op de door het scepticisme veroorzaakte crisis van die tijd, door weliswaar te erkennen dat er geen absolute basis is voor kennis maar dat we niettemin over methoden beschikken die kunnen leiden tot betrouwbare inzichten in de wereld en dat we deze inzichten kunnen verbeteren en toepassen - in wezen het standpunt van de moderne wetenschapper. Ieder weldenkend mens vertrouwt in het dagelijkse leven eveneens op de principes van het gezond verstand, zonder echter uit het oog te verliezen dat ze hun beperkingen kunnen hebben of misleidend kunnen zijn en hij hoopt ze te verfijnen of te wijzigen als zijn inzichten toenemen.
Dat de Schotse filosofie deze wending heeft genomen en de filosofie over het algemeen heeft geleerd de juiste vragen te stellen is volgens Davie te danken aan David Hume. Een vraagstuk dat Hume bezig hield is speciaal van belang voor het thema van dit hoofdstuk. Nadenkend over de 'Eerste Principes van het Regeren' vond Hume niets verbazingwekkender dan "het gemak waarmee de meerderheid wordt geregeerd door de minderheid en de stilzwijgende onderwerping waarmee mensen hun eigen verlangens en gevoelens ondergeschikt maken aan die van hun meesters. Als we onderzoeken op welke manier dit wonder tot stand wordt gebracht dan zullen we er achter komen dat, aangezien de geregeerden de machtsmiddelen tot hun beschikking hebben, de regenten geen andere steun hebben dan opinievorming. Regeringsmacht is om deze reden alleen op opinievorming gebaseerd en deze stelregel is ook geldig voor de meest despotische en gewelddadige regeringsvormen alsook voor de meest vrije en democratische."
Hume was een scherpzinnige waarnemer en met zijn paradox van het regeren slaat hij de spijker op zijn kop. Zijn inzicht verklaart waarom elites zo zijn gepreoccupeerd met indoctrinatie en gedachtecontrole, een belangrijk en grotendeels verwaarloosd thema in de moderne geschiedenis. "De burgers moeten hun plaats kennen," schreef Walter Lippmann zodat we "niet gestoord worden door het gestamp en het lawaai van de verwarde kudde" wiens enige "functie" het is om "langs de kantlijn geïnteresseerd toe te kijken" echter niet om deel te nemen. En als de staat niet de macht heeft om de kudde in bedwang te houden en de burgers hun stem verheffen dan is het noodzakelijk er voor te zorgen dat ze de juiste dingen roepen precies zoals gerespecteerde intellectuelen al vele jaren adviseren. 2
Naar aanleiding van Hume's analyse rijzen er een aantal vragen. Zijn vaststelling dat het volk de machtsmiddelen (waaronder geweld) tot zijn beschikking heeft is nogal dubieus. De werkelijkheid is een stuk grimmiger. Het grootste deel van de geschiedenis ondersteunt de tegenovergestelde these zoals deze een eeuw eerder werd geformuleerd door de voorstanders van de parlementaire democratie tegenover de monarchie maar, nog belangrijker, tegenover het volk: dat "De macht van het zwaard de grondslag is en altijd is geweest van iedere (aanspraak op) regeringsmacht."3 Geweld op basis van macht kent ook subtielere vormen waaronder een heel scala aan middelen om schade aan toe te brengen als men weigert zich te onderwerpen. Desondanks is Hume's paradox waar. Zelfs despotische macht is gewoonlijk gebaseerd op een zekere mate van instemming, maar het uit handen geven van rechten is het kenmerk van vrijere samenlevingen - een gegeven dat nader geanalyseerd dient te worden.
Meer van deze tekst op http://www.extra-media.nl