Bonanza naar de olie van Afrika by raf Friday April 18, 2003 at 08:14 AM |
raf.custers@euronet.be |
Buiten het blikveld van de camera's voeren de Verenigde Staten een "kalm offensief" om de olie van Afrika. De VS beseffen sinds een jaar dat ze Afrika moeten veroveren, omwille van de olie. Niets zegt dat de olie-rush ook kalm zal blijven. Want ook in Afrika speelt de concurrentie. En in het gebied van de Grote Meren is de rivaliteit om de grondstoffen al openlijk tot uitbarsting gekomen.
Huurlingen op exploratie
Einde maart maakte de Brits-Canadese maatschappij Heritage Oil bekend dat haar olie- en gas-exploratie in Uganda sukses opleverde. In het grensgebied met de Democratische Republiek Congo had Heritage op 2,5 kilometer diepte methaangas maar ook olie aangeboord. Heritage kondigde meteen nieuwe proefboringen aan voor de eerste helft van dit jaar.
De reacties waren kritisch. Geologen wezen er op dat dit deel van Afrika - de regio van de Grote Meren, als onderdeel van de Rift-breuklijn - inderdaad onder-geëxploreerd is. Er is lang niet compleet onderzocht wat er in de ondergrond zit. Dat komt echter vooral door de zéér magere resultaten van vroegere exploraties.
Maar vooral het profiel van Heritage Oil èn de politieke situatie in het gebied maakten velen sceptisch.
Heritage, met zetel in Londen maar opererend vanuit Calgary in Canada, heeft concessies in Congo-Brazzaville en Uganda en een kleine ontginning in Oman. Tussen januari en september 2002 pompte het dagelijks naar eigen zeggen 583 vaten olie op.
De firma heeft echter veel meer ervaring met militaire beveiliging van mijnen en olievelden. Heritage was in de jaren ‘90 nauw gelinkt aan de Zuid-Afrikaanse "huurlingen"-firma Executive Outcome (EO, later omgedoopt tot Sandline) en haar filialen. Heritage-eigenaar Tony Buckingham werkte vooral in Angola nauw met EO samen.
Volgens sommigen kan Heritage daarom in de regio van de Grote Meren de spil worden van een nieuwe oorlog om grondstoffen. "Maar omdat olie-exploratie veel meer investeringen vergt, zal de inzet van zo'n oorlog veel groter zijn dan van vorige oorlogen". Dat schrijft Dominic Johnson in maart 2003 voor het Pole-instituut in een gedetailleerde audit van het Heritage-avontuur in Uganda (Shifting Sands: Oil Exploration in the Rift-valley and the Congo Conflict, http://www.pole-institute.org).
De bezorgheid dat er oorlog komt om olie is groot. Tijdens een bijeenkomst met ouderen in Goma noteerde Pole volgende uitspraken: "Multinationals decide for us. In entertaining local insecurity and internal ethnic clashes, this could justify foreign troops' intervention. But who is going to pay the price? Of course our local population". En ook: "When there is profit to gain on the border of two neigbouring countries, the exploitation of the resource ought to be a joint venture involving both parties. The prospect of oil in the Semliki-valley should strenghten the relationship betweeen us and our neighbours and not bring wars and suffering".
Deze opinies zijn begrijpelijk. Oost-Congo zit sinds 1998 in de greep van een bezettingsoorlog die aan zeker 3,5 miljoen mensen het leven heeft gekost. Het is daardoor het bloedigste conflict sinds de Tweede Wereldoorlog. De laatste maanden is de oorlog opgelaaid in Noord-Oost-Congo aan de grens met Uganda. Uganda en Rwanda betwisten elkaar daar de rijkdommen, zoals tropisch hout, goud (Kilo-Moto)en coltan (Mambasa). Om hun plunderingen te verdoezelen en te beschermen, richten ze er lokale collaboratie-milities op die de bevolking terroriseren. Het is belangrijk op te merken dat Uganda en Rwanda nauwe bondgenoten van de Verenigde Staten zijn. Washington heeft hen uitdrukkelijk opgenomen in de "Coalition of the Willing". Aanvankelijk waren ze ook bondgenoten tegen Congo. Maar sinds ‘98 hebben ze daar ook al drie keer tegen elkaar oorlog gevoerd. Vooral Rwanda is bijzonder agressief, Uganda zit in het defensief. Die situatie kan nu elk ogenblik in deze hoek van Congo opnieuw exploderen.
Bonanza in Afrika
Heritage's onderneming in Uganda illustreert de bonanza naar olie die in héél Afrika bezig is. De olievoorraden in de wereld zijn beperkt en raken snel uitgeput. De wereldconsumptie stijgt immers van jaar tot jaar, tegen 2030 zal ze met 55% toenemen, van 70 tot 130 miljoen vaten per dag. Aan dat tempo zijn de bekende voorraden over 40 à 60 jaar uitgeput. Maaar olie is de basisgrondstof voor de moderne industrie. En het perspectief van de uitputting van de bronnen maakt de industrie nerveus. Bovendien zitten tweederden van de bekende reserves in het Midden-Oosten. Staten en multinationals zoeken hard naar andere reserves om niet exclusief van het Midden-Oosten afhankelijk te worden.
Afrika speelt daarin een eersterangsrol. In 10 jaar steeg de totale Afrikaanse productie met 36%. Het continent voorziet nu in 11% van de wereld-olieproductie: een kwart van de invoer in Europa, circa 15% van de invoer van de Verenigde Staten. De States voorzien hun import uit Afrika tegen 2015 op te trekken tot een kwart.
Afrika produceert nu 7,8 miljoen vaten olie per dag (waarvan 4 miljoen bezuiden de Sahara: evenveel als Iran, Venezuela en Mexico samen). Nigeria is de grootste producent met 2,15 miljoen vaten, dan komen Angola en Gabon. De totaalproductie zou tegen 2010 stijgen tot 10 miljoen vaten per dag.
De voornaamste olie-velden liggen off-shore in de Golf van Guinea (van Nigeria tot Angola, met daartussen Equatoriaal Guinea, Sao Tome è Principe, Cameroun, Gabon, Congo-Brazzaville en de Democratische Republiek Congo). Off-shore heeft één belangrijk voordeel: installaties in de oceaan zijn makkelijker te beschermen in tijden van oorlog.
Maar in Afrika telt vooral het rendement. Volgens Gene Van Dyke van Vanco Energy leveren de helft van de exploraties in dit gebied resultaat op, terwijl dat elders in de wereld maar 10% is (in: Jeune Afrique, december 2002).
Maar ook in verscheidene meer oostelijk gelegen landen komt de olie-winning op gang. Soedan, dat sinds jaren door oorlog wordt geteisterd, exporteert sinds drie jaar olie, vooral "in partnership" met Aziatische firma's. Tchaad haalt allicht dit jaar de eerste olie boven. Het land gaat olie exporteren via een splinternieuwe pijpleiding naar de Camerounese haven Kribi, de grootste privé-investering in Sub-Sahara-Afrika van de laatste jaren. De pipe-line heeft 3,5 miljard US$ gekost en is de duurste Amerikaanse investering in Afrika sinds jaren.
Amerikaanse prioriteit
Onder president Clinton voerden de Verenigde Staten een actieve politiek om hun invloed in Afrika te vergroten, zowel economisch als militair. Maar George W. Bush leek niet in Afrika geïnteresseerd. Tijdens zijn verkiezingscampagne zei hij dat "Afrika, voorzover ik kan zien, niet past in onze nationale strategische belangen". Die opstelling is intussen totaal veranderd.
De petroleumsector zei het al in 2000, tijdens een meeting over Afrika's energie-potentieel: Afrika moest een geo-politieke prioriteit blijven. Tijdens die bijeenkomst speelde het Institute for Advanced Strategic and Political Studies (IASPS) een prominente rol. Deze Israelische think-tank is nauw verbonden met de rechtse Likud-partij maar ook met de zogenaamde "neo-conservatieve" milieus in de States. IASPS pleitt sinds lang voor het verminderen van de afhankelijkheid van olie uit Saudi-Arabië.
Na Bush's verkiezing eind 2000 - tegelijk een overwinning voor de Texaanse olie-lobby - ging IASPS pas echt aan het werk.
Op 25 januari 2002 hield de club een ontbijt-conferentie met wijddragende gevolgen. De Amerikaanse onder-minister van Buitenlandse Zaken (bevoegd voor Afrika) Walter Kansteiner III zei er hetvolgende: "African oil is of national strategic interest to us, and it will increase and become more important as we go forward". En Ed Royce, de Republikeinse voorzitter van de Afrika-commissie van het Huis van Afgevaardigden zei: "African oil should be treated as a priority for U.S. national security post 9-11, and I think that post 9-11 it's occurred to all of us that our traditional sources of oil are not as secure as we once thought they were".
Na deze bijeenkomst een de African Oil Policy Initiative Group (AOPIG) aan het werk, waaraan ambtenaren, parlementairen, internationale consultants, olie-maatschappijen en andere Amerikaanse privé-groepen deelnamen. Onder hun invloed raakte de Bush-regering het er snel over eens dat de VS ook de Afrikaanse olie moesten aanboren.
In april 2002 zei Michael Westphal, onder-minister van Defensie bevoegd voor Afrika, tijdens een persconferentie in het Pentagon dat Afrika wel degelijk van belang is voor de Verenigde Staten "omdat 15% van de Amerikaanse olie-invoer uit Sub-Sahara Afrika komt."
In mei 2002 verklaarde de Amerikaanse vice-president Dick Cheney dat "petroleum uit Afrika gewoonlijk van goede kwaliteit en laag zwavel-gehalte is, waardoor hij een groter aandeel zal krijgen in de raffinaderijen op de Amerikaanse oostkust".
De AOPIG-werkgroep overhandigde in juni 2002 een rapport aan het Amerikaanse congres dat de Amerikaanse olie-politiek voor Afrika aflijnt. De aanbevelingen koppelen economische penetratie aan militaire opbouw. Het rapport vindt dat congres en regering de Golf van Guinea moeten uitroepen tot een zone van Vitaal Belang voor de Verenigde Staten; dat er een regionaal sub-commando moet komen "vergelijkbaar met dat voor Zuid-Korea"; dat de VS en Nigeria nog nauwer moeten samenwerken op vlak van regionale veiligheid; en dat ernstig moet overwogen worden of er op Sao Tome geen grote militaire VS-basis ("regional homeport") moet komen.
De werkgroep komt in juli 2002 ook tussen in Nigeria, zogenaamd om een
regionale organisatie op te richten van de olielanden van de Golf van Guinea. Maar volgens ferme geruchten wilde AOPIG dat Nigeria uit de organisatie van olie-exporterende landen OPEC stapt.
Begin juni spreekt de Amerikaanse Energie-minister Spencer Abraham in Casablanca de derde Amerikaans-Afrikaanse minister-conferentie over energie toe. Hij somt er enkele VS-initiatieven op om "de gezamenlijke doelstellingen van energie-veiligheid" te halen: de investering in de Tchaad-Cameroun-pijpleiding; de oprichting van de West African Power Pool-project (de electriciteits- en energienetten van West-Afrika worden aan elkaar gekoppeld); technische bijstand aan de Southern African Power Pool-project (koppeling van de netten van de lidstaten van de Southern African Development Community - SADC).
Daarmee houdt het niet op. Buitenlandminister Colin Powell reist naar olie-land Gabon. Generaal Carlton Fulford van het US European Command bezoekt in juli de eilandengroep Sao Tome è Principe om te zien of het Amerikaanse leger daar een basis kan bouwen enz.
President Bush bekrachtigt de nieuwe Afrika-politiek in zijn speech van 20 september. Dit document consacreert de radicaal-imperialistische strategie "van nationale veiligheid" die maakt dat de Verenigde Staten voortaan overal zullen optreden, tussenkomen, toeslaan waar de conservatieve ultra's in en rond het Witte Huis het nodig achten. In november jubelt Walter Kansteiner voor de Heritage Foundation, nog een rechtse denktank, dat "Afrika voor onze nationale belangen een grote rol zal spelen". In december 2002 brengt Buitenlandse Zaken in Washington een document uit over de Amerikaanse buitenlandse politiek met daarin andermaal een bloemlezing van argumenten om naar Afrika te gaan.
Nota Bene: ook in 2002 blies president Bush ook de Amerikaanse militaire politiek ten aanzien van Afrika nieuw leven in. Zijn voorganger Clinton had het ACRI-programma gestart om Afrikaanse eenheden te trainen die in de plaats van Amerikaanse militairen "peacekeeping-operations" zouden kunnen uitvoeren. Bush had ACRI laten slabakken. Dat maakte hij in 2002 goed. In het voorjaar richtte hij ACOTA op, de Africa Contingency Operations Training Assistance, met dezelfde doeleinden en "Afrikaanse partners" als voor ACRI maar wel met minder middelen (10 miljoen US$ in 2003 tegen 15 miljoen in 2002). De agressieve economische politiek behoudt dus een militaire arm.
"Kalm offensief"
Bush heeft intussen van Irak een Amerikaanse kolonie gemaakt. In de hoofdstad Bagdad zijn alle overheidsgebouwen geplunderd en verwoest, alle op één na: aan het ministerie van Olie wisten de Amerikaanse militairen ineens wel hoe ze politie-taken moeten uitvoeren, dat ministerie bleef intact.
In Irak voeren de Verenigde Staten niet zozeer een oorlog om olie, maar veeleer een oorlog om de controle over de oliebronnen. Ze willen beletten dat anderen die bronnen controleren. De VS zijn na de val van de Muur onbetwist uitgegroeid tot de enige super-macht. Bush, in zijn speech van 20 september, liet duidelijk verstaan dat de VS hun wereldhegemonie willen vestigen. Militair, in de ruimtevaart en op het vlak van de algemene technologie zijn ze de meerderen van Europa, Japan of China. Eén conditie ontbreekt voor hun hegemonie: de controle over de energiebronnen en vooral de olie.
In september 2000, enkele maanden voor de verkiezing van George Bush tot president, publiceerde het Project for the New American Century (PNAC) een basisdocument: Rebuilding America's Defenses. De naam van de auteur spreekt boekdelen! En het document laat aan duidelijkheid ook niets te wensen over. Het traceert de Amerikaanse strategie die zich onder Bush voltrekt. Zo staat er: "Op dit ogenblik hebben de Verenigde Staten op wereldvlak geen evenwaardige rivaal. De Amerikaanse strategie moet erop gericht zijn deze voordelige positie zo lang mogelijk te behouden en uit te breiden.(...) Dat veronderstelt overheersende militaire capaciteiten op wereldvlak".
Een hele serie van "haviken", die nadien het Witte Huis zou gaan bemannen en bewerken, staat aan het hoofd van het PNAC: vice-president
Cheney, Defensie-minister Rumsfeld, zijn adjunct Paul Wolfowitz, Jeb Bush (broer van de president en gouverneur van Florida), Elliot Abrams, chef van de National Security Council enz. Eens George W. Bush aan de macht begonnen ze hun programma uit te voeren.
Vandaar de ijver in Afrika. De Nigeriaanse krant The Vanguard noemde die ijver een "kalm offensief". Maar vroeg of laat komt er heftige concurrentie van. Want Afrika is traditioneel Europees speelveld, en TotalFinaElf (vierde olie-gigant nà de Brits-Amerikaanse leiders Exxon-Mobil, BP-Amoco en Royal Dutch-Shell) heeft er economisch èn politiek een stevige voet aan de grond.
US looks to Africa for secure oil by fran Friday April 18, 2003 at 08:51 AM |
fran@AlterMundus.net |
read this -->
http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/africa/2255297.stm
olievoorraden by johanvdw Friday April 18, 2003 at 10:12 AM |
johanvdw@jnm.be |
"De olievoorraden in de wereld zijn beperkt en raken snel uitgeput. De wereldconsumptie stijgt immers van jaar tot jaar, tegen 2030 zal ze met 55% toenemen, van 70 tot 130 miljoen vaten per dag. Aan dat tempo zijn de bekende voorraden over 40 à 60 jaar uitgeput. "
Ten eerste: van 70-> 130 Mb per dag is +85%.
Daarnaast geloof ik niet dat het ooit zo'n vaart zal lopen: de oliebronnen die nu nog gevonden worden zijn meestal erg klein. Daardoor zijn ze ook duurder om te exploiteren. Door die hogere prijs worden alternatieven interessanter.
Daarnaast levert een bron ook nooit aan het debiet dat je wenst, maar dooft hij altijd stilaan uit. Als je met die factoren rekening houdt zal de wereldproductie van olie ergens tussen 2010 en 2015 pieken.
http://johanvdw.studentenweb.org/olieproductie.pdf
Uitputting voorraden by raf Friday April 18, 2003 at 09:13 PM |
raf.custers@euronet.be |
Nogal wat cijfers komen van Thomas Gounet die statistieken van het Internationaal Energie-agentschap en de OPEC heeft geanalyseerd (in Etudes Marxistes, themanummer: Irak, les enjeux de la deuxième guerre du Golfe, van oktober-december 2002).
Hun conclusie is dat aan het huidige consumptie-tempo de bekende voorraden over 40 à 60 jaar uitgeput zijn. Over die consumptie is veel te zeggen: hoeveel grondstoffen worden er niet verkwist, omdat de olie-multinationals er massa's geld mee verdienen?
Maar ze willen wel zaken blijven doen. En enkele decennia betekent naar industriële maatstaven weinig tijd, want voor exploraties genoeg zekerheid opleveren dat er ontgonnen kan worden, en voor de ontginningen ook echt beginnen, vliegt er een hoop jaren voorbij.
In dat opzicht is de nervositeit van de allergrootste multinationals en de staten die hun belangen verdedigen, bitter weinig tijd.
Nog een punt dat ik in het artikel niet heb aangeraakt, is de positie van de landen waar de olie wordt geëxploiteerd.
Ook daarover valt veel te vertellen. Hoe Equatoriaal Guinea bij voorbeeld momenteel door de Verenigde Staten compleet wordt gecorrumpeerd om mee te draaien in de Amerikaanse strategie. Of hoe ECOWAS (de landenorganisatie in West-Afrika) en andere gelijkaardige organisaties door de VS worden geïnfiltreerd om te beletten dat ze onafhankelijke drukkingsgroepen worden.
Het komt erop altijd en overal opnieuw op neer dat de souvereiniteit van de landen moet wijken voor de belangen van de imperialistische supermacht, net zoals in Irak.
Vraagje? by Stijn Van Hees Sunday April 20, 2003 at 12:38 PM |
stijn.van.hees@pandora.be |
Als er echt massevernietigingswapens zouden zijn in Irak, zou dan het ministerie van defensie ook niet beschermd worden door de GI's? Nu enkel het olieministerie, dit verklaart voor mij wat we eigenlijk al lang wisten.