arch/ive/ief (2000 - 2005)

Draaiboek voor de interventie in Irak
by ace Wednesday April 09, 2003 at 05:20 PM
ace@steun.be

Erik Suy, emeritus professor internationaal recht aan de KU Leuven en voormalig adjunct-secretaris-generaal van de VN in een opinie in de Morgen van 28/12/02: "Het bloedbad, waarbij honderden Koerdische burgers gedood werden, gebeurde in maart 1988 tijdens drie dagen van gevechten tussen Iraakse en Iraanse strijdkrachten... Volgens een specialist van het Pentagon was de verklaring van Iran op 20 maart 1988 dat veel van de slachtoffers in Halabja stierven door cyanidegifgas een zelfbeschuldiging aangezien alleen Iran cyanide gebruikt. 'We weten dat Irak geen cyanidegas gebruikt. We zijn er zeker van dat Iran cyanide gebruikt', zei de ambtenaar." Op die brief is nooit enige rechtzetting of reactie gekomen.

Opiniestuk Eric Suy, De Morgen 28/12/02: Draaiboek voor een interventie in Irak

De argumenten en uitvluchten die een al dan niet preventieve interventie tegen Irak geloofwaardig moeten maken zijn zeer zwak en dun. Wordt niet al te zeer verdoezeld dat er andere motieven, van economische aard, in het spel zijn?

Kort na de interventie in Afghanistan, volgend op de terroristische aanslagen van 11 september 2001, proclameerde president George W. Bush dat de Verenigde Staten nooit zouden toelaten dat een land dat tot de 'as van het kwaad' behoort in het bezit zou komen van massavernietigingswapens (wmd's, weapons of mass destruction). Hij viseerde daarbij uitdrukkelijk Noord-Korea, Iran en Irak. Uit die beruchte toespraak viel al duidelijk op te maken dat Irak als eerste in aanmerking kwam, want de Verenigde Staten gingen – en gaan – uit van de stellige overtuiging dat Irak over zo'n wapens beschikt. (Inmiddels werd bekend dat zowel Noord-Korea als Iran nucleaire programma's ontwikkelen.) Dat zou zeker gelden voor de chemische en biologische wapens. Irak zou actief zoeken om nucleaire wapens te ontwikkelen.

In de Amerikaanse media wordt dan stilaan een campagne tegen het Irak van Saddam Hoessein gelanceerd, eerst door druppelsgewijs te suggereren dat Saddam toch wel iets te maken zou hebben met de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten. Die campagne wordt stilaan versterkt: persartikelen worden er eerst met de koffielepel, nadien met de soeplepel in gegoten om de publieke opinie klaar te stomen voor een campagne tegen Saddam.

Waarom willen de Verenigde Staten toch ten oorlog trekken tegen Irak? Wat zijn hun argumenten? Wat kun je ertegenover plaatsen?

De Bush-administratie haalt als eerste argument aan dat Irak al twee keer buurstaten heeft aangevallen, en dat Saddam dat nog eens kan doen. Het gaat hier over de oorlog tussen Irak en Iran (1980-1988) en de agressie van Irak tegen Koeweit in 1990. Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran stonden de westerse staten aan de zijlijn. Wij steunden Irak, ook met wapenleveringen, en wij applaudisseerden in het duel met de duivel van de Verenigde Staten: het Iran van de ayatollah Khomeini, dat Amerikaanse diplomaten gevangen hield. De VS en andere westerse staten waren toen wel goede vriendjes met het Irak van Saddam.

Het is juist dat Irak, tegen alle regels van het internationale recht, Koeweit is binnengevallen. Dat was een daad van agressie die eenparig door de Veiligheidsraad van de VN werd veroordeeld in resolutie 660. Irak werd voor die agressie bestraft met economische en militaire 'sancties'. De economische sancties blijven tot op vandaag van kracht, wat in strijd is met het Handvest van de Verenigde Naties. Dat stelt dat economische maatregelen bedoeld zijn om, onder meer in geval van agressie, de oorspronkelijke toestand te herstellen, dat wil zeggen de agressie ongedaan maken. Dat is inmiddels, dankzij de militaire interventie, sedert ten laatste maart 1991 gebeurd.

Het Handvest gebruikt de uitdrukking 'sancties' niet. Maar Irak wordt nog steeds bestraft op een wijze die niet in het Handvest is voorzien. De in augustus 1990 door de Veiligheidsraad gedecreteerde maatregelen zijn allang ongeldig. Dat zij niet werden opgeheven, ligt aan het feit dat daarvoor een positieve houding van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad nodig is. De Verenigde Staten liggen dwars. Zij kunnen voor de opheffing van de 'sancties' hun veto inzetten.

Het is moeilijk aan te nemen dat de Verenigde Staten, daarbij ondersteund door Groot-Brittannië, Irak willen aanvallen omdat dat land al twee keer buren heeft aangevallen. Dat zijn gedane zaken en, wat de invasie van Koeweit betreft, geldt zeker het principe non bis in idem: je wordt voor een misdaad geen twee keer bestraft. Dus gaat men ervan uit dat Saddam een recidivist is en weer zal toeslaan. Die hypothese slaat nergens op, tenzij onomstotelijk zou vaststaan dat het Irak van Saddam op het punt staat om binnen enkele uren opnieuw een buurland aan te vallen.

President Bush heeft dat in een van zijn toespraken als argument gebruikt: ieder uur is van belang, elke dag wachten is een dag te veel, er moet dus preventief worden opgetreden. Dat was pure retoriek om hoofdzakelijk de Amerikaanse publieke opinie en het Congres te overhalen om de president de volmacht te geven om tot militaire actie over te gaan. De waarheid ligt echter in een niet uitdrukkelijk vermelde aanslag op een buurstaat: Irak heeft in 1991 een hele reeks Scud-raketten op Israël afgevuurd. De VS hebben Israël er toen van kunnen overtuigen om zelf geen gewettigde zelfverdediging uit te oefenen. Dat zou een pan-Arabische en wellicht ook een panislamitische reactie hebben uitgelokt met onvoorzienbare, catastrofale gevolgen.

Maar Israël vergeet en vergeeft niet. Vroeg of laat zal Irak daarvoor boeten. Dat moment is nu gekomen. Israël zelf kan die 'oog om oog, tand om tand'-operatie niet uitvoeren vanwege die te verwachten reactie met mogelijk nucleaire gevolgen. De VS zullen het dus doen: het Saddam-Irak moet verdwijnen.

Een ander argument van de VS – en van het Verenigd Koninkrijk, dat alle argumenten in een document van 55 bladzijden op een rijtje heeft gezet – is dat Irak chemische wapens heeft gebruikt in zijn oorlog tegen Iran en vooral tegen zijn eigen bevolking, de Koerden in Halabja. Aan het eerste aspect, het wederzijdse gebruik van gas tussen Irak en Iran, worden weinig of geen woorden vuilgemaakt. Het gaat hoofdzakelijk over het gebruik van gas tegen de eigen bevolking. Dat zou gebeurd zijn in maart 1988. Moet Irak daarvoor nu boeten? Of gaat het weer om een intentieproces: eens gas gebruikt, altijd gas gebruiken? Klopt die aantijging wel?The International Herald Tribune van 19 september 2002 publiceert een brief aan de uitgever waaruit ik het volgende citeer: "Het bloedbad, waarbij honderden Koerdische burgers gedood werden, gebeurde in maart 1988 tijdens drie dagen van gevechten tussen Iraakse en Iraanse strijdkrachten. Maar volgens een studie van het Pentagon over de laatste fases van de achtjarige oorlog tussen Iran en Irak, leken Iraanse troepen de voornaamste schuldigen van het bloedbad te zijn. De studie van het Pentagon stelde dat Iran het eerst artilleriepatronen Halabja in zou kunnen hebben geschoten toen Iraanse commandanten per vergissing meenden dat Iraakse troepen het stadje bezetten. Volgens een specialist van het Pentagon was de verklaring van Iran op 20 maart 1988 dat veel van de slachtoffers in Halabja stierven door cyanidegifgas een zelfbeschuldiging aangezien alleen Iran cyanide gebruikt. 'We weten dat Irak geen cyanidegas gebruikt. We zijn er zeker van dat Iran cyanide gebruikt', zei de ambtenaar." Op die brief is nooit enige rechtzetting of reactie gekomen.

Een ander argument van de VS tegen het Irak van Saddam Hoessein is dat het de massavernietigingswapens zou kunnen overdragen aan terroristische organisaties. Zo ontstaat het verhaal van de binding tussen Osama bin Laden en diens Al-Qaeda enerzijds en het Irak van Saddam Hoessein anderzijds. De negentiende kaper van 11 september zou in 2001 in Praag contact hebben gehad met de Iraakse ambassade. Dat werd enkele weken geleden formeel tegengesproken door Tsjechisch president Vaclav Havel tijdens zijn officiële bezoek in Washington. Een zeer belangrijk argument voor een preventieve aanval tegen Irak zou zijn dat leden van Al-Qaeda in Irak opgeleid werden in het gebruik van wmd's. Die informatie komt van de ondervraging en de getuigenis van de gevangenen in de Amerikaanse basis van Guantanamo Bay. We kennen de manier waarop die gevangenen worden behandeld: de hele wereld heeft de foto's gezien. In die omstandigheden is het gemakkelijk om van hen, in ruil voor een betere behandeling of zelfs vrijlating, getuigenissen te bekomen over de opleiding van Al-Qaeda groepen in het gebruik van wmd's.

Condoleezza Rice, de veiligheidsadviseur van president Bush, heeft dat bericht op 25 september 2002 de wereld ingestuurd. 's Anderendaags herhaalt de minister van Landsverdediging Donald Rumsfeld het op een stuntelige manier. Hij verklaart dat de Amerikaanse inlichtingendiensten nu het "bulletproof" bewijs hebben van banden tussen Al-Qaeda en de regering van Saddam Hoessein. Terzelfder tijd echter zegt Rumsfeld "dat de informatie waarschijnlijk niet sterk genoeg is om weerhouden te worden in een Amerikaans gerechtshof". Waarom moet de wereld er dan in geloven?

Op 13 december 2002 meldt The Washington Post dat de Bush-administratie een rapport heeft ontvangen dat stelt dat islamitische extremisten, geaffilieerd met Al-Qaeda, in oktober of november in Irak een chemisch wapen ontvangen zouden hebben. Regeringsanalisten vermoeden dat de transactie ging over het zenuwgas VX, en dat een koerier het over land via Turkije gesmokkeld zou hebben. Verder in het bericht wordt evenwel gezegd dat er geen harde bewijzen zijn. Is dit de zoveelste kwakkel die de binding tussen Saddam Hoessein en Al-Qaeda ingang tracht te doen vinden bij de publieke opinie om een gewapend optreden te rechtvaardigen?

Op 12 september 2002 spreekt president Bush de algemene vergadering van de Verenigde Naties toe. Vrienden en tegenstanders in binnen- en buitenland hebben hem afgeraden de eenzijdige militaire interventie te ondernemen waartoe hij al besloten had. Zij hebben hem aangeraden ervoor te zorgen dat hij het groene licht krijgt van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Het resultaat van die toegeving was een lange, en voor de Verenigde Staten frustrerende onderhandelingsronde die leidde tot de eenparige aanvaarding van resolutie 1441 op 8 november. De resolutie bevat de volgende belangrijke punten:

1) een uiterst strakke timing waarin de volgende data van belang zijn: 8 december (een verslag van Irak over alles wat het bezit en doet op het gebied van bewapening), 27 december (het eigenlijke begin van de inspecties), 27 januari 2003 (eerste verslag van de inspecteurs aan de Veiligheidsraad). De inspecties begonnen al op 27 november 2002, en op 7 december bracht Irak een 12.000 bladzijden lang verslag uit.

2) de mogelijkheid voor de inspecteurs van de Verenigde Naties om op ieder ogenblik aan de Veiligheidsraad schendingen, afwijkingen of obstructies van Iraakse kant te melden, met een onmiddellijke evaluatie door die raad.

3) een gedetailleerd mandaat van de inspecteurs die de ruimst mogelijke bevoegdheden krijgen over de plaatsen en tijdstippen voor de inspecties, de vrije beweging zonder Iraakse begeleiding, het ondervragen van Iraakse specialisten binnen en zelfs buiten Irak (een uiterst delicate aangelegenheid aangezien de inspecteurs van de Verenigde Naties er ook voor moeten zorgen dat de familieleden van de specialisten naar het buitenland kunnen reizen). Wat in de vorige inspectieronde (1991-1998) is misgelopen door Iraakse obstructies is zo strikt mogelijk opgevangen. Dat beantwoordt aan de Amerikaanse eis van 'nultolerantie'.

4) verkeerde informatie of lacunes in de rapporten die Irak moet voorleggen en de weigering om deze resolutie na te leven en om volledig samen te werken bij de uitvoering van de resolutie zullen worden beschouwd als een ernstige schending van Iraks verplichtingen en zullen onmiddellijk worden gerapporteerd aan de Veiligheidsraad voor evaluatie.

Bij de uitvoering van dat mandaat zullen zich grote moeilijkheden voordoen. Het is evident dat de Verenigde Staten, die allang beslist hebben om unilateraal in te grijpen en die daartoe al alle militaire voorbereidingen treffen, met de grootste nauwgezetheid de inspecties zullen gadeslaan. Zij zullen om het even welk voorwendsel gebruiken om militair op te treden. Dat is al bewezen in de eerste dagen na de aanvaarding van resolutie 1441. Amerikaanse vliegtuigen die het luchtruim boven Irak controleren in de noordelijke en zuidelijke no-fly-zones – zogenaamd ter bescherming van de Koerden en sjiieten – zouden bestookt zijn door afweergeschut. Daarop stelden de Verenigde Staten dat dat een schending was van resolutie 1441, en dat dat hen het recht gaf om militair op te treden. Het gezag van Kofi Annan was nodig om de Amerikaanse stelling te ontzenuwen.

Het blijft zeer de vraag of resolutie 1441 voldoende elementen bevat om, zonder een verdere resolutie met een uitdrukkelijk goedkeuring, een militaire interventie toe te laten. Juristen kunnen, zoals bekend, steeds alle kanten op. Zo verwijst resolutie 1441 naar resolutie 687, die aanvaard werd op het einde van de Golfoorlog in 1991 en die een wapenbestand afkondigt dat onder andere steunt op de aanvaarding door Irak van al zijn verplichtingen inzake ontwapening. Als Irak zijn verdere medewerking weigert, onjuiste informatie geeft of iets verbergt, zou de voorwaarde voor de wapenstilstand niet meer aanwezig zijn. Het groene licht voor de Golfoorlog zou zo automatisch gereactiveerd worden. Dat veronderstelt echter dat de Veiligheidsraad – en niet een lidstaat afzonderlijk – tot het besluit komt dat er inderdaad een grove schending van resolutie 1441 gebeurd is.

De argumenten en uitvluchten die een al dan niet preventieve interventie geloofwaardig moeten maken zijn zeer zwak en dun. Wordt niet al te zeer verdoezeld dat er andere motieven, van economische aard, in het spel zijn ? Irak heeft de tweede grootste oliereserves van de wereld, na Saoedi-Arabië. Sedert de implosie van het sovjetimperium azen Amerikaanse oliebedrijven op de voorraden in en rond de Kaspische zee. De strijd tegen het terrorisme heeft geleid tot de verwijdering van het Taliban-regime in Afghanistan en tot de inplanting van Amerikaanse militaire steunpunten in dat land, maar ook in zijn buurlanden, Kazachstan, Oezbekistan, Kirgizië, waar olie- en gasvoorraden worden vermoed.

Amerika is ook bezig militaire steunpunten uit te bouwen aan de zuidelijke kust van de Perzische golf en verder naar Oman, Jemen, Eritrea en Djibouti. Het is evident dat de meeste van die steunpunten niet alleen dienen als betere uitvals- en aanvalsbasissen voor een militaire interventie in Irak, maar ook voor de beveiliging van de scheepvaartroutes. Met een Amerikaanse president en vice-president die allebei uit de oliesector komen en die precies weten welke onmetelijke noden aan energie Amerika heeft, is het niet vermetel te stellen dat de economische argumenten hier de doorslag geven. Dat lijkt de ware reden te zijn waarom in Irak, althans volgens de Amerikaanse voorstellingen, een democratie tot stand moet komen.

Na de jongste Navo-top in Praag is president Bush doorgevlogen naar Sint-Petersburg voor een ontmoeting met zijn Russische collega Poetin. Dat onderhoud was van zeer korte duur, voldoende om, na de bewondering van de gerestaureerde paleizen en musea, een belangrijke boodschap over te maken: de Verenigde Staten van Amerika zullen in Irak rekening houden met de Russische belangen. Dat is niet zomaar een slogan. Irak heeft bij Rusland een schuld uitstaan van 5 tot 8 miljard dollar. Bush heeft beloofd dat hij die zal aanzuiveren als nieuwe heerser over de olievoorraden in Irak. Poetin zal ook dan geen verdere bezwaren laten gelden tegen een militair optreden van de Verenigde Staten in Irak.

Erik Suy is emeritus professor internationaal recht aan de KU Leuven en voormalig adjunct-secretaris-generaal van de VN

'Met een president en een vice-president die allebei uit de oliesector komen en die precies weten welke onmetelijke noden aan energie Amerika heeft, kun je gerust stellen dat de economische argumenten doorslaggevend zijn. Dat lijkt de ware reden te zijn waarom in Irak, althans volgens de Amerikaanse voorstellingen, een democratie tot stand moet komen'