CNN: de oorlog als hyperrealiteit by Jan D Friday March 21, 2003 at 09:24 PM |
Samenvattende nota's van de bijzondere les Historische Kritiek van de CNN-oorlogsverslaggeving, gedoceerd aan de Universiteit Gent op 20 maart 2003 (Dag 1 van de oorlog genaamd operatie ‘Iraqi Freedom') door Jan Dumolyn, assistent geschiedenis en o.a. medewerker van het tijdschrift Vrede (waarin deze tekst ook zal verschijnen in herwerkte vorm). 600 studenten woonden deze les bij in het kader van de staking tegen de oorlog aan de Gentse Universiteit, ondanks het mooie weer, betogingen die tegelijk door de stad trokken en de culturele concurrentie van Jan Hoet en allerlei muzikanten aan de Graslei.
WAT EN WIE IS CNN?
CNN:
Cable News Network, opgericht in 1980, werd een wereldsucces vanaf 1991, als
gevolg van Gulf War I, big boss is Ted Turner, hoewel die nu wat van zijn macht
is verloren.
Sinds een recente fusie met een internetgigant is CNN onderdeel van de AOL Time
Warner groep, een mediamultinational actief in alle sectoren van de ‘bewustzijnsindustrie’
(term van H.M. Enzensberger, dit concept bouwt voort op analyses van kritische
filosofen uit de ‘Frankfurter Schule’). Waar het over gaat is dat
kleine groepjes, economische en politieke elites, veel macht concentreren en
ook via allerlei media die ze onder controle hebben het bewustzijn van de massa’s
‘kneden’.
CNN heeft honderden miljoenen regelmatige kijkers, op momenten als deze waarschijnlijk miljarden. De AOL-T-W-groep is ook producent van 5700 films, heeft 120 miljoen lezers van tijdschriften, 23 miljoen internetabonnees, grote belangen in muziekindustrie…
Het voornaamste doel van een network als CNN is niet om propaganda te voeren voor politieke doeleinden, maar fundamenteel om winst te maken. Omdat CNN overal ter wereld kijkers heeft, kan het niet zomaar enkel het VS- standpunt brengen. Het internationale nieuws wordt echter voornamelijk door een Amerikaanse bril bekeken.
Andere grote networks CBS, NBC, ABC zijn fundamenteel gelijkaardig maar minder globaal gericht. Veel van het onderstaande geldt trouwens ook in mindere of gelijke mate voor de Europese mainstream-pers.
Nuttig bibliografie:
- | de werken van Noam Chomsky |
- | The Global Media: The New Missionaries of Corporate Capitalism, door Edward S. Herman & Robert W. McChesney (Cassell, 1997): An expose and analysis of the corporate takeover of the global media system, covering print media, television, and telecommunications. |
- | Corporate Media and the Threat to Democracy, door Robert W. McChesney (Seven Stories Press, 1997) |
- | Telecommunications, Mass Media and Democracy, door Robert W. McChesney (Oxford University Press, 1993): Chronicles the political debate over how best to construct U.S. broadcasting in the 1920s and 1930s |
- | Uit goede bron. Introductie tot de historische kritiek, door W. Prevenier, M. Boone en M. Howell, Leuven, 2002 |
- | Fairness and Acuracy in Reporting |
- | Site van Noam Chomsky en zijn medewerkers |
HISTORISCHE
KRITIEK VAN DE CNN-VERSLAGGEVING
Het doel van de historische kritiek is het decoderen van de informatiebronnen om met een kritischer oog waarheid en leugens, feiten, propaganda en manipulatie te onderscheiden. Elke alternatieve journalistiek – zoals ook bv. de alternatieve nieuwssite Indymedia of het tijdschrift Vrede die willen bieden – begint met een verantwoorde toepassing van de vakregels van de historische kritiek.
1. Herstellingskritiek
De herstellingskritiek gaat na of informatiebronnen in hun juiste, originele, versie tot ons komen. Dat geldt voor oude vervalste of aangepaste documenten of valse schilderijen, maar ook voor allerlei gemanipuleerd beeldmateriaal.
Beelden hebben een grotere invloed op het bewustzijn en het onbewuste dan woorden. Vooral de combinatie van achtergrondcommentaren en beelden kan aanleiding geven tot verborgen boodschappen, suggesties, insinuaties.
Bv:
- | Een achtergrondstem zegt “Overal ter wereld betoogden mensen tegen de oorlogsdreiging tegen Irak”. Tegelijk worden enkel beelden getoond van gebaarde islamisten die met stenen in de hand Allahu Akbar roepen of communisten met grote rode vlaggen. Boodschap: wie tegen de oorlog is, is duidelijk een gevaarlijke extremist. |
- | Amerikaanse zenders tonen systematisch Afro-Amerikanen bij pro-oorlogsacties omdat ze weten dat zij procentueel veel meer tegen de oorlog zijn gekant dan de blanke VS-burgers. |
- | De off screen-stem zegt “Het gevoel van onveiligheid neemt toe” terwijl de camera inzoomt op een groepje ‘jongeren’ die op een straathoek staan te lummelen. |
Kaartjes en satelietbeelden zijn sinds de eerste golfoorlog een nieuw soort middel om ‘waarheden’ te suggereren. Totaal nietszeggende satelietfoto’s die in feite niets bewijzen (en men zegt meestal ook niet dat ze iets bewijzen, dus er wordt niet gelogen), moeten bepaalde stellingen een groter gezag verlenen. Dit is een puur psychologisch mechanisme dat tegen geen enkele ernstige kritiek bestand is. Allerlei tekenfilmpjes, die uiterst gemakkelijk vervalst kunnen worden, moeten ook de tijd opvullen omdat men geen echte beelden heeft.
Bv:
- | Pas jaren na de eerste golfoorlog werd officieel toegegeven dat de Amerikaanse Patriot-raketten hoogstens een paar Iraakse Scuds in de lucht hadden doen ontploffen, terwijl het videospel-achtig filmpje waarin tientallen Scuds zogenaamd werden uitgeschakeld één van de meest typische beelden van die oorlog was. |
- | Tijdens de NAVO-bombardementen op Servië werd een in Gredelica een passagierstrein gebombardeerd. De Amerikanen wilden hun blunder goedmaken door de beelden van de trein sneller af te spelen om te suggereren dat het in feite een sneltrein met oorlogstransporten betrof. |
- | Colin Powell probeerde de Algemene Vergadering van de VN te overtuigen dat Irak over massavernietigingswapens beschikt met satelietfoto’s waarop bepaalde plaatsen omcirkeld stonden, hoewel dat op zich totaal niets bewees. |
2. Oorsprongskritiek
De oorsprongskritiek
gaat na wie, waar en wanneer de informatiebron opstelde.
Wie spreekt, hoe vrij kan zij of hij spreken? Welke belangen, welke sociale
klasse en ideologische vooroordelen vertegenwoordigt de spreker? Welke zijn
de belangen van de mediaconcerns die de informatie overbrengen? Welke invloed
oefenen staat en leger uit? Wat mogen we weten en wat niet?
Op CNN of gelijkaardige zenders is de werkelijk rechtstreekse censuur een grote uitzondering, behalve misschien juist tijdens de oorlogsverslaggeving. Normaal gezien is censuur niet nodig omdat – onder andere volgens Antonio Gramsci en in zijn kielzog denkers als Noam Chomsky en Pierre Bourdieu – het grootste deel van de journalisten sowieso al de heersende (‘hegemonische’) ideologie aanhangt: een geheel van opvattingen, waarden en normen die maatschappelijk dominant zijn omdat ze voortkomen uit de maatschappelijk dominante groep maar toch door het merendeel van de bevolking als eeuwige, ‘natuurlijke’ waarheden, als ‘gezond verstand’ worden aanvaard. Feiten die tegenstrijdig zijn met dit hegemonische vertoog worden vaak door de journalisten via zelfcensuur uitgebannen. We zien dat de journalisten vaak enthousiaster zijn dan de legeraanvoerders zelf. Zo zei CBS-anker Dan Rather op 27/2/91 – na het einde van de eerste Golfoorlog – tegen een generaal: “Congratulations on a job wonderfully done!”.
Totaal onafhankelijke, objectieve of neutrale journalistiek is natuurlijk uitgesloten. De mainstream mediaconcerns zullen ook mainstream journalisten selecteren en in het vak opleiden, waarbij een aantal ongeschreven wetten en zelfreguleringmechanismen veel belangrijker zijn dan de directe ingrepen van de hoofdredacteurs, de groep die eigenaar is van het medium of de adverteerders. Daarop bestaan nochtans uitzonderingen, waarop we verder terugkomen.
Volgens Chomsky en Herman reguleren aldus vijf filters de massamedia:
- | de eigendoms- en dus machtsconcentratie van de massamedia en hun winstgerichtheid |
- | de afhankelijkheid van reclame-inkomsten |
- | de afhankelijkheid voor de informatie-inwinning van regeringsinstanties, bedrijven en ‘onafhankelijke experts’ die goedgekeurd en gefinancierd zijn door de dominante elites |
- | de intimidaties en regen van kritiek-campagnes waaraan afwijkende journalisten zich blootstellen |
- | het anticommunisme als nationaal geloof (dat we vandaag mogen aanvullen met het anti-islamisme - JD) |
Er bestaat geen enkele wet die regeringen zou verplichten tijdens oorlogen zomaar informatie vrij te geven. Dat is aan het begin van deze nieuwe oorlog nu al duidelijk. Journalistiek in oorlogssituaties is bovendien praktisch zeer moeilijk en natuurlijk risicovol voor de reporters. De VS heeft er geen belang bij om al te brutaal te censureren want dat zou slecht zijn voor hun imago. Veeleer proberen ze de informatie te ‘stroomlijnen’. Mediaconcerns zoals CNN hebben er op hun beurt alle belang bij een goede verstandhouding met vertrouwenspersonen en informatie-ambtenaren uit de overheid te behouden om zo de primeurs, het ‘breaking news’ eerder te krijgen dan hun concurrenten.
Een kort historisch overzicht. De oorlogsjournalistiek krijgt een belangrijke impact vanaf het midden van de negentiende eeuw (met de telegraaf kunnen berichten voortaan veel sneller doorgestuurd worden) in o.a. de Krimoorlog en de Amerikaanse Burgeroorlog. De legerleidingen beseffen dit snel en gaan de kranten controleren, censureren en inschakelen in hun propagandastrategieën. Dat is duidelijk het geval tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog en in Korea. Vanaf de jaren vijftig wordt de rechtstreekse of semi-rechtstreekse TV-verslaggeving echter een nieuwe en meer oncontroleerbare factor. In Vietnam probeert het leger de pers sterk aan banden te leggen, maar ze slagen daar zeker niet volledig in. Het is bekend dat vele journalisten er beelden schoten die niet in het scenario van de VS pasten en mee hebben bijgedragen aan het groeiende anti-oorlogsklimaat bij de Amerikaanse burgers.
De nederlaag in
Vietnam en het nieuwe trauma van de gijzeling van de VS-ambassade in Teheran
na de Islamistische Revolutie van Iran in 1979 maken duidelijk dat een nieuwe
perspolitiek noodzakelijk is. Daarmee wordt het eerst geëxperimenteerd
bij de inval in het onooglijke eilandje Grenada in 1983 en vervolgens bij de
inval in Panama in 1989. Het gaat hier over het systeem van de ‘press
pools’ (perspoules). Dat werkt als volgt: in oorlogsgebieden worden journalisten
geselecteerd en geaccrediteerd door de overheden.
Daarbij vallen kleinere, onafhankelijke media dus al vooraf weg. Vervolgens
worden ze in groepjes van een tien tot vijftien mensen ingedeeld: bv. één
journalist van een groot persagentschap (zoals Reuters, UPI etc.), één
journalist van een persagentschap, één journalist van een belangrijk
weekblad (Time, Newsweek, Der Spiegel…), drie krantenjournalisten, één
TV-correspondent, één radioreporter en een paar technici, steeds
met een begeleider- ‘informatie-ambtenaar’ van het leger. De journalisten
uit een poule moeten hun informatie met elkaar delen, worden ‘aangeraden’
bepaalde stappen niet te ondernemen of plaatsen niet te bezoeken (een ‘voluntary
compliance with security and secrecy ground rules’), en de teksten van
hun reportages ter goedkeuring voor te leggen. Als ze de regels niet volgen,
kunnen ze gearresteerd en uitgezet worden.
Als gevolg van
dit systeem stellen we vast dat CNN-verslaggevers ter plaatse aan hun TV-ankers
zeggen “Sorry, that’s classified” (vrijdag 21/3/2003, rond
3 uur ’s nachts) of dat journalisten hun ‘stoute’ collega’s
aangeven aan het leger. Tijdens de eerste Golfoorlog werd de bekende onafhankelijke
journalist Robert Fisk door een NBC-correspondent overgedragen aan de marines
omdat hij de regels niet had willen volgen. Journalisten zouden hun professionele
ethiek moeten volgen en alle relevante informatie blootgeven omdat het publiek
er een democratisch recht op heeft. In dit systeem moeten ze uit de hand van
het leger en de overheid eten en worden ze zelf in de rol van censoren gedwongen.
Typerend is misschien de uitspraak van een Amerikaanse kolonel, opgetekend door
de London Independent van 2/6/91. De man sprak een groep poule-journalisten
toe en zei hen “You are warriors too”.
Deze oorlog is vandaag inderdaad grotendeels een propagandaoorlog.
Er bestaan ook aanwijzingen dat de rol van de Amerikaanse overheid binnen CNN groter en belangrijker zou kunnen zijn dan op het eerste zicht vast te stellen. Zo bracht de Nederlandse krant ‘Trouw’ in 1999 uit dat tijdens hetzelfde jaar een aantal medewerkers van de PSYOPS (US Army Fourth Psychological Operation Group, een onderdeel van de propagandadienst Office of Public Diplomacy, zelf afhankelijk van de National Security Council) stage liepen bij CNN. De zender beweerde achteraf dat ze die mensen direct aan de deur had gezet en daar niet van op de hoogte was, maar dit roept toch vragen af. Ofwel loog CNN en werkt het vrijwillig mee aan de psychologische oorlogsvoering, ofwel wordt de zender in elk geval door de Amerikaanse overheid geïnfiltreerd.
3. Interpretatiekritiek
De interpretatiekritiek gaat na hoe men van de feiten tot een samenhangend vertoog komt, tot een schema waarin de feiten worden geordend en hun betekenis krijgen. De inbreng van de taalkunde, semantiek (leer van de betekenissen) en de semiotiek (leer van de tekens) is hierbij zeer belangrijk.
De meeste nieuwsanalyses of mediakritieken – zoals die bijvoorbeeld ook op websites zoals FAIR of INDYMEDIA verschijnen – beperken zich al te vaak tot de letterlijke betekenissen van het discours dat de pers produceert. Critici noteren uitspraken, meten en tellen zonder dieper te gaan dan het oppervlakteniveau. Een aanvullende benadering is dus de ‘vertooganalyse’ (of ‘discoursanalyse’). Deze aanpak vestigt de aandacht op de expliciete en impliciete betekenissen die woorden binnen een bepaald vertoog krijgen, op ‘buzzwords’ of ‘spin’, fraseologie, cynische eufemismen, denotaties (directe betekenis) en connotaties (associatieve betekenis), het demoniseren van de tegenstander, sfeerschepping en dergelijke bewuste of onbewuste technieken van journalisten.
Op het eerste zicht een moeilijke theorie met veel vakjargon, maar een aantal voorbeelden zijn nochtans zeer duidelijk. De nieuwe oorlog heeft ‘Iraqi Freedom’ en bijvoorbeeld niet ‘Killing innocent civilians to control the Middle East politically and economically’. ‘Collateral Damage’ als eufemisme voor onschuldige burgerslachtoffers is ook een mooi voorbeeld, net als de vergelijkingen met brandende kerstbomen (Bagdad dat in brand staat), de ‘chirurgische’ bombardementen en dergelijke meer.
Bepaalde termen en woorden krijgen zeer rekbare betekenissen (zoals het begrip ‘terrorisme’ dat dan weer niet opgaat voor ‘staatsterrorisme’), worden subtiel afgewisseld (Palestijnse terroristen ‘vermoordden’ zionistische settlers en worden vervolgens ‘geliquideerd’ of ‘gedood’ door het Israëlische leger) of eindeloos herhaald totdat ze bijna een werkelijkheid gaan worden (‘Iraqi weapons of mass destruction’ waarvan het bestaan tot nu toe nooit werd bewezen).
Wat ook typerend blijkt, is het oproepen van het ‘wij-zij-gevoel’. De journalisten spreken over ‘wij’ als ze het over de VS hebben, en het publiek moet zich mee identificeren met het leger. De oorlog is gericht ‘tegen Saddam’, niet tegen de Iraakse burgers, hoewel zij veel meer kans hebben bij de aanvallen om te komen dan Saddam Hoessein zelf.
Dit discours produceren de journalisten meestal onbewust, omdat ze nu eenmaal de maatschappelijk hegemonische ideologie verinwendigd hebben. Maar er zijn ook voorbeelden van heel bewuste ‘discursieve strategieën’. Zo zei CNN-voorzitter Walter Isaacson al in oktober 2002 aan zijn journalisten dat het ‘pervers’ zou zijn in hun discours over de komende oorlog teveel te focussen op de burgerslachtoffers. Als er toch sprake is van burgerslachtoffers focust men op de propagandistische waarde die dit voor Saddam of Milosevic heeft of gaat men vooraf zeggen dat deze dictators de burgers als een leven schild willen gebruiken om de verantwoordelijkheid om te draaien.
Ook beelden moeten we echter analyseren, ‘deconstrueren’, als een systeem van tekens. De Franse postmoderne filosoof Jean Baudrillard spreekt in dit verband van ‘hyperrealiteit’, een soort virtualiteit die noch reëel, noch niet-reël is. Zijn theorie is lichtjes overdreven en een beetje zweverig maar stimuleert tot een diepere kritiek van de berichtgeving in deze tijd. In zijn provocerend essay ‘La guerre du Golfe n’a pas eu lieu’ – niet letterlijk te nemen natuurlijk – stelt hij dat deze hyperrealiteit vandaag primeert boven de echte realiteit. Het is een soort simulatie van de werkelijkheid. De tekens bestaan op zich en zijn voor ons de enige realiteit. Of het nu Disneyland is, een SF-film of de CNN-verslaggeving.
4. Bevoegdheidskritiek
De bevoegdheid van wie de informatie aanbrengt hangt essentieel af van factoren zoals de nauwkeurigheid van de waarneming, het begrijpen van de waargenomen feiten en het (on)geloof in de feiten.
Bij die nauwkeurigheid van de waarneming door ‘verslaggevers ter plaatse’ moeten we ten eerste zeer grote vraagtekens plaatsen. Iedereen kent VTM-journalist Patrick Van Gompel die altijd ‘rechtstreeks’ voor allerlei gerechtsgebouwen verschijnt waar twee uur daarvoor iets is gebeurd of voor een huis waar zich de week voordien een gezinsdrama had afgepeeld. Marc Uytterhoeven heeft indertijd over dit soort situaties een schitterende sketch gemaakt in ‘Alles kan beter’, maar eigenlijk is dit een ernstig en absoluut niet onschuldig journalistiek procédé. De bedoeling is te suggereren dat men er zelf bij was, dat men rechtstreekse informatie uit de eerste hand verstrekt. Meestal is dat echter totaal niet het geval en – zeker tijdens oorlogen – halen de verslaggevers ‘ter plaatse’ hun informatie uit dezelfde telexen die men overal ter wereld kan lezen of van dezelfde officiële kanalen die men ook in de perszaal van het Pentagon kan aanhoren. Als die informatie echter wordt gebracht op het terras van een of ander hotel dat uitkijkt over een naburig Arabisch land, krijgt die een grotere psychologische waarde. De emotionele betrokkenheid van de reporters ter plaatse vertroebelt bovendien hun afstandelijk visie op het gebeuren, al hoeft dat niet noodzakelijk een verantwoorde journalistiek in de weg te staan.
Het moet gezegd: CNN-journalist Peter Arnett was in 1991 de enige uitzondering. De meeste reporters ‘ter plaatse’ zaten in hotels in Dhahran in Saoudi-Arabië, maar Arnett bleef in Bagdad (weliswaar ook in een hotel). Hij speelde daarmee een relatief onafhankelijke rol en ging in feite in tegen de VS-belangen. De belangen van het bedrijf CNN (spectaculaire beelden maken) primeerden in dit geval dus boven de strategisch-militaire opties van het Amerikaanse leger. Arnett kreeg in de andere Amerikaanse media een storm van kritiek over zich heen. Men stelde dat hij een slaaf van de Iraakse censuur zou zijn geweest. Arnett heeft later nooit meer een echte rol van betekenis gespeeld in de oorlogsverslaggeving en werd tijdens de Kosovo-crisis bijvoorbeeld niet meer door CNN ingezet. Het is onduidelijk of dit verband houdt met zijn relatief kritische berichtgeving tijdens de eerste Golfoorlog.
Vaak gaat het bij de evaluatie van een informatiebron ook over de selectiviteit van de feiten die hij weergeeft. Het is mogelijk perfect de gedeeltelijke waarheid te spreken, geen enkele leugen te vertellen maar door een zorgvuldige selectie van de feiten – bewust of onbewust – toch het totaalbeeld volledig te verdraaien. Het is inderdaad steeds moeilijk om een volledig overzicht te krijgen van complexe en snel veranderende situaties. Maar ook al lang gekende feiten worden vaak bewust ‘vergeten’. Zo is het opvallend dat er bijna nooit gewag wordt gemaakt van de massavernietigingswapens die Israël bezit of de VN-resoluties die dat land al decennia met de voeten treedt. Ook discrimatie van vrouwen in bepaalde Islamlanden, of het gedrag van dictators als Saddam, komt blijkbaar enkel aan bod wanneer dit de VS-politiek goed uitkomt. In tientallen andere landen mogen dictators exact hetzelde doen als Saddam zonder enige media-aandacht. Ook hier spelen vooringenomenheid en ideologische zelfcensuur een grote rol.
Abstractie maken van de globale context waarin bepaalde evenementen plaatsvinden is een gelijkaardig verschijnsel. Zo krijgen we op CNN uiterst zelden iets te horen over bijvoorbeeld de naoorlogse geschiedenis van Irak, de precieze oorsprong van de Ba’ath-partij waartoe Saddam behoort, of het oliebaronnennetwerk rond de familie Bush. Feiten isoleren uit hun historische, economische en geopolitieke context is ook een vorm van verdraaiing. Vaak verweren journalisten zich tegen dergelijke verwijten met het argument dat ze complexe situaties in enkele minuten moeten uitleggen, ook op CNN dat nochtans 24 op 24 uur, zeven dagen per week uitzendt. Er is daarentegen steeds wel tijd voor allerlei irrelevante en methodologisch onbetrouwbare opiniepeilingen, straatinterviews en allerlei ‘experts’.
De gezagsargumenten van zogenaamde waardevrije experts’ zijn inderdaad de nieuwe plaag van de TV-verslaggeving. Men kan zich vrolijk maken over de kinderlijk enthousiaste commentaren van allerlei militaire experts die met lichtstiften op kaartjes tekenen of een soort stratego mogen spelen in speciale zandbakken, of over het gebazel van vergrijsde politici op hun retour, maar dit is al evenmin een onschuldig gegeven. Deze ‘wetenschappelijke’ of ‘ervaringsexperts’ zijn uiteraard al evenmin ideologisch neutraal of belangeloos. De experts zijn vaak ex-militairen die soms zelfs belangen in de wapenindustrie hebben, nauwe connecties met de overheid en de heersende elites en hegemonische waarden vertolken. Veel minder zal men ethici aan bod laten komen, of in een context als deze specialisten in het internationaal recht, laat staan kritische politicologen. Experts van allerlei slag moeten met hun tekenfilmpjes en kaartjes de tijd opvullen die vrijkomt bij gebrek aan harde informatie en echte beelden. Ze kakelen meestal eindeloos over technische details en gaan voorbij aan de grote politieke en menselijke vragen die een oorlog doet rijzen.
5. Rechtzinnigheidskritiek
De rechtzinnigheidskritiek gaat na of er bewust en doordacht wordt gelogen of gemanipuleerd, verdraaid of verzwegen (wat dus sterker is dan de meer subtiele mechanismen die hierboven werden geschetst).
Vervalsingen van beelden zoals die over de Patriots en de Scuds zijn bewuste manipulaties. Een embargo op berichtgeving over de eerste 48 uur van de eerste Golfoorlog – en ook ditmaal opnieuw – is een voorbeeld van directe censuur. Het verbod aan Amerikaanse TV-zenders om beelden te tonen van terugkerende lijkkisten met gesneuvelde Amerikaanse jongens en meisjes ook.
Dit gebeurt effectief veel minder dan de indirecte censuur, maar tijdens oorlogen valt rechstreekse censuur ook in de ‘Vrije Wereld’ zeker niet uit te sluiten. Men geeft dit zelfs openlijk toe en motiveert het met veiligheidsoverwegingen. Het is echter een tweesnijdend zwaar omdat men de indruk wil blijven wekken dat er persvrijheid bestaat. De voorkeur van manipulators gaat dus zeker uit naar de indirecte censuur, waarvoor zoals hierboven geschetst voldoende technieken bestaan.
CONCLUSIE
Het antwoord op propaganda, manipulaties en censuur door de enige supermacht
ter wereld is geen tegenpropaganda, blindelings gaan geloven wat de tegenstrevers
zeggen of per definitie alles wat in de mainstream pers verschijnt als totaal
fout te beschouwen. De werkelijkheid is genuanceerder.
De Historische Kritiek is een kritische methodologie om informatiebronnen op hun betrouwbaarheidsgehalte te toetsen. In tijden van (propaganda-)oorlog is een nuchtere, kritische en rationele aanpak te verkiezen boven een schematisch zwartwitdenken waarbij dictators worden gesteund of allerlei samenzweringstheorieën.
Uit een onderzoek van de Universiteit van Massachussets uit 1991 bleek dat 70% van de Amerikanen vonden dat de media de Golfoorlog goed en objectief in beeld hadden gebracht. Uit datzelfde onderzoek bleek echter ook dat degenen die het meest naar TV hadden gekeken het slechtst op de hoogte waren van een aantal basisfeiten over die oorlog. Van televisiekijken word je dus dommer, ofwel kijken minder geïnformeerde mensen meer naar TV.
We leven echter in een ‘hyperreële’ maatschappij waarin de TV-beelden ook in grote mate het beeld van de werkelijkheid bepalen. Kritische mensen zouden tijdens deze oorlog dus het best zich een bak bier of een paar goede flessen wijn aanschaffen, wat borrelnootjes en effectief de confrontatie aangaan met zenders als CNN, maar dan om deze ‘informatie’ te leren deconstrueren en corrigeren, voor zichzelf en hun medemensen.
bedankt! by Claudio Saturday March 22, 2003 at 12:22 AM |
bedankt jan!
heel interessante lectuur.
Claudio
historische kritiek? denk zelf, zoek zelf! by Guido Saturday March 22, 2003 at 12:50 PM |
"Waar het over gaat is dat kleine groepjes, economische en politieke elites, veel macht concentreren en ook via allerlei media die ze onder controle hebben het bewustzijn van de massa's ‘kneden'."
1. Bilderberg
3. Council on Foreign Relations
4. Project for the new American Century
5. American Enterprise Institute for Public Policy Research (AEI)
6. Skull & Bones Inside the world's most infamous secret society
De Bilderberggroep houdt ook dit jaar een meeting, ditmaal in:
"Het voornaamste doel van een network als CNN is niet om propaganda te voeren voor politieke doeleinden, maar fundamenteel om winst te maken. Omdat CNN overal ter wereld kijkers heeft, kan het niet zomaar enkel het VS- standpunt brengen. Het internationale nieuws wordt echter voornamelijk door een Amerikaanse bril bekeken."
Is altijd zo geweest, eerst BBC, dan Reuters,... maar toen werd het door een Engelse bril bekeken. In bovenstaand artikel wordt te weinig ingegaan op de persagentschappen. Bv. Reuters, AFP, AP,...zij verkopen nieuws aan de networks en soms nemen ze eens iets over van CNN. Lees er de Amerikaanse media maar eens een week op na.
"- Colin Powell probeerde de Algemene Vergadering van de VN te overtuigen dat Irak over massavernietigingswapens beschikt met satelietfoto's waarop bepaalde plaatsen omcirkeld stonden, hoewel dat op zich totaal niets bewees." Dit zelfs met een rapport dat van Blair kwam en gebaseerd was op een studie van een student die tien jaar oud was. Het ging vlug voorbij in de media.
"Op CNN of gelijkaardige zenders is de werkelijk rechtstreekse censuur een grote uitzondering, behalve misschien juist tijdens de oorlogsverslaggeving." Vanaf 11-9-2001 tot nu is het niet toegestaan om kritiek te hebben in de pers op Bush. Mensen met anti-oorlogs-Tshirts worden opgepakt, journalisten ontslaan,... In de Observer van twee weken geleden stond dat de VS afluisterapparatuur in de VN geplaatst had. Dit begin maart, het kwam vorige woensdag op CNN.
"De VS heeft er geen belang bij om al te brutaal te censureren want dat zou slecht zijn voor hun imago."
Fout, zie maar:
Pentagon threatens to target journalists in Iraq. "In an interview with Radio One Ireland, Kate Adie, former chief news correspondent for the BBC, drops a bombshell. If satellite uplinks from the press are detected in Baghdad, they would be "targeted down", said a senior US military official. "They know this. They've been warned." Ms. Adie also revealed that the US military are openly asking journalists what their feelings are on the war, and are using this information to block reporters from access to reporting on the conflict."
"Een kort historisch overzicht. De oorlogsjournalistiek krijgt een belangrijke impact vanaf het midden van de negentiende eeuw (met de telegraaf kunnen berichten voortaan veel sneller doorgestuurd worden) in o.a. de Krimoorlog en de Amerikaanse Burgeroorlog. De legerleidingen beseffen dit snel en gaan de kranten controleren, censureren en inschakelen in hun propagandastrategieën."
Bijna alle oorlogspropaganda is afgekeken van de Romeinen. De propganda die het Huidige Witte Huis gebruikt maakt van de propaganda van de Nazi's slechte reclame.
"Bepaalde termen en woorden krijgen zeer rekbare betekenissen (zoals het begrip ‘terrorisme' dat dan weer niet opgaat voor ‘staatsterrorisme'), worden subtiel afgewisseld (Palestijnse terroristen ‘vermoordden' zionistische settlers en worden vervolgens ‘geliquideerd' of ‘gedood' door het Israëlische leger) of eindeloos herhaald totdat ze bijna een werkelijkheid gaan worden (‘Iraqi weapons of mass destruction' waarvan het bestaan tot nu toe nooit werd bewezen)."
Voor meer uitleg, zie o.a.: 1. A Glossary of Warmongering
"We leven echter in een ‘hyperreële' maatschappij waarin de TV-beelden ook in grote mate het beeld van de werkelijkheid bepalen. Kritische mensen zouden tijdens deze oorlog dus het best zich een bak bier of een paar goede flessen wijn aanschaffen, wat borrelnootjes en effectief de confrontatie aangaan met zenders als CNN, maar dan om deze ‘informatie' te leren deconstrueren en corrigeren, voor zichzelf en hun medemensen."
LEES AUB de werken van Marshall McLuhan, hij schreef dit allemaal al in de jaren zestig. Hyperlinks, hypertexten, hypereality,...Gewoon zijn naam eens in Google steken>>>marshall mcluhan
aanvulling op denk zelf, zoek zelf! by Guido Saturday March 22, 2003 at 01:13 PM |
Op onderstaande link vind je een overzicht van hoe de VS-propaganda al een jaar bezig is. Ik werk aan een nieuw overzicht. ;-) één jaar VS-manipulatie