Mediaconcentratie:Vrije markt of vrijheid van meningsuiting ? by Carl Decaluwé Wednesday March 12, 2003 at 12:48 PM |
mediadoc.diva@skynet.be |
Een bij momenten boeiend kritisch standpunt over de media vanwege CD&V-volksvertegenwoordiger Carl Decaluwé
Voltaire zei ooit: "Ik ben het volstrekt niet met u eens, maar ik zal tot mijn dood strijden voor uw goed recht te zeggen wat u te zeggen hebt". Het recht op informatie, op vrije meningsuiting en op kritiek is één van de fundamentele vrijheden van elk menselijk wezen.
Als het erop aan komt is de vrije markt echter de natuurlijke vijand van het vrije woord. In ons kapitalistisch systeem met het primaat van de economische belangen zijn pers- en mediaconcentraties ontstaan. Ook in de wereld van de media gelden de vrije marktprincipes. Dit impliceert het reële gevaar van het verlies aan pluriformiteit en van inhoudelijke vervlakking. We krijgen eenheidsworst en door de dwingende macht van de kijker en lezer, enkel nog datgene wat we zogenaamd willen zien en lezen. Wat niet binnen de norm valt, wordt van het scherm en uit de krant geweerd.
Vlaanderen is een kleine markt, waar de mediaondernemingen naar schaalvergroting zoeken om concurrentieel te zijn. Maar hoe belangrijk deze concentratie voor de economische leefbaarheid ook is, de journalistieke onafhankelijkheid, diversiteit, kwaliteit en het pluralisme moeten primordiaal kunnen zijn. Behoudens de algemene mededingingsregels heeft Vlaanderen vooralsnog geen wettelijke instrumenten om toe te zien op en te ageren bij misbruik van economische machtsposities en concentraties in de mediasector.
Landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië beschikken over zeer gedetailleerde regels ten aanzien van eigendomsverhoudingen en concentraties in de media, die gebaseerd zijn op bestaande mededingingswetgeving en vaak gekoppeld aan de afgifte van zendvergunningen. Duitsland, Noorwegen en Nederland beschikken over een speciaal voor dit doel ingestelde monitor.
Met het zogenaamd 'knipperlichtmodel' wil de mediaminister in het najaar het Vlaams medialandschap doorlichten. Dit monitoringinstrument bevat een aantal indicatoren, parameters en meetpunten vanuit de culturele, de economische en de maatschappelijke invalshoek en moet toelaten na te gaan of er sprake is van mediaconcentratie. Hierna gebeurt de indeling in een groene, oranje en rode gevarenzone, waarbij de mediagroepen die een dominante positie innemen zich in de rode zone bevinden. Dan komt de kat echter op de koord, want er bestaat in Vlaanderen alsnog geen regelgeving inzake mediaconcentratie en crossownership. Deze doorlichting wordt een maat voor niets, zolang er geen wettelijk kader bestaat dat toelaat in te grijpen als een mediagroep zich in de rode zone bevindt. Men kan het Vlaams Commissariaat voor de Media de monitoring van de Vlaamse mediaconcentratie op zich laten nemen en pro-actief laten optreden, zoals de mediaminister het in gedachten heeft. Dit pakt echter niet de imperfecties van de vrije markt aan. Een doordachte mediawetgeving inzake mediaconcentratie is zeker geen betutteling, maar een noodzaak. Het is de enige manier om het recht op informatie en op vrije meningsuiting te vrijwaren. Mediabedrijven zijn nu eenmaal terecht gekomen in de economische tredmolen van winstmaximalisatie, concurrentie en globalisering. Binnen deze competitiesfeer dwingen de kijk- en leescijfers veelal tot een zoektocht naar sensatie en louter amusement.
Een oligopoliesituatie is, evenzeer als een monopolie, een gevaar voor het vrije woord. De combinatie van twee mediabedrijven in Vlaanderen die een heel dominante marktpositie bekleden, is een ongezonde machtspositie. Zelfs als deze bedrijven voor hun diverse media verschillende hoofdredacteuren en redacties hebben, illustreren de ervaringen en voorbeelden uit de praktijk dat de redactionele onafhankelijkheid er met de dag minder wordt. Machtsposities in de mediasector leiden tot de overmoed om de redactionele autonomie op de helling te plaatsen.
Indien de mediapolitiek geïnspireerd wordt door de vrije marktprincipes, dient de overheid ervoor te zorgen dat er minstens geen mediamonopolies ontstaan maar tevens heel waakzaam te zijn bij oligopoliesituaties. Vanuit het vrije initiatief zelf, dwingt zich een minimum aan reglementering - beter nog een reëel werkende mediawetgeving - op. Deze laatste zal paradoxaal genoeg de economische vrijheid inperken, maar tezelfdertijd de vrije meningsuiting voor de pers maximaal beschermen. In dit licht moet de overheid zelf initiatieven kunnen nemen om de kwalitatieve nieuwsverkondiging en distributie te beschermen. Zij moet tevens de nodige middelen ter beschikking stellen om de kwalitatieve mediabedrijven te ondersteunen. Hierdoor wordt aan de samenleving een tegenwerkende kracht cadeau gedaan waarbij de waarheid en de vrije meningsuiting boven de markt worden geplaatst. Aan de politici worden kanalen verleend die hen terug in staat zal stellen rechtstreeks met de kiezer in contact te komen en het kritisch middenveld in stand te houden.
Gecorrigeerde markteconomie in het medialandschap is de beste waarborg voor de goede werking van de democratie en de participatie van de bevolking om de waarheid in de samenleving terug centraal te stellen.
We moeten niet alleen kritisch waken over de vrije meningsuiting en het recht op correcte en volledige informatie. We moeten daarenboven de diverse mediakanalen vrijwaren, die ons willen vertellen wat er echt gebeurt in onze maatschappij.
Carl Decaluwé, Vlaams volksvertegenwoordiger en CD&V-woordvoerder Media
(DIOGENE(S) n° 43 - mediadoc.diva@skynet.be)