Afrika-Film/Vechten helpt, ook in de film by raf Wednesday March 05, 2003 at 11:40 PM |
raf.custers@euronet.be |
Ouagadougou - Wie maakt een probleem van emigratie ? Gewone Afrikanen niet. Voor hen is uitwijken deel van het leven. Een onzichtbare macht denkt daar anders over. Zij belet dat migranten hun dromen vervullen. De film Hermakono (En Attendant le Bonheur) van de Mauretaanse cineast Abderrahmane Cissako verdedigt open grenzen. Hermakono won zopas de hoofdprijs van het 18-de Panafrikaanse Filmfestival van Ouagadougou (FESPACO). De film komt nu in België in roulatie. Een bericht uit Burkina Faso.
Feitelijk primeert in ‘Hermakono' het gezond verstand. Mensen ondervinden de drang om te reizen, om wat voor reden ook. Ze sparen en nemen risico's om elders te vinden wat thuis ontbreekt. Zo simpel is dat. Ingewikkeld wordt het pas wanneer anti-democratische machten grenzen inrichten en migranten het leven zuur maken. Die machten kunnen zich enkel handhaven met structureel geweld.
Cissako brengt het thema bijzonder beheerst in beeld, met een uitgepuurde fotografie, maar zonder drama, omdat emigreren op zich niets abnormaals of dramatisch heeft. In Afrika gebeurt het de hele tijd. In Cissako's film gaan mensen als gelijken met elkaar om, of ze nu passanten zijn of lokale bewoners. Ze leren elkaar zingen of spreken, ze accepteren elkanders keuzen, ze laten ruimte voor mysterie en symboliek.
Aan de horizon liggen de schepen voor anker die de uitwijkelingen kunnen meenemen. Maar een onbenoemde macht (Fort Europa ?) dikteert dat ze mensen moeten blijven waar ze zijn. Wie dat gebod overtreedt, betaalt met zijn leven.
‘Hermakono', een minimalistische parel met een vanzelfsprekend standpunt, staat haaks op de gangbare, commerciële cinema. Des te beter dat hij in Ouagadougou de hoofdprijs wegkaapte.
Meeting Place
16 langspeelfilms en 13 kortfilms waren er dit keer in competitie, tijdens de achttiende editie van het Festival Panafricain de Cinéma de Ouagadougou (Burkina Faso). Daarnaast liepen er vele tientallen films en video's in nevensecties.
Filmen in Afrika is een heksentoer. Lokaal geld ontbreekt, cineasten dweilen de Europese of Amerikaanse kanalen af op zoek naar productie-fondsen. Eens een film gemaakt, leidt hij een nomadenbestaan langs een circuit van niet-Afrikaanse festivals en cinefiele bioscoopjes. Afrikaanse films halen nooit de Afrikaanse bioscopen, ze komen uitzonderlijk wel eens op de televisie.
In dat opzicht is FESPACO een feest : om de twee jaar verandert de hoofdstad van Burkina Faso één week lang in een zinderende plek waar alles in het teken staat van de Afrikaanse cinema. Vooral aan de volkse openluchtzalen Oubri en Riale is het vechten voor een zitje. Bovendien stromen van wereldwijd de afficionados toe, Afrikanen uit de Diaspora, producenten, verslaggevers en culturele marktkramers.
Het moet wel gezegd : de spoeling wordt dun ! FESPACO plooit om te beginnen op zichzelf terug. De screenings voor het grote publiek zijn beperkt tot vier bioscopen, met daarnaast nog exclusievere voorstellingen in het Franse cultuurcentrum Mélies (voor expats en festivaliers) en een overheidsgebouw (voor scholieren). Géén filmvertoningen meer in de wijkzaaltjes, die vroeger van FESPACO een echte volksmanifestatie maakten.
Radio en televisie schenken nog altijd veel aandacht aan het festival, maar vanuit hun studio's, niet meer vanop lokatie (hetgeen altijd felle debatten opleverde).
Ook de filmoogst verschraalt. Veel ongeïnspireerd maakwerk tijdens deze 18-de FESPACO, echte hoogvliegers kon je op de vingers van één hand tellen.
Vechten helpt
Als ‘Hermakono' de cinefiele winnaar van FESPACO was, dan was ‘Kabala' van Assane Kouyate uit Mali ongetwijfeld de beste publieksfilm. Terwijl Fort Europa zich verder ingraaft en de externe contradictie van ‘Hermakono' alleen maar scherper wordt, raakt de spil van ‘Kabala' - het conflict tussen oud en nieuw conflict in een Sahel-dorp - wèl opgelost. Dat kost een fel gevecht, maar de dorpsgemeenschap gaat er alleen maar op vooruit.
Het dorp Kabala wordt getroffen door cholera. Om daaraan te verhelpen zou de "put van de voorouders" gesaneerd moeten worden. Maar de ouderlingen van het dorp verbieden dat iemand aan de put raakt. Vooral de smid, begiftigd met magische krachten maar wel oer-conservatief, houdt elke redelijke ingreep tegen.
Hamalla, die ver van huis in een mijn werkt, heeft van de epidemie gehoord en keert terug naar huis. Hij constateert dat de put uitgeboord moet worden, om aan vers water te komen. Hij laat zich door niks of niemand intimideren, hij trotseert de tovenarij van de smid, speelt het listig en haalt tenslotte zijn slag thuis.
Assane Kouyate spelt met ‘Kabala' de behoudsgezinden de les die regeren met achterhaalde dogma's en occulte terreur. Kouyate neemt het op voor hen die verstoten worden, omdat ze onafhankelijk redeneren en het regime van de anciens in vraag durven stellen.
‘Kabala' komt, net zoals ‘Hermakono', op voor het belang van de mensen, al vertelt Kouyate zijn verhaal wel veel levendiger en met een flinke dosis (soms zelf aangebrande) humor. Reden te meer voor het onstuitbare enthoesiasme van eeen heftig meelevend Afrikaans publiek.
Afrika's geschiedenis
Waar in Godsnaam zal ‘100 days' van de Brit Keith Hughes nog ooit te zien zijn ? Hughes reconstrueert de hallucinante terreur van de genocide in Rwanda in 1994, toen in drie maanden tijd naar schatting 800.000 mensen zijn afgeslacht.
Hughes wijst onverbiddelijk de verantwoordelijken aan : de VN wier Belgische en Franse Blauwhelmen de blanken evacueren en dan de massamoordenaars vrij spel laten, de katholieke kerk die de slachtoffers in de val lokt, het kolonialisme dat het racisme heeft geïntroduceerd.
‘100 days' ziet er Amerikaans-glad uit, met een romantische intrige als spil en fel contrasterende belichting. Maar omdat Hughes de Genocide correct vertelt zonder nuance of concessie, zal zijn film vermoedelijk alom op stilzwijgende censuur stuiten. Enige kritiek : alle slachtoffers in de film zijn Tutsi. In werkelijkheid hebben de Rwandese Hutu-fascisten ook progressieve of democratische Hutus vermoord.
Ook de documentaire ‘Rabelados' van Anna Rocha Fernandes en Torsten Truscheit raakt aan een stuk Afrikaanse geschiedenis. De Rabelados verzetten zich eerst tegen de bekeringsdrift van de Portugese missionarissen en later tegen het Portugese fascisme tout court, dat de Kaap-Verdische Eilanden onder de knoet probeerde te houden. Vandaag zonderen de Rabelados zich als een sekte af van de wereld en houden ze vast aan een zelfgebrouwen mix van volksreligie en veeleisende ethiek. Wat de ideeën van de revolutionaire leider Amilcar Cabral daarin komen doen, klaren de filmmakers niet uit. Op de keper beschouwd, zijn de Rabelados een levend anakronisme, en de film een nostalgische curiositeit.
Sterke vrouwen
Dan is ‘Nous sommes nombreuses' van Moussa Touré stukken relevanter. De Senegalees Touré interviewde in Congo-Brazzaville vrouwen die verkracht zijn. Hun getuigenissen grijpen naar de keel. De meesten werden tijdens de burgeroorlog in 1998 het slachtoffer van soldaten in uniform. Maar daarna ging de terreur voort. Want klaarblijkelijk speelt er meer dan vulgaire lust, klaarblijkelijk hebben de militairen de burgers werkelijk mentaal willen uitschakelen. Bij vrouwen is verkrachting dan het meest probate instrument : het laat geen spaander van je identiteit heel, het vermoordt je intiemste binnenste. Om zijn getuigen niet te overrompelen, filmde Moussa Touré zelf en nogal wat shots deugen niet. Maar dat is een bijkomstigheid.
De Zuid-Afrikaanse Portia Rankoane laat in ‘A red ribbon around my house' de 51-jarige Kinkie aan het woord die AIDS heeft. De vrouw is ten dode opgeschreven, maar zolang ze leeft, gaat ze getuigen over haar ziekte en hoe besmetting te voorkomen. En ze gaat voort met leven, tussen haar vrienden en vriendinnen. Kinkie's dochter vindt haar moeders openhartigheid maar niks. Maar Kinkie neemt elke gelegenheid te baat, tot in de kerk toe, om over veilige sex te praten. ‘A red ribbon around my house' weerspiegelt perfect Kinkie's vechtlust, in haar gezin en haar omgeving. Een amusant portret van een grote dame.
Nauwelijks nog politiek
Politieke films halen FESPACO haast niet meer. De documentaire ‘Frantz Fanon' van de Algerijn Cheik Djemai is een uitzondering. Fanon, afkomstig uit de burgerij op Martinique, ging begin de jaren ‘40 in het verzet tegen de Duitse bezetting, eerst thuis, dan in de koloniale "metropool" Frankrijk. Daar ervaart hij na de oorlog wat racisme is. Hij wordt arts en psychiater en ontmaskert in zijn eerste boeken de mechanismen van de koloniale onderwerping. Hij werkt in Algerije wanneer daar de bevrijdingsoorlog uitbreekt. Hij wordt één van de kopstukken van de Algerijnse guerilla en vertegenwoordigt haar op de historische pan-Afrikaanse conferentie van 1958, belegd door de Ghanese president Kwame Nkrumah. Fanon sterft nog voor hij veertig is aan leukemie.