AEL, identitaire politiek en de linkerzijde by Matthias Lievens Sunday March 02, 2003 at 04:28 PM |
matthias.lievens@student.kuleuven.ac.be |
Binnen de linkerzijde en dus zeker ook binnen de SAP is een interessant debat aan de gang over AEL, multiculturalisme en identiteitspolitiek. Hieronder een - nogal lang uitgevallen - persoonlijke bijdrage aan die discussie.
De discussie over AEL en algemener, de zelforganisatie van culturele minderheden en de (multi)culturele kwestie, wordt binnen de linkerzijde op een m.i. beschamende wijze gevoerd. Vaak overstijgt ze niet het niet het niveau van het bekritiseren van totaal uit hun context gerukte citaten of wilde verhalen over debatten waar men zelf niet op aanwezig was en waarover verschillende versies en interpretaties circuleren. De onwetendheid en arrogantie van veel ‘linksen' is shockerend, net als de mate waarin in hun discours de burgerlijke hegemonie resoneert. Uit bezorgdheid hierover en om de algemene discussie vooruit te helpen, een aantal kanttekeningen hieronder. Het gaat niet om een systematische argumentatie, maar om een aantal inzichten over de wijze waarop de discussie wordt gevoerd, over welke attitude de linkerzijde m.i. zou moeten hebben t.a.v. de kwestie van de cultuur en de identiteitspolitiek, en over de crisis van het antiracisme.
Ikzelf sta bijzonder sympathiek tegenover AEL, en ik ben er als SAP-militant persoonlijk voorstander van met de nodige nuances zelfs de lijst resist te steunen. Alleen spijtig dat de AEL de enorme blunder heeft begaan zich a priori met de pvda te alliëren, wat de zaken er heel moeilijk op maakt (namelijk de verbreding van de lijst als de lijst van de sociale bewegingen in de weg staat) en de AEL-skeptici een extra argument levert dat hen van elke verdenking ontslaat... Mijn bedenkingen focussen echter vooral op de kwestie van de (multi)cultuur, de identitaire strijd en de crisis van het antiracisme.
Matthias
*evolutionisme
Een van de ergste en koppigste ideologieën van onze tijd is het evolutionisme. Deze opvatting houdt in dat er één lijn is die de geschiedenis aflegt, en dat alle maatschappijen of culturen de verschillende stadia ervan moeten doorlopen. Sociale en culturele verschillen getuigen niet van een echte diversiteit, maar zijn het gevolg van het feit dat sociale eenheden zich in een verschillend ‘stadium' van de geschiedenis bevinden. Subsahara Afrika zit nog in het vroegneolithische stadium, de Arabische wereld zit in een soort feodale middeleeuwen. Dat die eenheden op hetzelfde moment voorkomen binnen één interdependent wereldsysteem, wordt verwaarloosd. Dit is een van de grofste vormen van het huidige racisme. Het is bijzonder shockerend hoe zelfs binnen linkse kringen het soms gemeengoed is te stellen dat de AEL een ‘middeleeuws' fenomeen is, geleid door ‘conservatieven'.
Zeker *trotskisten* zouden zeer op hun hoede moeten zijn voor dit soort ideologie, die een soort naturalisering van de geschiedenis is. De stalinisten zijn er de meesters van: de heerschappij van Stalin was het logisch noodzakelijke eindpunt van de natuurlijke evolutie van de geschiedenis doorheen verschillende stadia. Voor revolutionaire marxisten komt het erop aan aan te tonen dat er contingentie is in de geschiedenis, dat het anders mogelijk was geweest, dat het niet logisch noodzakelijk is dat het kapitalisme vandaag overheerst, noch dat de Russische revolutie uitliep op het stalinisme. Dat hangt immers af van de contingentie van de concrete klassenstrijd.
Niettemin zijn sommige *trotskisten* weinig radicaal op dit vlak. De argumentatie als het b.v. over AEL en co gaat, vervalt vrij snel in het vocabulaire van vragen of AEL nu eigenlijk reactionair is of niet. Alsof er een maatstaf zou zijn (de lineaire geschiedenis) waaraan je dat kunt afmeten.
Uiteraard zijn er in de geschiedenis verschillende productiewijzen, die mekaar opvolgen (indien niet logisch (noodzakelijk), dan toch tenminste als gevolg van de historische, contingente klassenstrijd). Die hangen samen met allerlei culturele en sociale vormen. De notie ‘ongelijke en gecombineerde ontwikkeling' moet echter als louter wetenschappelijk fungeren, en ontdaan worden van morele of eurocentrische connotaties.
Daarbij is de historische opeenvolging van productiewijzen volstrekt onvoldoende als argument over het ‘reactionair' karakter van de islam vandaag. Het gaat volledig voorbij aan het feit dat ook in het land dat zogezegd ‘verst' in de lijn van de geschiedenis is gevorderd, de VS, allerlei vormen van bijgeloof, particularistische gebruiken en overtuigingen en fundamentalismen heersen. Vooral gaat men voorbij aan het feit dat culturele vormen steeds ook het resultaat zijn van een permanent creatief proces, dat door de globalisering vandaag op een enorme manier is aangewakkerd. De kapitalistische globalisering is cultureel gezien een bijzonder contradictorisch gebeuren: de macdonaldisering als gevolg van de grote bedrijven die zich overal vestigen als tendens naar uniformisering vindt zijn tegendeel in de enorme proliferatie van culturele vormen in een creatief proces dat het gevolg is van toenemend cultuurcontact en sociale strijd, op zichzelf weer het gevolg van de toenemende mobilisatie door het kapitaal van mensen en middelen uit hun sociale, ecologische en culturele habitat. Op die manier is de Islam-revival van de laatste 15 jaar niet een ‘overblijfsel' (nog zo'n evolutionistische term) van prekapitalistische verhoudingen. De Islam revival (elk ‘islamitisch' land is vandaag méér islamitisch dan 15 jaar geleden) wordt immers niet gedragen door de oude rurale, traditionalistische elite met baarden en lange gewaden, die nog onder ‘half-feodale' productieverhoudingen werken (stijl Taliban). Een eenvoudige klassenanalyse van het fenomeen toont al aan dat pseudomarxisten het volledig fout hebben de Islam-revival te beschouwen als een overjaars kenmerk van achterlijke maatschappelijke verhoudingen, wat hen zou rechtvaardigen de geschiedenis te gebruiken om de AEL reactionair of zelfs ‘middeleeuws' te noemen.
De Islam-revival wordt vandaag gedragen door de geschoolde, stedelijke, jonge bovenlaag van de arbeidersklasse die door de crisis en het imperialisme in zijn sociale mobiliteit en levenskansen is geremd (in de stratificatiesociologie – te onderscheiden van de sociologie van het klassenconflict, zoals de marxistische - spreekt men van ‘middenklasse'). ‘Islam is the solution' is het antwoord van een jonge generatie strijdbare mensen, na de implosie van het stalinisme en de mislukking van het Arabisch nationalisme (hoewel het een illusie is natuurlijk dat de sociaal-economische problemen door het geloof zouden kunnen worden opgelost). Die religieuze revival is niet hetzelfde als fundamentalisme, maar is een veel breder fenomeen. Ook in de migratiecontext vindt een gelijkaardige revival plaats onder de jongste generatie, wat aanleiding geeft tot ernstige generatieconflicten met de oudere, gematigder generaties: het duidelijkste bewijs dat die revival een creatief proces is, dat vandaag plaatsvindt, een antwoord op de discriminatie en het verlangen naar erkenning is, en geen ‘overblijfsel' dat meegebracht is uit het ‘land van herkomst' met ‘achterlijke' verhoudingen.
De uitdrukking van die frustratie, strijd en conflict a priori als reactionair afdoen, is niet wetenschappelijk laat staan marxistisch, maar is voor een stuk een uitdrukking van de eurocentrische, neoracistische hegemonie waardoor we allen bepaald zijn.
*Weg met het idealisme
De reacties van de linkerzijde op de opkomst van AEL zijn vaak bizar, en shockerend. De AEL wordt beschuldigd van de ‘etnisering van de politiek' (blame the victim, als de slachtoffers van het racisme zich organiseren!), een wij versus zij denken etcetera. In naam van een abstract universalisme wordt bekritiseerd dat ze slechts een bepaalde groep zouden vertegenwoordigen en niet de ‘mensheid'.
Het is echter een volstrekte misvatting dat een strijd langs identitaire breuklijnen, op revolutionaire manier gevoerd door de zelforganisaties van de slachtoffers van het racisme, noodzakelijk een ‘omgekeerd racisme' zou impliceren, waarbij de eigen uitsluiting en onderdrukking zou worden beantwoord met de uitsluiting van de anderen. De positie van de onderdrukten is steeds bijzonder: zij zijn in staat vanuit hun eigen particuliere positie inzichten en eisen te verdedigen die die positie ver overstijgen (gelijke rechten b.v.). Marx zag dat op het vlak van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse emancipeert door haar eigen bevrijding de hele mensheid en verlost ook de burgerij uit zijn vervreemding. Feministen benadrukten het (epistemologisch) belang van een feministisch/vrouwelijk standpunt. Hetzelfde geldt voor de identitaire strijd voor culturele erkenning. De slaaf weet altijd beter dan de meester wat onderdrukking is, hoe die te overstijgen, en hoe mee te voelen met andere groepen die gelijkaardige onderdrukking ondergaan.
Het is zeer opmerkelijk dat de strijd van de slachtoffers van het racisme een vorm aanneemt die dat zogeheten ‘omgekeerde racisme' overstijgt. Vaak is de negritudebeweging bijvoorbeeld (Fanon, Senghor, Lumumba,…) met haar naturalistisch essentialisme van de ‘Afrikaanse ziel' verweten op een omgekeerde manier racistisch te zijn. De facto had hun strijd echter een zeer ‘universeel' en inclusief karakter: voor gelijke rechten, gelijkberechtiging van alle culturele en sociale groepen of identiteiten, … En vond hun strijd ook weerklank bij andere culturele groepen. Ook voor de AEL geldt dit: de strijd voor culturele erkenning gaat gepaard met de centrale eis ‘gelijke rechten', die ook opgaat voor andere onderdrukte culturele minderheden. Een politiek voeren voor de erkenning van een culturele identiteit is op geen enkele manier in tegenspraak met de bevrijding van andere culturele minderheden. Net zoals de arbeidersklasse, die het helemaal niet over de ‘mensheid' heeft, maar over de humaniteit van haar lijden, ook de burgerij zal bevrijden van haar vervreemding. Het culpabiliserend discours als zou de AEL ‘terugplooien op de eigen gemeenschap' is dan ook gewoonweg grof.
Des te frappanter is echter het idealisme van diegene die met pseudo-univeralistische (de facto moralistische) argumenten zwaaien. In naam van een abstract universalisme (dat neerkomt op de universalisering van één culturele traditie, met een bepaalde opvatting van emancipatie, met het filosofisch materialisme, het militante atheïsme, het klassieke liberalisme) of van een enge opvatting over klassenstrijd (ha ja, we zijn toch voor een klassenpolitiek, en die identitaire kwestie zou ons wel eens kunnen verdelen) de identitaire strijd a priori moreel veroordelen is niets minder dan idealisme.
Dat idealisme staat haaks op de attitude van een marxist, die er moet in bestaan in elk product van de burgerlijke maatschappij op zoek te gaan naar de contradicties ervan, te zien hoe het de bestaande verhoudingen reproduceert, welke rol het speelt in de onderdrukking, maar ook op zoek te gaan naar de mate waarin het een potentieel in zich bevat aan verzet tegen het kapitaal en co. Zo zijn marxisten niet op moralistische a priori wijze anti-technologie, hoewel die een cruciale rol kan spelen in de ecologische crisis, in de controle van de arbeidskracht etcetera. Een correcte houding ten aanzien van technologie is op zoek te gaan naar de mate waarin het nieuwe vormen van verzet mogelijk maakt, zodat die technologie, eerst geconcipieerd als overheersingsmechanisme door het kapitaal of als bron van winst, in het gezicht van de heersende klasse terugkomt (denken we maar aan de GSM's en internet die de andersglobaliseringsbeweging voortbracht). Ook stijdvormen, en dus ook de identitaire strijd en de hybridisering als gevolg van de mobilisatiekracht van het kapitaal moeten worden beoordeeld op hun verzetspotentieel tegen de burgerlijke maatschappij, en niet in naam van een abstract moreel principe (dat is zeer ‘ondialectisch'). In die zin is het moralisme van de linkerzijde volstrekt anti-marxistisch. De strijd van de AEL en co moeten beoordeeld worden in termen van de mogelijkheid die ze biedt tot verzet tegen de wijze waarop het kapitaal de mensen controleert, en niet in naam van abstracte principes (de ‘gelijkheid', de ‘scheiding van kerk en staat' en andere burgerlijk-ideologische lege concepten). Om een voorbeeldje te geven: laat ons niet vergeten dat het racisme een integraal onderdeel is van de huidige productieverhoudingen. Het laat de burgerij toe in specifieke sectoren waar veel ‘migranten' of zelfs mensen zonder papieren werken, een surpluswinst op te strijken. Het identitaire verzet, onder gelijke welke vorm ook, is in die zin altijd ook een strijd tegen de manier waarop het kapitaal de arbeidskracht controleert. Dát is het perspectief van waaruit we de dingen moeten bekijken.
*Identitaire strijd
Er heerst in de linkerzijde een volstrekt wanbegrip van het belang van identiteit en identitaire strijd. Dat hangt ongetwijfeld samen met het feit dat mensen die de heersende culturele hegemonie als natuurlijk ervaren, zich moeilijk kunnen inbeelden wat het moet zijn geïsoleerd te worden in een piepkleine contra-hegemonie, tenzij ze ooit al eens een serieuze cultuurschok hebben ervaren.
Ten eerste heeft men niet begrepen dat de strijd van de slachtoffers van het racisme niet anders dan identitair kán zijn. Hun spontane antwoord op hun discriminatie en onderdrukking is niet dat de proletarische revolutie de mogelijkheidsvoorwaarde is voor hun emancipatie (hoewel dat in principe wel klopt natuurlijk). Die identitaire breuklijn is het gevolg zelf van de dynamiek van het cultuurcontact en vooral van het racisme, dat het recht op zelfdefinitie ontzegd aan de mensen in kwestie, en hen precies omwille van een bepaalde culturele identiteit discrimineert. Het antwoord hierop is er steeds één waarbij die identiteit wordt geassumeerd en gecultiveerd: ‘Inderdaad, ik ben moslim/'arabier'/…, en ik ben er trots op'. De eerste generatie die daar afstand poogde van te nemen, staat nu onder toenemende druk van de jongere en radicalere generatie ‘nieuwe Belgen', die zich niet neerlegt bij haar discriminatie.
De strijd van de slachtoffers van het racisme is overigens niet te reduceren tot een strijd voor sociale eisen (huisvesting, tewerkstelling, etc.), maar is ook en vooral een strijd voor erkenning, waardigheid. De reductie van de strijd tot sociale kwesties en de miskenning van die identitaire en culturele dimensie, typisch voor bepaalde sectoren in de linkerzijde, ontslaat deze laatste van de plicht over de eigen ideologisch/culturele premissen te reflecteren (hun door en door bepaald zijn door de burgerlijke hegemonie), en is een mechanisme via hetwelk de kwestie en de strijd (ook voor linksen) ‘controleerbaar' worden gemaakt, en van hun radicaliteit en gevaar voor het eigen narcisme ontdaan. De reductie tot sociale kwesties reproduceert en bevestigt tegelijk de bestaande culturele hegemonie, waarin ook linksen zich thuisvoelen.
Identiteit is een construct, het is gebaseerd op een identificatie (die er altijd is, ook voor de meerderheidscultuur, maar die beleeft die minder bewust, omdat ze niet geconfronteerd wordt met enige onderdrukking op dat vlak) met een bepaald cultureel element, dat kan verschillen (taal, religie, geschiedenis….). Opmerkelijk is dat in de West-Europese (migratie-)context religie steeds als identificatie-embleem functioneert, en dat zowel voor moslims, christenen, hindoes, etc. De AEL koppelt die aan de hand van religieuze elementen geconstrueerde identiteit aan het Arabisch nationalisme.
Het is opmerkelijk dat in het geval van de Islam de religie altijd wordt verbonden met fundamentalisme of op zijn minst als ‘reactionair' wordt gebrandmerkt. Dat zegt meer over de westerse culturele hegemonie dan over de Islam zelf. Immers, religie is niet noodzakelijkerwijze een maatschappelijke kracht die emancipatie in de weg staat. Denk aan de bevrijdingstheologie, of aan de analyses van Engels over de Duitse boerenoorlog, waar de revolutionaire partij van kleine boeren en stedelijke plebejers zich inspireerden op de opvattingen van Thomas Münzer en het millenair katholicisme. Maar voor de Islam wordt precies een uitzondering gemaakt: die kan blijkbaar onmogelijk een emancipatorische rol hebben in de strijd van de onderdrukten.
Ik ben hevig tegenstander van het verwaande militante atheïsme. Het verschilt eigenlijk niet van het militante geloof. De wetenschap, het filosofisch materialisme als vervanger van tradities en religie is in geen enkel opzicht als zodanig noodzakelijkerwijze meer bevrijdend dan die laatste (zie ook hieronder, verlichting). Om een in onze kringen absolute autoriteit aan te halen: in de ‘Heilige Familie of kritiek der kritische kritiek' schreef Marx al dat atheïsme als overwinning van de religie nog steeds de vorm heeft van de religie. Het blijft nog steeds een ideologisch corpus van ideeën waarvoor men eeuwige geldigheid claimt (zoals in het filosofisch materialisme).
Met de ervaring van het stalinisme op de achtergrond en een zeker actueel skepticisme en bijhorende tolerantie ten aanzien van levensbeschouwelijke opvattingen kunnen we het niet langer maken op dezelfde manier aan religiekritiek te doen als voorheen, maar moeten we integendeel bijzonder genuanceerd op zoek gaan naar de mate waarin levensbeschouwing een bijdrage kan leveren aan de kritiek op de ontmenselijking door het kapitaal, en de vrije ruimte geven aan mensen, zowel in de private als de publieke sfeer, om een spirituele invalshoek te hanteren. Dat is ook wat Jahjah zegt: "Maar de scheiding tussen kerk en staat betekent dus niet dat godsdienst niet relevant is in een politieke discussie, anders plegen de miljoenen Europeanen in de christen-democratische beweging óók inbreuk op de scheiding tussen kerk en staat. Je kan wel degelijk een politiek programma inspireren en baseren op een godsdienst". Ik kan het daar zeer moeilijk mee oneens zijn (zie verder de kwestie van de participatieve democratie). In een vrij debat kan een religieuze stem een belangrijke bijdrage hebben (op voorwaarde natuurlijk dat er geen machinaties zijn waarin de apparaten van de geïnstitutionaliseerde religie hun opvattingen pogen op te leggen aan de samenleving, zoals in het quasi-monopolie van de katholieke zuil op kwaliteitsvol onderwijs).
Wanneer marxisten nog een klassenpolitiek willen voeren, zullen ze moeten leren omgaan met die verschillen (van omgangsvormen, gewoonten, opvattingen over het lichaam, de seksualiteit, etc.) en met het ongelooflijk groot belang dat die identiteiten hebben voor de betrokkenen. De culturele verschillen nemen trouwens toe met de globalisering en het losrukken van mensen uit hun sociale context door het kapitaal, met als gevolg een zeer creatief cultureel productieproces. De groep mensen die zich aangetrokken voelt tot de AEL behoort trouwens tot de meest geproletariseerde lagen van de maatschappij, die tegelijk bijzonder mobiliseerbaar zijn. In naam van abstracties de alliantie met de sociale beweging en de werkende klasse blokkeren is een fundamentele vergissing.
*Eurocentrisme, oriëntalisme:
De zelfverklaarde postmodernen die het hardst roepen dat ze voor diversiteit zijn en een ‘wereld waarin vele werelden een plaats hebben', zijn nu de eersten om de AEL te veroordelen omdat ze het politiek debat ‘etniciseren' en een wij/zij discours houden. Maar wat is diversiteit anders dan het erkennen van vele identiteiten of ‘wij's', vele manieren om emancipatie te concipiëren, het erkennen van vele spreekposities (en waarin is AEL daarmee incompatibel)? Als het erop aankomt voor de zelfverklaarde linkse intellectuelen, heerst een volslagen wanbegrip over die identitaire kwestie. Ze lijken daarbij de AEL te veroordelen omdat het vele onderdrukkingsmechanismen zou ondergeschikt maken aan één ervan. Ofwel zijn ze helemaal onwetend over wat het eigenlijk gaat (hebben ze ooit één militante van AEL gezien? Hebben ze ooit met een moslimfeministe gesproken?), en dan informeren ze zich beter eerst, ofwel is hun discours niet meer dan een modieus dandyisme waarbij vrijblijvend een intellectuele persoonlijkheid wordt opgebouwd. Als het erop aankomt hebben ze het blijkbaar bijzonder moeilijk om inderdaad de pretenties van hun eigen premissen in vraag te stellen. Ergens las ik zelfs de kritiek dat wanneer de AEL zich opstelt als Arabisch-nationalistisch, wat dan met de onderdrukking van de berbers? Wat een pretentie, wat een arrogantie: niet eens de moeite gedaan om zich te informeren! Anders had men wel geweten dat de AEL voor 90 % uit berbers bestaat. Hallucinant, en dat voor ‘verlichte', ‘tolerante', ‘linkse' intellectuelen.
Wat een naïviteit de identitaire strijd af te doen als een wij/zij strijd. Die strijd is op een zeer subtiele manier inclusief, ‘universeel'. De onderdrukten hebben zoals gezegd steeds een bijzondere positie: zij zijn in staat vanuit hun eigen particuliere positie inzichten en eisen te verdedigen die die positie ver overstijgen (gelijke rechten b.v.). Als er al mensen zijn die een wij/zij opvatting hanteren, zijn het wel de bovengenoemde criticasters. Eisen dat AEL zich uitspreekt over het antisemitisme, 11 september, vrouwen en homoseksuelen (wat een vooroordelen!) zegt veel meer over die eisers dan over AEL, wat ook verder het antwoord van AEL moge zijn op die eis. De impliciete veronderstellingen zijn niet min: het berust op een a priori associatie van alles wat zich op islam beroept (‘zij') met fundamentalisme en vrouwenonderdrukking. Die associatie tussen de AEL en de terroristen van 11 september zegt ongelooflijk veel over de manier waarop ook binnen de linkerzijde de hegemonie van de ‘botsing der beschavingen' op subtiele manier overheersend is, onafgezien nog van wat de AEL daar verder over denkt. Is het omdat er vaak Marokkaanse vrouwen onderdrukt worden, dat AEL verantwoording moet afleggen? Dat is volslagen pervers eens je contact hebt genomen met bijzonder strijbare vrouwen die militeren binnen AEL of elders. Impliciet wordt uitgegaan van de homogeniteit van een ganse groep mensen die verbonden lijken via een bepaald kenmerk. Dat is pas een wij/zij denken. De zelfverklaarde ‘postmodernen' zouden beter eens de postmoderne ethiek bestuderen, die de bewijslast voor de schuld omkeert, in plaats van op voorhand allerlei wilde insinuaties te maken dat AEL ongetwijfeld zo moreel gedegenereerd is dat ze zich op 11 september verkneukelden.
Het is onvoorstelbaar hoe AEL verantwoordelijk wordt geacht voor machistisch gedrag van jonge scholieren die zich met die organisatie identificeren. Uiteraard is dat gedrag een probleem, maar de verwachting dat AEL rekenschap hiervan aflegt, geldt niet of veel minder voor andere organisaties wanneer haar sympathisanten een misstap begaan. De eisen die aan de zelforganisaties van migranten (vooral uit islamitische hoek) worden opgelegd, zijn disproportioneel. Niemand diaboliseert op een gelijke manier de andersglobaliseringsbeweging omdat er geweld is in haar marge.
*De crisis van de representatie
Een radicalisering van de kritiek op het substitutionisme is nodig. Dit hangt samen met de kritiek van de representatie. Niet enkel om moraalfilosofische redenen, maar ook om pragmatisch-politieke. En niet enkel op het vlak van de politieke representatie, maar ook op het veel subtieler vlak van de discursieve re-presentatie. Een voorbeeldje. Sinds korte tijd verheffen stemmen uit de ‘periferie' zich tegen het westerse feminisme. Deze meenden lange tijd ‘namens' de ganse vrouwengroep op deze planeet te kunnen spreken. Ze instrumentaliseerden daarbij op selectieve manier gevallen van onderdrukking van vrouwen uit de ‘periferie' om hun eigen zaak te dienen, meenden beter te weten wat goed was voor de emancipatie van die vrouwen etcetera. Sinds kort weerklinken tegenstemmen die de arrogantie van die westerse feministen in vraag stellen (de gekendste is misschien Vandana Shiva). Ook op andere domeinen weerklinkt die kritiek (zie (post)postcolonial studies, subaltern studies). Men kan een moraalfilosofische discussie beginnen over wie het voor het rechte eind heeft (wat nu eigenlijk de échte emancipatie is), en of die subalterne (of de westerse?) feministen niet het slachtoffer zijn van een ‘vals bewustzijn' en dergelijke. Dat is iets voor idealisten. De discussie moet in de eerste plaats politiek gevoerd worden: er is de zelforganisatie van vrouwen op grote schaal in de ‘periferie', en zeker ook in de ‘moslimwereld', die de spreekpositie van westerse feministen en hun representaties in toenemende mate in vraag stellen door andere opvattingen naar voor te schuiven over hoe ze hun ‘vrouw-zijn' beleven. De kritiek op de representatie is niet (enkel) een morele kritiek, maar een kritiek van de feiten. Wat je ook moge beweren, b.v. dat moslimfeministes een ‘vals bewustzijn' hebben, dat is volstrekt antimarxistisch: ‘het communisme is niet een idee, maar de reële beweging' waarvan je moet vertrekken (Duitse Ideologie).
Het antwoord daarop kan dus niet (enkel) een kritiek zijn op hun inhoudelijke stellingen, maar moet in de eerste plaats politiek zijn: zelfrepresentatie, namelijk hen zichzelf laten representeren, hen een spreekpositie toekennen. Enkel de zelforganisatie en de daaraan gekoppelde zelfrepresentatie zijn revolutionair. Niemand kan (met ‘kunnen' zowel in feitelijke, pragmatische zin als in moraalfilosofische zin) in naam van een ander spreken. Hetero's weten niet beter wat emancipatorisch is voor homo's dan zijzelf, mannen moeten niet willen de feminist uithangen, westerlingen moeten niet pretenderen beter te weten hoe de Amazone-indianen zich moeten emanciperen. Dat betekent niet dat er geen discussie kan zijn. En het ontslaat zeker de eersten niet van hun plichten: aan de mannen om hun machisme achter zich te laten bijvoorbeeld. Maar het impliceert wel dat elke a priori substantiële invulling van wat emancipatie is, achterwege moet blijven tot gebleken is waar de onderdrukten zelf voor staan. Dat hangt noodzakelijk samen met de erkenning dat er verschillende mogelijkheden bestaan van ‘geëmancipeerd zijn'. Er is b.v. niet één levenswijze of één type man/vrouw verhouding die voor vrouwen de enige vorm van bevrijding zou zijn. Verschillende vormen van verzet tegen het patriarchaat zijn denkbaar en bestaan. Loonarbeid voor vrouwen als emancipatieproject in het kapitalistisch centrum betekent voor hen ook lage lonen (waardoor ze toch niet écht onafhankelijk zijn van hun man), dubbele dagtaak, minderwaardige jobs (minder prestige). Het is een emancipatieproject waarvan de inhoud uiteindelijk is gedicteerd door en functioneel is voor het kapitaal. Verzet tegen het patriarchaat bestaat elders bijvoorbeeld in een andere opvatting over de huiselijke sfeer (veel ruimer opgevat en hoger gewaardeerd, zelfs ontoegankelijk voor mannen), en de veel sterkere collectieve organisatie en wederzijdse steun van vrouwen, wat hun weerbaarheid enorm verhoogt. Kritiek op beide is een must, maar ik durf niet op voorhand stellen dat de ene vrouw noodzakelijkerwijs zoveel minder of meer geëmancipeerd of weerbaar is dan de andere.
De erkenning daarvan en van de noodzaak tot zelfrepresentatie is cruciaal in elk project van radicale democratie: mensen moeten zichzelf representeren, en daar de kans toe krijgen door een houding van openheid aan de kant van de luisteraar (zie de ‘postmoderne' ethiek en ethische epistemologie). Emancipatie als zelfbepaling (het principe van instemming). Zoniet dreigt de discussie te ontaarden in een wederzijds verwijten van (‘islamitische' en ‘westerse') mannen die mekaar beschuldigen hun vrouwen te onderdrukken (cf. oriëntalisme/occidentalisme). Met een beetje moeite kan een westerse feminist haar stem in het debat nog laten horen (al is het maar omdat het de ijdelheid van de westerse man streelt die zo zijn imago van vrouwvriendelijkheid gestand kan doen, en verder ontslagen wordt van zijn verantwoordelijkheid voor de nog steeds bestaande vrouwenonderdrukking in het westen vandaag). De ‘subalterne' vrouw blijft echter verstoten van de discussie, ondanks het feit dat er sterke vrouwenbewegingen bestaan in de ‘niet-westerse', o.a. de islamitische, wereld. De democratische en bevrijdende krachten die er in potentie aanwezig zijn, zijn enorm. Het komt erop aan ze te herkennen, naar waarde te schatten en niet te verwerpen in naam van idealistische abstracties.
Vandaag zijn we mijlenver verwijderd van die zelfrepresentatie. Zelfs ‘linkse' kringen hebben het bijzonder moeilijk te erkennen dat er voor bepaalde types van onderdrukking verschillende opvattingen over emancipatie mogelijk zijn (zoals voor de bevrijding van vrouwen, homo's, culturele minderheden, etc.). De veroordeling van de AEL omdat Abou Jahjah een aantal vrouwonvriendelijke uitspraken zou hebben gedaan, spreekt boekdelen. Ik ken nochtans weinig vrouwen die zo geëmancipeerd zijn als de militantes van b.v.de AEL, mét al hun door ‘westerlingen' zo verafschuwde attributen. Terwijl de traditionele politieke organisaties de grootste moeite hebben het genderevenwicht maar een beetje te benaderen (zelfs in de SAP is het onevenwicht flagrant), spelen vrouwen in de AEL een belangrijke en publieke rol. De grootste criticasters hebben echter nog nooit de moeite gedaan eens naar hen te luisteren en menen maar in hun plaats te kunnen beslissen wat goed voor hen is.
De crisis van de representatie noopt ons opnieuw – en op geradicaliseerde wijze – aansluiting te doen vinden bij de marxiaanse leuze dat de bevrijding van de onderdrukten enkel het werk van de onderdrukten zelf kan zijn. Die onderdrukten hebben (als ‘slaaf' tegenover de ‘meester') zoals gezegd steeds een bijzondere positie (dat had Marx al gezien): zij vertolken vaak onbewust vanuit een heel particuliere positie een aantal inzichten die die particulariteit ver overstijgen. Dat is duidelijk in al die vormen van lokaal klein verzet tegen het kapitaal en haar culturele hegemonie: van vrouwenbewegingen in het zuiden tot cultureel verzet tegen de hegemonische politiek van de postkoloniale staat enzovoort. Een verzet dat de kiem kan zijn van een veel bredere en openlijke politieke strijd, gelieerd aan bewegingen elders ter wereld, op voorwaarde dat die hun culturele arrogantie opgeven.
De crisis van de representatie uit zich ook op het politieke niveau, op zijn engste manier begrepen.
De multiculturele kwestie noodzaakt een fundamentele kritiek van de burgerlijke staat, de representatieve democratie en het klassieke liberalisme. Net zoals Marx in de staat een illusoire compensatie zag van de vervreemding op het niveau van de ‘bürgerliche Gesellschaft' (het idee van vrije en gelijke burgers die het algemeen belang voorstaan in de politieke sfeer als maskering van het privébelang en het antagonisme in de civiele maatschappij), is het ideaal van de neutrale staat een maskering van de culturele verschillen in de civiele maatschappij en van het feit dat via de staat de burgerij haar culturele hegemonie aan de maatschappij oplegt. Hoewel het klassieke liberalisme het probleem van het pluralisme trachtte op te lossen door het privatiseren van de levensbeschouwing (de scheiding kerk/staat), stelt het multiculturalisme ons voor een veel gesofisticeerder probleem: een staat kan per definitie nooit a-cultureel zijn, alleen al omwille van de taal die ze spreekt, de omgangsvormen die ze organiseert, de gewoonten en moraliteit die ze noodzakelijkerwijze incarneert. Dit brengt met zich mee dat de zelforganisatie en de strijd van de slachtoffers van het racisme ook een strijd is langs de as civiele maatschappij/staat, die zich uit in openlijk verzet, zoals de burgerpatrouilles, maar ook in cultureel verfijnder vormen van contrahegemonisch verzet, zoals b.v. het ostentatief etaleren van bepaalde culturele kenmerken, tegen de hegemonische politiek van b.v. de postkoloniale staat in. Het democratisch potentieel van de strijd rond de contradictie van de burgerlijke, representatieve democratie is niet te onderschatten, en uit zich in de artificiële postkoloniale staten in de periferie net zo goed als in het cultureel verzet van minderheden tegen de staatshegemonie.
De culturele strijd voor zelfrepresentatie kan enkel leiden tot de opheffing en vervanging van die representatieve democratie door vormen van radicale participatieve democratie, waar mensen alles wat hen na aan het hart ligt (ook religieuze en metafysische opvattingen voor mijn part!!) in het debat mogen brengen. Ze kunnen het niet overlaten aan anderen hen te re-presenteren. Opnieuw is dit niet enkel een morele kwestie, maar een feit: steeds minder aanvaarden mensen het dat anderen in hun naam spreken, wat op zich een tendens is met een enorm democratiserend en bevrijdend potentieel. De moslims in België zullen b.v. zélf wel bepalen wat ze goed achten voor zichzelf, en hebben al het paternalisme van de integratiesector, noch van de betweterige linkerzijde niet nodig. Enkel de erkenning daarvan zal het ons mogelijk maken samen met hen de sociale strijd te voeren.
Marx bekritiseerde reeds de illusie dat de maatschappelijke problemen en noden via de staat worden opgelost. Hij was bijvoorbeeld van mening dat niet enkel de kerk, maar ook de staat zich van het onderwijs moest onthouden (!). Des te opmerkelijk is het zelfverklaarde marxisten te zien vervallen in de klassiek-liberale idee van de neutrale staat en van de privatisering van de religie, in de illusie dat het staatsapparaat het neutrale domein is waar maatschappelijke problemen moeten worden uitgeklaard. Elke toename van de controle vanuit georganiseerde krachten uit de maatschappij op het staatsapparaat is daarentegen zonder meer toe te juichen. Het is een versterking van de weerbaarheid en verschaft de basis voor het afsterven van de staat.
In tweede instantie gaan dezelfden die de privatisering van de levensbeschouwing voorstaan, de (terechte!) feministische opvatting aanhangen dat het persoonlijke politiek is, en dat de politieke rationaliteit ook in die privésfeer moet binnendringen. Dit wordt een contradictie op het moment dat culturele minderheden ook in hun privésfeer hun culturele eigenheid moeten laten varen, een eigenheid omwille van de welke ze eerst het publieke domein zijn uitgejaagd. Op zich zou dit geen probleem vormen in de mate dat er werkelijk een probleem is van manifeste onderdrukking in die privésfeer (en in zekere zin is die er zeker, zowel bij ‘allochtone' als ‘autochtone' gezinnen). Het punt is echter dat vaak een volslagen onbegrip leeft over wat als onderdrukking en wat als emancipatorisch wordt ervaren. Voor veel vrouwen is bijvoorbeeld het dragen van de hoofddoek een zeer persoonlijke keuze, een markering van identiteit, een bevestiging van hun waardigheid. Getuige waarvan bepaalde ‘allochtone' vrouwen, die met sluier en al, op het publieke forum fel van zich laten horen. Kijk maar eens naar veel Palestijnse vrouwen, die mondiger zijn dan veel zogezegd vrijgevochten westerse vrouwen. Waarmee ik tegelijk door de keuze van mijn vergelijking de heersende hegemonie bevestig. De ganse demarche is mede schuldig aan de ‘controle' van culturele minderheden door de burgerlijke hegemonie.
Punt is dat de verhouding traditie/cultuur versus moderniteit enerzijds en emancipatie anderzijds moet worden herdacht. De verlichte kritiek op tradities (in de ruimste zin van het woord) en de vervanging door ‘wetenschappelijk' verantwoorde gebruiken (die b.v. stoelen op ‘wetenschappelijke' opvattingen over de mens en zijn noden), zijn niet noodzakelijk meer emancipatorisch. De noodzaak van wetenschapskritiek (dialectiek van de verlichting).
Daarbij is een veel gesofisticeerder machtsbegrip (b.v. Foucault) dan het klassieke onderdrukker/onderdrukte noodzakelijk om emancipatie en onderdrukking te denken voor b.v. de vrouwenkwestie of de seksuele onderdrukking. Het is helemaal niet zo dat na de seksuele revolutie mensen noodzakelijkerwijze meer ‘bevrijd' zouden zijn dan ervoor. Dat hangt ervan af. Het is een andere manier waarop mensen gedisciplineerd worden, hun lichaamshouding genormaliseerd. De macht situeert zich aan weerszijden. Er is geen oordeel over mogelijk los van de ervaring van het subject in kwestie (dat is de politieke, en niet moraalfilosofische oplossing: het principe van instemming: als mensen hun traditie willen behouden, dan is het onmogelijk te beweren dat ze ‘in feite' onderdrukt worden en dat je hen komt emanciperen). De discussie zoals die binnen de SAP is gevoerd leverde in dat opzicht interessante inzichten op over een kritische omgang met de seksuele revolutie en de noodzaak van een ethische omgang met seksualiteit
*Verlichting
Een misplaatst argument dat in een discussie werd opgeworpen, benadrukte het belang van de waarden van de verlichting. Een woord met vele betekenissen, waarvan twee (naast het evolutionisme, en nog andere subtielere zoals Foucaults ‘moderne attitude') er lijken uit te stijgen:
-Verlichting in de klassieke kantiaanse betekenis betekent dat voor intellectuelen een bijzondere rol is weggelegd. Zij moeten vrij kunnen discussiëren en reflecteren over wat goed is voor de maatschappij en hun opvattingen moeten kunnen resoneren in de staatspolitiek. Links geherformuleerd luidt het dat de ‘voorlichting' van de intellectuelen in de maatschappij (of de arbeidersklasse) moet resoneren om de weerbaarheid ervan te versterken, ofwel moeten intellectuelen zich liëren met een bepaalde sociale beweging, klasse etcetera.
De (feitelijke) crisis van de representatie maakt dat zij dit op een zeer zelfbewuste en behoede manier moeten doen, zodoende niet in een soort substitutionisme te vervallen. Dat inzicht is in de SAP met betrekking tot bepaalde domeinen gelukkig al zeer diep doorgedrongen.
-Verlichting als de dominantie van de wetenschappelijke rationaliteit en het trekken van praktische conclusies uit de wetenschap. Dit zou een emancipatorisch effect moeten hebben. Dit houdt b.v. in dat afgerekend moet worden met de traditie op basis van de rationele inzichten van de wetenschap. Religie moet bijvoorbeeld ophouden eenmaal de neurofysiologie of de religieuze antropologie het fenomeen ‘wetenschappelijk' hebben ‘verklaard'. Dit is het domein waar de dialectiek van de verlichting (Adorno en Horkheimer) is toegeslagen: wetenschappelijke theorieën en ‘rationaliteit' worden middelen van onderdrukking in plaats van bevrijding.
De theorie dat b.v. de multiculturele samenleving onmogelijk is, en de praktische conclusies die daaruit worden getrokken, zijn een onderdrukkingsmiddel geworden, dat zich heeft gekeerd tegen de mens en de maatschappij, eerder dan een mechanisme van emancipatie te zijn. Wetenschapskritiek is geboden, en moet meer opgepikt worden door links.
*De crisis van het antiracisme
Neoracisme
De laatste tien jaar maken we een heropleving van het racisme mee. Dit racisme neemt een duidelijk ander gedaante aan dan het klassieke racisme. Dat laatste is gekenmerkt door een biologisch essentialisme (dus onveranderlijkheid) en een hiërarchisering van de verschillen. Het klassieke antiracisme reageerde daarop vanuit een kosmopolitisch humanisme met de stelling dat verschillen cultureel zijn, en dus contingent, veranderlijk, en dat er geen superioriteitsverhoudingen zijn tussen die culturen (dus pluralisme en egalitarisme). Dit discours staat bekend als het cultureel relativisme en was lang een belangrijk ideologisch wapen van de antiracistische beweging.
Vandaag wordt het antiracisme echter in de rug aangevallen. Een nieuwe hegemonie heeft zich uitgekristalliseerd, gekenmerkt door een nieuwe articulatie tussen een doctrine (het neoracisme) en een politieke beweging (nieuw rechts), waarbij de sociologische notie immigratie als substituut functioneert voor de biologische notie ras. Het neoracisme zegt precies hetzelfde als het cultureel relativisme. Verschillen zijn cultureel, contingent, en er is een pluralisme aan culturen. Alleen voegt het eraan toe dat die verschillende ‘culturen' incompatibel en inflexibel zijn. Dat betekent dat de confrontatie en vermenging (hybridisering) van cultuurelementen negatieve reacties met zich zal meebrengen. Met andere woorden, moslims mogen doen wat ze willen, hun cultuur is geenszins minderwaardig noch biologisch gefundeerd, maar ze moeten het wel elders doen, want wat zij doen is incompatibel met de Vlaamse ‘cultuur'. Dit neo-racisme wordt door de Franse marxist Etienne Balibar ook wel ‘differentialistisch racisme' genoemd.
Het recht van zelfrepresentatie
Het racisme is een totaal sociaal feit, dat een combinatie vormt van praktijken, discours en representaties, die erin slagen via een netwerk van stereotypes menselijke affecten te organiseren en een racistische gemeenschap te vormen. Het racisme slaagt daarin des te beter aangezien het een soort gemakkelijk te begrijpen (en dus democratisch van aard) pseudo-wetenschappelijkheid incarneert, dat tegemoet komt aan de wil tot weten van de massa. Dit soort elementair weten dat spontane sentimenten bevestigt, is zeer moeilijk te bestrijden. Het feit dat het racistisch discours resoneert in ‘le désir' van de massa, maakt dat het zo efficiënt is. Het is opmerkelijk hoe andere theorieën veel moeilijker kunnen fusioneren met dat verlangen om te weten.
De zelfdefinitie van de racisten maakt dat de objecten van het racisme (de slachtoffers) ook gedwongen zijn zichzelf als gemeenschap te percipiëren. Er is dus een fundamentele asymmetrie in het spel: het recht tot zelfdefinitie wordt de slachtoffers van het racisme ontnomen. Ze worden gedwongen zich die communautaire identiteit toe te kennen. Dit uit zich in vreemdsoortige coalities tussen migranten van uiteenlopende snit die gedwongen zijn zich als het ware te alliëren door de dynamiek van het racisme.
*De crisis van het neoracisme
De vernietiging van het racistisch complex veronderstelt twee zaken. Enerzijds een revolte van de slachtoffers ervan, en anderzijds een transformatie van de racisten. Het neoracisme wordt daarnaast echter op een subtiele manier ondermijnd en tegelijk daardoor versterkt, en is permanent in crisis, wat tegelijk haar kracht verklaart. Het neoracisme berust op de reïficatie of verdinglijking van de cultuur, die wordt opgevat als een gesloten geheel dat op een dingmatige manier in contradictie kan komen met een gelijkaardig verdinglijkte entiteit. Het pendant van die verdinglijking is het fetisjisme van de cultuur.
Het neoracisme trekt een volstrekt artificiële grens rond de eigen cultuur. Een grens die echter door globalisering (die als fase van het kapitalisme in deze context neerkomt op het mobiliseren van alle mensen en dingen uit hun lokale, ecologische, sociale contexten door het kapitaal, via de markt, migratie, etc.) continu wordt overschreden, waardoor door de logica van het kapitaal zelf, hybriditeit tot stand komt. Minder dan ooit is het mogelijk een grens te trekken tussen ‘wij' en ‘zij', minder dan ooit kan het mechanismen van alterisering (dat erop neerkomt dat je de ‘ander' symbolisch gaat construeren als de absolute Ander, het absolute tegendeel van het zelf, zoals gebeurt in het oriëntalisme, cf. Edward Saïd) uitgespeeld worden in het racistisch discours. Figuren als de woordvoerders van AEL zijn allesbehalve de prototypische "muzelmannen" die in het klassieke populaire imaginaire functioneert als het volstrekte tegendeel van het koloniale zelfbeeld. Ze zijn gekleed als ‘westerling' (of beter, zoals de geglobaliseerde elite), spreken en gedragen zich op die manier, en tegelijk wordt de band gelegd met een ‘vreemd' element, namelijk een bepaalde ‘identiteit'.
Er vindt dus een constante transgressie van culturele grenzen plaats, die de premisse waarop het neoracisme is gebaseerd onderuit haalt, het in crisis brengt, en tegelijk de kracht van het neoracistisch fantasme verklaart (de transgressie is precies de vijand van dat racisme).
Het antwoord van antiracisten hierop is bijzonder moeilijk. Enerzijds immers is er een kern van waarheid in de stelling van de incompatibiliteit van culturele kenmerken. De linkerzijde moet bijvoorbeeld de strijd van indigene groepen steunen tegen het grootkapitaal die in verafgelegen gebieden die door die groepen worden bewoond, grondstoffen e.d. komen zoeken. Het contact of de ‘integratie' in de ‘moderne' samenleving van die groepen afdwingen, komt neer op sociocide. De ‘integratie' van indianen in de Amerikaanse maatschappij is faliekant afgelopen: degene die niet zijn teruggekeerd naar het ‘reservaat' en opnieuw aanknoping hebben gezocht met traditionele levenswijzen, zijn het slachtoffer van alcoholisme, demoralisatie, psychische problemen, etcetera. Die incompatibiliteit wordt algemeen erkend. Het erkennen van het recht op een eigen levensvorm van die indigene groepen (die daarvoor ook zelf een belangrijke politieke strijd leveren) is emancipatorisch.
Tegelijk echter functioneert de toepassing van dezelfde idee in de context van onze actuele samenleving als een legitimering van onderdrukkings- en uitsluitingspraktijken. Dat maakt dat het neoracistisch discours wel degelijk racistisch is.
Het antwoord van de controlemaatschappij.
Haar premissen van de culturele geconstrueerdheid van verschillen gestand, staat het neoracisme een assimilatiepolitiek voor. Veel gedoe over ‘integratie' komt nota bene ook op assimilatie neer, waaruit blijkt dat het neoracisme veel wijder verspreid is dan enkel in fascistische kringen. Die politiek komt neer op de ‘controle' van verschillen, volgens graden van deviantie t.o.v. het blanke ideaal. Er is niet langer een openlijke koloniale wij/zij breuklijn, met de platte uitsluitingspolitiek van weleer. De politiek die wordt gevoerd bestaat erin sectoren van de ‘zij' in te kapselen in de bestaande apparaten, de onderdrukte gemeenschap haar intelligentsia te ontnemen, haar onderling te verdelen, via allerlei subtiele mechanismen te discrediteren, ook om zaken die niets met ‘racisme' te maken lijken te hebben, hen te ‘integreren' (d.w.z. van haar eigenheid en dus gevaar voor het zelf te beroven) en degene die zich verzet, platweg neer te slaan (Abou Jahjah), en dat vaak gelegitimeerd in niet direct racistische termen, maar in termen van de ‘rechtstaat', enzovoort. Dat is controle, en verschilt fundamenteel van het klassieke koloniale racisme. Aan medeplichtigheid aan die controlemechanismen is ook de linkerzijde schuldig: bepaald als ze is door de burgerlijke hegemonie met haar homogeneïserend discours, haar moralisme, haar evolutionisme, bevestigt ze met haar eisen t.a.v. de Belgische moslimgemeenschap (b.v. over 11 september: al wat islamitisch is, wordt verdacht van de fundamentele immoraliteit genot te hebben gevonden in de terreurdaden) de burgerlijke definitiemacht. Ze is zo mede verantwoordelijk voor de ontzenuwing van de radicale culturele kritiek op die hegemonie.
goede keuze by ma'c Sunday March 02, 2003 at 06:37 PM |
De AEL heeft naar mijn idee een goede keuze gemaakt door zich met de PVDA te associeren. Beiden hebben een goede dynamiek op gang gebracht die tot voor kort in België ondenkbaar was.
Vooruitkomen met trotskysten is immers onmogelijk.
Ik verwijs hier meer naar de LSP en hun standpunt inzake Resist dan naar de SAP, maar toch. Je kunt niet ontkennen dat ook de SAP sectair te werk gaat (vandaar dat ze op snelle wijze richting fossiel aan het evolueren zijn), hun problemen om zich met de PVDA te associëren tonen dit aan.
De AEL en PVDA hebben zich boven de ridicule beschuldigingen gesteld die beiden naar hun hoofd krijgen. De SAP kan het blijkbaar nog steeds niet alten de PVDA nog eens te bestempelen als de stalinistische vijand, een genuanceerde poging om ee ongenuanceerd standpunt doorgang te doen vinden.
Knappe bijdrage by Bernd Noelmans Sunday March 02, 2003 at 07:34 PM |
Knap werk !
Hmmm. by KaM Sunday March 02, 2003 at 08:19 PM |
Abou Jahjah kwam ons toch maar beleefd vragen of we het eventueel niet zagen zitten om op de lijst te staan. Daar hebben we dan ook beleefd nee op geantwoord. (Ook gezegd waarom natuurlijk.)
Blijkbaar vond hij het dus niet zo erg om met trotskisten samen te werken als u wel denkt. Denkt u echt dat als ze met stalinisten kunnen samenwerken ze dat ook niet met trotskisten kunnen doen? Waarom zou dat niet kunnen? Een combinatie van stalinisten met AEL lijkt me even bizar als een combinatie van trotskisten met AEL.
De PVDA is uiteraard (nog ;) ) de belangijkste linkse partij dus is het volgens mij vrij logisch dat ze eerst met die organisatie proberen samen te werken. Als je veel militanten en logistieke steun nodig hebt dan zijn er niet al te veel mogelijke partners ter linkerzijde (toch niet in Antwerpen, al doen we ook daar ons best)
De PVDA en de AEL hebben elkaar om verschillende redenen nodig en hebben een soort 'monsterverbond' met elkaar gesloten voor de verkiezingen (tot groot ongenoegen trouwens van een deel van hun achterban.)
Dat is hun goed recht en van mij mogen ze scoren in de verkiezingen (al stem ik liever voor de échte PVDA dan voor een constructie als Resist die me nogal kunstmatig en geforceerd overkomt.) En ja ik heb al voor de PVDA gestemd. :)
Vriendelijke Groeten.
PS. Een interessante tekst maar een beetje moeilijk voor een simpel studentje als ik. Niet moeilijk trouwens dat jullie (nog) zo weinig leden hebben. :)
Nonsens by Grapjas Sunday March 02, 2003 at 08:50 PM |
Moest deze heer mensentaal schrijven het zou duidelijk zijn dat hij gewoon niets te vertellen heeft.
Helaas blijft een lege doos overgoten met een intelectualistisch sausje een lege doos.
sterk by Els Monday March 03, 2003 at 01:15 PM |
zonder 100% alle redeneringen te volgen, toch sterk.
PS (ma'c, KaM): natuurlijk mag iedereen op de lijst: AEL is geen PvdA, hé! 't Is misschien een kans voor links om olv 'anderen' zich wat te bundelen, ipv met 10 verschillende lijstjes af te komen?
negritude??? by Harko Monday March 03, 2003 at 10:31 PM |
harko21@yahoo.co.uk |
Dit is een enorme brok tekst. Deze enorme brok is te veel om in 1 keer te bespreken. ik wil er nu slecht 1 plukje uitplukken.
Nml. je schrijft op een gegeven moment over de negtitudebeweging. Uit de context blijkt dat je niet goed doorhebt wat die beweging is. Negritude was een beweging onder de Afrikaanse burgerij die Afrika als achterlijk continent zag. Afrika moest zich spiegelen aan Europa maar tegelijk zijn typisch Afrikaanse waarden behouden, als daar zijn: zeer gelovig en onderdanig aan de traditionele chef.
Deze ideologie was zeer sterk gelinkt aan het Franse neokolonialisme.
Het is mij een volstrekt raadsel waarom je Lumumba en Fanon onder die categorie plaatst. Deze mannen hadden niets te maken met de reactionaire negritude, integendeel. Deze progressieven vochten juist tegen het neokolonialisme.
De anti-imperialistische bond publiceerde een aantal jaar geleden een intervieuw met Mohammed Hassan in hun Internationale Solidariteit. Hierin wordt dieper ingegaan op de kwestie va de negritude. Een aanrader.