arch/ive/ief (2000 - 2005)

Ooggetuigenverslag. Zionistische slachting in Nablus.
by Tobias Friday February 21, 2003 at 09:09 AM

Woensdag 19 februari. De Israëli's zijn Nablus binnengetrokken. De Belgische observatiemissie is getuige van de bezetting van Nablus. Hier volgt nog een tweede ooggetuigenverslag, ditmaal van Tobias. gepost door Dirk Adriaensens.

Nour zoekt een veilige plek om ons busje te parkeren. Het laatste stuk door de oude stad van Nablus moeten we te voet afleggen. We worden aangemaand goed bij elkaar te blijven en geen bruuske bewegingen te maken die de Israelische militairen kunnen verontrusten. De straten en steegjes zijn verlaten. Her en der komen we jongeren tegen die soms veel kabaal maken, soms met stenen gooien. Hun ouders maken zich ongetwijfeld doodongerust.
Maar ze kunnen hen niet thuis houden. Zijn ze lafaards als ze niet mee doen?
Doen ze het uit eergevoel? Hebben zij ook al dat 'kritische punt' bereikt?
De dood lijkt hun geen angst in te boezemen. De curfew trotseren is hun verzetsdaad. De militairen uitdagen hun spel? Hoe zal deze generatie verder opgroeien? Ik durf er met moeite over nadenken...

In de aanpalende stegen weerklinken geweerschoten. Bij elk schot hoop ik dat er niemand door werd verwond. Ik vervloek de soldaten die op dit moment op schoolkinderen en ongewapende burgers schieten. Voorzichtig zoeken we onze weg naar de moskee waarin UPMRC het veldhospitaal heeft opgetrokken.
Sommigen onder ons zijn bang. We draaien een kort straatje naar links in en staan plots, weliswaar op nog een twintigtal meter afstand, oog in oog met enkele Israelische soldaten. Ze staan verdekt opgesteld in een lage, donkere deuropening. Ze roepen ons iets toe, ongetwijfeld dat we moeten halt houden (ik begrijp even goed Hebreeuws als Chinees). De medicijnen die we meehebben voor het veldhospitaal verlenen ons spijtig genoeg geen doorgang, zodat we op onze passen moeten terugkeren en een andere weg zoeken. In de soeks - overdekte smalle winkelstraten waar nu alle ijzeren vouwdeuren hermetisch zijn afgesloten - heb ik het gevoel dat ik een personage uit één of ander gewelddadig computerspel ben; alleszins niet de held. Na nog enkele omzwervingen bereiken we de moskee. Opluchting.

Dokter Ghasan blijkt één van de drijvende krachten achter UPMRC. Ondanks het gevaar dat hij soms loopt, blijft hij zich inspannen voor de slachtoffers van het geweld en trotseert hij de curfews die geregeld zelfs voor de ambulances gelden. Israel lapt alle conventies en internationale afspraken over de bescherming van de burgerbevolking aan zijn laars. In de moskee legt hij uit waarom er een veldhospitaal is ingericht: "78 procent van de bevolking van de oude stad van Nablus - ze telt zo'n 25.000 inwoners - leeft onder de armoedegrens. Tijdens situaties als vandaag, wanneer heel de oude stad eigenlijk huisarrest heeft (zeg maar gegijzeld wordt, nvdr), willen we noodhulp kunnen verlenen. Vele huizen worden bezet en we weten niet precies waar. De inwoners durven hun huis niet uit, maar alsmaar meer mensen hebben, soms dagelijks, medische zorgen nodig. Het hospitaal ligt echter buiten de oude stad." De Palestijnen verloren de laatste twee jaar gemiddeld meer dan vijftig procent van hun inkomen. Velen zijn ondervoed of eten veel te eenzijdig. In de oude stad is de werkloosheid al boven de 75 procent geklommen.

In goed twee jaar zijn hier al 293 huizen verwoest. Meestal, maar niet altijd, krijgen de bewoners nog de tijd om hun pand te verlaten. Terwijl dokter Ghasan de situatie toelicht, veranderen enkele zware explosies de statistieken voor de zoveelste maal. Zelfs het veldhospitaal is niet veilig voor het Israelisch geweld. Een tijdje geleden werd het helemaal ondersteboven gehaald. Ik val in herhaling... Ondertussen blijkt er een tweede dodelijk slachtoffer te zijn gevallen, de vijftienjarige Mohammed, en is het gewondental al opgelopen tot vijftien. Allemaal terroristen uiteraard.

Het is tijd om een bezoek te brengen aan het hospitaal van Nablus. Opnieuw is voorzichtigheid geboden. De soldaten schrikken er wel voor terug op 'internationalen' te schieten - onze levens blijken meer waard dan die van de Palestijnen - toch mag dat ons niet roekeloos maken. Een kogel die vertrokken is, keert niet terug in de loop van het geweer. Door het gietijzeren traliewerk van een huis dat een steegje overwelft, vraagt een dertiger of wij willen bellen om te horen wat er met zijn broer gebeurd is.
Hij zou gearresteerd zijn en zijn huis opgeblazen. Achter de volgende hoek staat een jeep met verschillende soldaten errond. De grootmoeder en moeder van een éénjarig jongetje zijn tussen ons in meegekomen om het kind te gaan ophalen in een huis waarvoor de soldaten hebben postgevat. Ons verzoek wordt ingewilligd. In een naburige winkel zit een oude man al opgesloten sinds de soldaten voor de deur hebben postgevat. Ook onze vraag of hij met ons mee mag, wordt uiteindelijk positief beantwoord. Het doet deugd te merken dat we niet alleen maar waarnemen zonder meer, maar dat onze aanwezigheid de militairen onder druk zet om een menselijker gelaat te tonen.

Twee Palestijnse vrouwen lopen onder onze bescherming een eindje met ons mee om een taxi te nemen net buiten de oude stad. Op een kleine open ruimte staan een jeep en een tank. Nour ontsnapt er ternauwernood aan een arrestatie. Eén straat verder is er een toeloop van vooral jonge mannen. Ze staan langs beide kanten van een kruispunt. De donkere walm van brandende
autobanden waait over het kruispunt. In de dwarsstraat staat op ca 150 meter afstand een tank met de loop op het kruispunt gericht. Onze delegatie vangt de belangstelling van de Palestijnen. We lopen op hen toe, want we moeten het kruispunt oversteken om naar ons busje terug te keren. Evelyn drukt ons op het hart ons gezicht te tonen aan de inzittenden van de tank. Op
'internationalen' wordt niet geschoten... Ik voel me allesbehalve op mijn gemak. Wanneer we het kruispunt oversteken, juichen de Palestijnen ons toe. Sommigen onder hen dagen de militairen uit door over en weer te lopen van de ene naar de andere kant van het kruispunt. Ik vraag me af wat hen bezielt.
In de intensive care-afdeling van het hospitaal liggen drie mensen die vandaag gewond zijn geraakt. We mogen ze in kleine groepjes een kort bezoekje brengen. Een jongen van naar schatting vijftien jaar oud kreeg de loop van een geweer tegen zijn neus gedrukt. De soldaat heeft de trekker overgehaald. De aan de hand geraakte ambulancier ligt rechts in de kamer. In
het midden ligt een man wiens gezicht schuilgaat achter een groot verband.
In zijn mond steekt een doorschijnende tube waardoor bloed naar buiten wordt gepompt. Hij maakt gorgelende geluiden. Wanneer een ononderbroken pieptoon weerklinkt, haasten we ons naar buiten. Ik vrees dat zijn hart was stilgevallen. Els en ik vluchten het hospitaal uit. Voor ik naar het busje ga, steek ik, om mijn steun en solidariteit te betuigen, mijn gebalde vuist op naar een oude Palestijn die voor de kliniek staat te wachten. Hij beantwoordt mijn gebaar op dezelfde manier. Ik kan mijn tranen niet bedwingen. Wreed en zinloos geweld !

Misschien tot morgen,
Tobias