Gebruiken Bush en Cheney precies dezelfde medialeugen als in 1991? by christophe callewaert Thursday January 30, 2003 at 09:09 PM |
Volgende week stapt Colin Powell met satelietfoto's naar de VN-veiligheidsraad. De foto's moeten bewijzen dat Irak inbreuken pleegt op de verschillende VN-resoluties. Het hele verhaal roept herinneringen op aan de medialeugen die in 1990 de directe aanleiding was voor het zenden van Amerikaanse troepen naar de Golf. Architect van de leugen was de toenmalige minister van defensie Dick Cheney.
In september 1990, enkele weken na de Iraakse inval in Koeweit, beweerden bronnen binnen het Pentagon dat 250.000 Irakese soldaten en 1500 tanks samentroepten aan de grens met Saudi-Arabië klaar om het olierijke land binnen te vallen. Commentatoren hadden de inval in Koeweit al als een hitleriaanse actie bestempeld. Volgens die logica was Saud-Arabië het voor de hand liggende volgende slachtoffer van de Iraakse expansiedrift. De waarheid was dat Irak vooral geërgerd was over de pro-westerse houding van Koeweit dat alle afspraken om de olie-productie te beperken aan zijn laars lapte hoewel het land met zijn één miljoen inwoners en een reserve van 90 miljard dollar die extra-inkomsten niet nodig had. De daling van de olie-prijs als gevolg van de houding van Koeweit kostte de Iraki's wel 4 miljard dollar per jaar. De inval van Koeweit had dus niets te maken met een Hitleriaanse expansiedrift, maar alles met een poging om een rekening te vereffenen met een pro-Amerikaans regime.
Het Pentagon beweerde dat het de berichten over de Iraakse troepenopbouw kon staven met satellietbeelden van het grensgebied tussen Saudi-Arabië en Irak. Jean Heller, een journalist van de St. Petersburg Times, een kleine krant uit Florida wist twee foto's van een commerciële Russische satelliet te bemachtigen. Op de foto's waren geen Iraakse troepen te zien, maar wel een lege woestijn. Heller was onthutst: "That Iraqi build up was the whole justification for Bush sending troops in there and it just didn't exist." Een voormalige Amerikaanse veiligheidsexpert die de foto's bestudeerde, ontwaarde wel Amerikaanse gevechtsvliegtuigen die vleugel aan vleugel klaarstonden op basissen in Saudi-Arabië, maar vond geen spoor van Iraakse troepen. Voor hij het verhaal uitbracht, contacteerde Heller tot drie keer toe het kabinet van de toenmalige minister van defensie Dick Cheney, maar daar kreeg hij alleen te horen: "Trust us". Twaalf jaar later heeft het Pentagon de vermeende foto's waar wel 250.000 Iraakse soldaten op te zien zouden zijn nog altijd niet vrijgegeven.
Na de oorlog publiceerde het House Armed Services Committee wel een rapport waarin te lezen stond dat de Iraki's slechts over 183.000 manschappen beschikten ofwel 67.000 minder dan er volgens de foto's aan de grens met Saudi-Arabië samentroepten.
Twaalf jaar later bezetten dezelfde mensen opnieuw sleutelposities in het apparaat dat de oorlog voorbereidt tegen Irak. Dick Cheney is nu vice-president. Generaal Powell schopte het ondertussen tot minister van buitenlandse zaken. Ook hardliner Wolfowitz die tijdens het presidentschap van Bush I onder Cheney diende, is opnieuw van de partij. Donald Rumsfeld, de huidige minister van defensie, speelde in de eerste golfoorlog geen sleutelrol. Hij kent wel als geen ander het belang van medialeugens. Tijdens een persbriefing in september parafraseerde hij Winston Churchill: "Sometimes the truth is so precious it must be accompanied by a bodyguard of lies."
Probleem is dat journalisten dat wel eens willen vergeten. Aan media- en zelfkritiek doen ze meestal pas achteraf als de vorige oorlog bijna vergeten is en de plannen voor de volgende al klaar liggen. Op dat moment durven ze wel eens een boekje schrijven over hoe die dekselse spindoctors hen toch weer bij de neus gehad hebben.
Bronnen:
Scott Peterson, The Christian Science Monitor, 6 september 2002
Said K. Aburish, The rise, corruption and coming fall of the house of Saud
LA Times, The lies we are told about Iraq, 5 januari 2003