arch/ive/ief (2000 - 2005)

Fakkels

Ingrediënten:

Kaarsen
Nagels
Lonten
Bezemstelen
Dweilen
IJzerdraad
Vuur
kleine nageltjes
een oude kookpot
een kookvuur
een hamer
een zaag
een tafel die mag worden "ondergesmost" (eventueel met een plastiek over)
Zaag de bezemstelen doormidden. Dit is de ideale lengte voor je fakkels. Per stok nagel je aan het uiteinde een dweil vast, zodat het een "vlag" vormt.

Intussen zet je de kookpot op het vuurtje en vul je hem voor 3/4 met kaarsen. Zet het vuur in de laagste stand (of zo goed als). Je wil de kaarsen niet aan de kook brengen, maar ze smelten. Hoe minder heet het kaarsvet, hoe minder kans je loopt om je te verbranden.

Als de kaarsen aan het smelten zijn, kan je de pot nog wat bijvullen, want je zal zien dat de pot plots niet meer voor 3/4 gevuld is… Als de hele zwik gesmolten is kan het zijn dat er allerhande rommel (onder andere de lonten die nog in de kaarsen zaten) komt bovendrijven. Haal die er best uit (de lonten kan je ten andere nog gebruiken als ze lang genoeg zijn).

Neem je fakkels met de stok vast en doop ze in het gesmolten kaarsvet. Leg ze op de tafel. Nabij de stok leg je op de dweil aan de bovenkant enkele lonten (als er een afbreekt wil je nog een overhebben). Rol de dweil redelijk strak op, rond de stok en maak hem vast met de ijzerdraad. Laat de fakkel staan drogen tot het geheel volledig koud en hard is. Hoe minder kaarsvet er in de dweil zit, hoe sneller hij opgebrand zal zijn. Hoe meer kaarsvet er in de dweil zit, hoe meer risico dat het ding zal beginnen afdruipen. Doordrenk de dweil, maar overdrijf niet.

Aansteken kan je door middel van de lonten. Hou de fakkel steeds rechtop om te verhinderen dat het kaarsvet begint af te druipen. Als je het zaakje niet betrouwd kan je (stevige plastieken en onbrandbare) handschoenen aandoen als je de fakkel ronddraagt. Je kan 'm natuurlijk ook gewoon in de grond steken.