De AEL, symptoom van een generatiewissel by Herman De Ley (posted by christophe c.) Tuesday December 03, 2002 at 11:32 AM |
Wie een fenomeen als de AEL beter wil vatten, moet de opkomst en ontwikkeling ervan kaderen binnen de Europese context, dat wil zeggen binnen een breed overgangsproces dat moslimgemeenschappen in Europa al een kleine tien jaar kennen (en dat in ons land wat later dan in andere op gang is gekomen).
Het gaat in dat proces om enerzijds de "ouderen" van de eerste generatie: zij zijn sterk beïnvloed gebleven door de islam van het land van herkomst, door het etnische aspect en door een vaak angstige en teruggetrokken houding t.a.v. de rest van de samenleving. Anderzijds zijn er de jongeren die het allochtone verenigingsleven geleidelijk overnemen en die daarbij tegelijkertijd hun moslimidentiteit en hun Europees burgerschap opeisen. Deze nieuwe generatie is zekerder van zichzelf, profiteert van de inbreng van twee culturen en, niet onbelangrijk, is zich beter bewust van haar rechten.
Die nieuwe assertiviteit van "allochtonen" en de manier waarop ze uitdrukkelijk een beroep doen op de burgerlijke grondrechten in hun strijd tegen discriminaties en racisme, verklaren de paranoïde reactie van de huidige politieke kaste en van de media t.a.v. een fenomeen als de AEL. Vorige zondag nog gaven de autochtone verantwoordelijken (de minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne op kop) in Mise au Point, op RTBF, een beschamend staaltje weg van hun politieke en intellectuele onbekwaamheid. In de 7de dag, op TV1, ging het er nauwelijks serieuzer aan toe.
Van die nieuwe ontwikkelingen vinden we in enkele ons omringende landen, zoals Frankrijk en UK, reeds tal van voorbeelden (Islamic Society, Young Muslims in UK; Jeunes Musulmans de France, Union des Jeunes Musulmans, in Lyon...). Zij beroepen zich allemaal op het in de grondwet ingeschreven recht, tegelijkertijd hun godsdienst integraal te kunnen belijden en tevens als volwaardige burgers mee te participeren in het maatschappelijke en politieke leven van hun samenleving. Wat het vermoeden, de verdenking of verdachtmaking betreft dat het hen eigenlijk of in de eerste plaats om de sharia te doen zou zijn, of het invoeren van het zgn. islamitisch familierecht, kan ik volgend citaat voorleggen van bv. de voorzitter van de Franse Jeunes Musulmans de France (JMF), Farid Abdelkrim. In 1997 zei hij, inzake de doelstellingen van zijn organisatie (ik vertaal): "Via het Woord van God trachten wij onze toekomst hier uit te bouwen. Maar als het JMF pretendeert het Woord van God als eerste referentiepunt te hebben, gaat het er niet om de wetten van God vóór de wetten van de Republiek te plaatsen. Een goed moslim zijn betekent een goed burger zijn. Wij zijn in Frankrijk, het gaat noch om Bangladesh noch om de Verenigde Staten: er zijn specifieke zaken waarmee de moslim rekening moet houden, aangezien hij beslist heeft hier te leven (…)". Voorwaarde is natuurlijk dat men zich op gelijke wijze behandeld weet als de andere burgers: burgerlijke loyauteit betekent geen onderworpenheid, wel integendeel.
Wie hierop reageert met de stelling dat dergelijke woordvoerders "niet menen wat ze zeggen", dat ze wit zeggen maar zwart bedoelen, enz., vervalt niet enkel in het eeuwendoude stereotype inzake moslims (onbetrouwbaar, sluw, achterbaks...), hij of zij gaat ook volledig voorbij aan de maatschappelijke context en dynamiek. Dergelijke boodschappen worden immers ook, zoniet in de eerste plaats, gericht naar en ontvangen door de eigen moslimgemeenschap en ze doen daar hun ideologisch werk. Ook wie inbrengt dat het enkel gaat om het zich houden aan de wetten "omdat het nu eenmaal moet", en niet omdat men die (westerse) wetten als superieur beschouwt aan die van een zgn. "middeleeuwse islam", te kwader trouw en voert een intentieproces: (a) hoe is het gesteld met de burgerzin van de modale Belg? en b) men vergeet dat Europese moslims inderdaad een keuze hebben gemaakt. Wat voor de rest van de samenleving van tel is zijn niet hun eventuele religieuze idealen (die van katholieken, zou je kunnen zeggen, zijn even "middeleeuws"), maar is hun daadwerkelijk maatschappelijk gedrag.
Het citaat is ook interessant voor die (eventueel amateur) islamologen die islam en moslims steeds weer vastpinnen op het "eeuwige en onveranderlijke Woord van God" (waar ze dan de meest negatieve passussen uit selecteren). Moslims "kunnen dus niet veranderen", huns inziens; ze zijn weinig meer dan "papegaaien" van de eeuwige bronnen en kunnen dus niet "inburgeren" in de Europese samenleving; hoe meer "moslim" ze willen zijn, des te "gevaarlijker" ze zijn, enz. Dit soort van stellingen (in ons land vertolkt door mensen als Urbain Vermeulen en ook, in een meer gematigde versie, door Etienne Vermeersch) gaat voorbij aan elementaire inzichten van de godsdienstsociologie (althans wanneer het islam betreft). Zoals ook in de Koran staat: de "eeuwige" goddelijke tekst kan zelf niet spreken, maar hij doet dat slechts door (en middels de interpretaties van) de gelovigen, dus door mensen. Die mensen doen dat onvermijdelijk contextgebonden doen, dwz aangepast aan hun tijd en hun omstandigheden. Zoals ook voor andere godsdiensten geldt: "Islam" valt niet samen met de bronnen ervan (wat de gelovige zelf daaromtrent ook moge denken); de geschiedenis ervan is die van de ontelbare interpretaties en adaptaties ervan.
Om te besluiten: een vereniging als de AEL moet beschouwd worden als een soort van Vlaamse tegenhanger van een generatiewissel die ook in andere landen plaats vindt. De assertiviteit en radicaliteit ervan heeft alles te maken met een groter politiek zelfbewustzijn, in een context van blijvende discriminatie en uitsluiting. Je hoeft het met de standpunten van de AEL zeker niet eens te zijn, maar je moet haar wel de gelegenheid geven om, met vallen en opstaan, gebruik te maken van haar democratische rechten om te ijveren tegen die discriminaties en voor gelijke rechten.
Abou Jahjah is natuurlijk, letterlijk beschouwd, een "eerste generatie" immigrant, maar misschien heeft, naast zijn persoonlijke intellectuele gaven, precies zijn "vreemde" (Libanese) afkomst, midden een overwegend Marokkaanse, achteruit gestelde gemeenschap, hem doen fungeren als een soort van katalysator voor nieuwe ontwikkelingen in Vlaanderen. Welke richting die radicalisatie verder zal uitgaan, hangt natuurlijk niet enkel af van Abou Jahjah zelf (de ontwikkeling van de AEL verloopt niet volgens een vooraf opgesteld "master plan"), maar is ook en vooral de resultante van de interactie met (a) de samenleving (zijn opportunistische demonisering door politici en media voorspelt hier weinig goeds), en (b) met de verschillende segmenten van de "allochtone" gemeenschap. Het zou een goede zaak zijn mochten er van daaruit andere, soortgelijke ontwikkelingen in concurrentie met de AEL op gang komen. Het huidige bijna-monopolie van de AEL inzake contestatie vanuit de gemeenschap is in de eerste plaats voor de AEL een kwalijke zaak: slechts uit de botsing der ideeën ontstaat het licht.
Herman De Ley (directeur van het Centrum voor Islam in Europa, Universiteit Gent)