arch/ive/ief (2000 - 2005)

Een kritische analyse van Oxfam's handelscampagne
by Peter Tom Jones Tuesday October 29, 2002 at 06:54 PM
pjones@mec.ua.pt

In het nieuwe nummer van Oikos (Nr. 23, herfst 2002, pp. 25-35) werd deze tekst over Oxfam's nieuwe handelscampagne gepubliceerd. Het betreft een gewichtige discussie over hoe de wereldeconomie anders zou kunnen georganiseerd worden, met meer respect voor het Zuiden. Concepten zoals deglobalisering en subsidiariteit staan hierbij centraal. Evenals de hamvraag: kan het kapitalisme eerlijk georganiseerd worden?

Handel, handel en nog eens handel
Een kritische analyse van Oxfam's handelscampagne
Peter Tom Jones (Attac-Leuven)

Op 11 april 2002 lanceerde Oxfam Internationaal een drie jaar durende handelscampagne (Make Trade Fair ) waain onder andere gepleit wordt voor een verbeterde markttoegang van de Zuiderse producten in het Noorden. Naar aanleiding van deze campagne werd een lijvig rapport en een samenvattende brochure gepubliceerd die luistert naar de titel 'Knoeien met regels en meten met twee maten'. Sinds de lancering van de campagne is er een storm van kritiek losgebarsten vanuit bepaalde delen van de andersglobaliseringsbeweging. Vooral de Indische ecofeministe Vandana Shiva en Walden Bello van de Thaise NGO Focus on the Global South, waren niet bepaald mals in hun commentaar. In deze bijdrage worden een aantal aspecten van deze gewichtige discussie over wereldhandel en markttoegang uit de doeken gedaan. De volgende vragen staan daarbij centraal. Onder welke omstandigheden kiezen we voor handel en markttoegang en wanneer niet? Wat is de ecologische impact van veralgemeende wereldhandel? Waarin bestaat anno 2002 de meest krachtdadige strategie van de andersglobaliseringsbeweging? Welke alternatieven voor het neoliberale 'vrij'handelsdenken kunnen er naar voor geschoven worden? Ondanks ons diepe respect voor het puike werk dat Oxfam levert, zullen wij in deze polemische tekst de controverse allerminst schuwen. Wij nodigen Oxfam daarbij graag uit tot een openhartig debat.

Basisstellingen

Positief aan het Oxfam-rapport is dat het de hypocrisie ontmaskert van de elites in het Noorden die het Zuiden dwingen hun markten te openen, terwijl ze zelf halsstarrig hun eigen markten afschermen (landbouw, textiel, staal, etc.) en bovendien 'oneerlijk concurreren' door de dumping van sterk gesubsidieerde producten. Via de GATT en later de WTO werden regels uitgedokterd die importliberalisering opleggen aan Zuiderse economieën wanneer dat de in het Noorden gevestigde multinationals uitkomt, terwijl beschermende maatregelen toegelaten zijn wanneer dat diezelfde megabedrijven eveneens past (e.g. TRIPS-akkoorden). Het rapport stelt vervolgens een aantal remedies voor. Er moeten meer en andere regels komen. Oxfam houdt een pleidooi voor de oprichting van een nieuwe internationale organisatie die overproductie tegengaat en diversificatie bevordert. Daarnaast moeten er ook nationale maatregelen komen om in Zuiderse landen de toegang tot gezondheid, onderwijs, land en kapitaal mogelijk te maken, ten einde de 'armen' te laten participeren aan de markt. Oxfam trekt eveneens van leer tegen de voortschrijdende privatisering en liberalisering van de (openbare) dienstensector. Dat laatste is een pleidooi tegen de verdere uitbreiding van het GATS-mandaat (General Agreements on Trade and Services), momenteel trouwens één van de centrale mikpunten van de ATTAC-beweging. Oxfam pleit voor nieuwe regels met betrekking tot buitenlandse investeringen vanwege Westerse ondernemingen. Tot hier niets dan lof voor het rapport. Centraal staat echter de eis voor meer markttoegang voor producten van het Zuiden op de markten in het Noorden. Oxfam gaat er namelijk prat op dat dit een belangrijke bijdrage kan leveren aan de armoedebestrijding in het Zuiden.


'Schizofrene analyse'

Vandana Shiva beschrijft het Oxfam-rapport als een dappere poging om twee paradigma's met elkaar te combineren. Het eerste model geeft voorrang aan een economie die is ingebed in het gehele maatschappelijke gebeuren en waarbij directe democratie, participatie van de belanghebbenden en ecologische duurzaamheid centraal staan, terwijl het tweede handel, markten en commerciële waarden laat prevaleren. Maar, aldus Shiva, een fusie van twee diametraal tegenover elkaar staande paradigma's kan niet anders dan tot een schizofrene analyse leiden. Bij nadere analyse valt het op hoe de auteurs tegelijkertijd warm en koud blazen. Dergelijke onduidelijkheid heeft er mede toe geleid dat menig commentator concludeerde dat vanaf heden Oxfam de vrijhandelsideologie onderschrijft en de stelling verdedigt dat meer vrijhandel het beste wapen is tegen armoede. Zo verwelkomde Mike Moore, directeur-generaal van de WTO, de Oxfam-campagne als "gezond en bruikbaar", terwijl de Washington Post aangaf dat Oxfam het geweer van schouder had veranderd. Terzelfdertijd bestempelde de Herald Tribune het rapport dan weer als "anti-markt, anti-vrijhandel en anti-globalistisch". Het minste wat men er kan op aanmerken is dat Oxfam het achterste van haar tong niet laat zien. In tijden van algehele onduidelijkheid en geïnstitutionaliseerde tweespraak is dat een gemiste kans.

Globofielen en globofoben

Hoewel het leeuwendeel van het rapport zich rechtstreeks beroept op de commentaren van de andersglobaliseringsbeweging (hypocrisie van de Westerse elites, onvrijheid vrije markt, ongeoorloofde machtsaccumulaties, tweevoudige dualisering van de maatschappij, ondemocratisch karakter van imperiale instellingen zoals de WTO), slaagt Oxfam er nauwelijks in om de andersglobalisten de erkenning daarvoor te geven. Integendeel. De auteurs lijken een karikatuur van de beweging te maken door ze voor te stellen als globofoob. In een latere reactie aan het adres van Walden Bello stelde Angus Cleary (hoofdauteur rapport) dat met de term 'globofoob' enkel gedoeld werd op een kleine minderheid binnen de beweging die een pleidooi houdt voor een autarchische economie. Hoe valt dit echter te rijmen met de volgende passage:

De huidige discussie over handel wordt beheerst door haast rituele schermutselingen tussen twee grote kampen: de 'globofielen' en de 'globofoben'. Globofielen stellen dat de handel er op zich al voor zorgt dat armen profiteren van de globalisering. Hun recept luidt 'meer van hetzelfde'. Globofoben hangen precies de tegenovergestelde richting aan. Zij stellen dat handel inherent slecht is voor de armen. Deelnemen aan handel leidt volgens hun redenering onvermijdelijk tot meer armoede en ongelijkheid. Het uitvloeisel van deze zienswijze luidt: 'hoe minder handel, hoe beter'.

Ogenschijnlijk stelt Oxfam zich hier op als de gematigde organisatie te midden van neoliberale marktfundamentalisten en anti-globalistische radicalen. Hiermee wordt oneer gedaan aan de rijke diversiteit binnen de andersglobaliseringsbeweging. Na alle discussies over de termen 'anti'- of 'anders'-globalisme, is het toch duidelijk geworden dat deze postmoderne beweging van bewegingen niet tegen alle vormen van globalisering gekant is. Onder het Zapatistische motto "Voor een wereld die vele werelden bevat", voelen we ons een onderdeel van de hele mensheid en van alle leven op de planeet zonder te vervallen in een geestdodende uniformiteit. Binnen de beweging rijpt terzelfdertijd het besef van de noodzakelijkheid en de wenselijkheid dat er een aantal minimale internationale verdragen worden opgesteld die het leven van mens en natuur overal ter wereld kunnen beschermen. Daarnaast zijn alle andersglobalisten het erover eens dat nieuwe, democratische internationale handelsregels eveneens van onontbeerlijk belang zijn. Het probleem is dat Oxfam het concept globalisering herleidt tot de louter economische versie ervan. Alsof globalisering niet meer inhoudt dan wereldwijde 'vrijhandel' en liberalisering. Wat er ook van zij, Oxfam Internationaal maakt zich niet meteen populair bij de beweging met dergelijke éénzijdige passages over globofobische activisten. We vragen ons trouwens af wat de modale Wereldwinkel-medewerker van dit alles denkt? Is hun mening ooit gevraagd bij de keuze voor de ontwikkeling en implementatie van de huidige handelscampagne? Kan men hier niet gewag maken van een anachronistische top-down benadering waarbij men van bovenaf beslist aan welke campagnes de basis moet meewerken?

Jargon

Het lijkt er sterk op dat Oxfam zich de halfslachtige woordenschat van WTO en co heeft eigen gemaakt. Anno 2002 zou Oxfam beter dan wie ook moeten beseffen dat taal macht is. Erik Paredis stelde het recent nog zeer kernachtig:

Wie zijn taal kan opdringen, wie mensen door zijn ogen naar de werkelijkheid kan laten kijken, bepaalt mee die werkelijkheid en bepaalt mee welke mogelijkheden mensen zien om die werkelijkheid te veranderen.

Zo spreekt men zonder blikken of blozen over ‘ontwikkelde landen', ‘ontwikkelingslanden', ‘minst ontwikkelde landen' (sic) en ‘armoedebestrijding'. Wat het ontwikkelingsdiscours betreft, heeft menig antropoloog reeds gewezen op het westers chauvinisme dat ten grondslag ligt aan dergelijke begrippen. ‘Armoedebestrijding' is dan weer een onvervalst Orwelliaans concept. Tal van auteurs hebben aangetoond hoe het nieuwe mondiale neoliberale vertoog over armoedebestrijding – let op de analogie met de War on Terrorism – geenszins bedoeld is als correctie van de sociale gevolgen van de globalisering maar er integendeel net het sluitstuk van is. Jammer dat zelfs een andersglobalistische organisatie zoals Oxfam in die val is getrapt. Vandaag is er geen nood aan armoedebestrijding maar integendeel aan onversaagde rijkdombestrijding.

Een pleidooi voor exportgerichte groei?

Sinds de lancering van het rapport is er in progressieve kringen veel heisa geweest rond de vraag of Oxfam al dan niet ijvert voor exportgerichte groei, meer markttoegang en importliberalisering als voornaamste ‘armoedebestrijdingsmiddelen'. De volgende bloemlezing uit het rapport illustreert waarom verschillende commentatoren concludeerden van wel:

In potentie is de wereldhandel een krachtige motor voor terugdringing van de armoede en voor de groei van de economie, maar die mogelijkheid wordt verspeeld. Vooraleer die motor kan werken, moeten de arme landen toegang krijgen tot de markten van de rijke landen. Een verbeterde markttoegang kan ertoe leiden dat de arme landen hogere economische groei kunnen bekomen, zodat er nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de armen. (…) Grote delen van de arme wereld worden enclaves van wanhoop, afgesneden van welvaartsgroei die handel met zich meebrengt. (…) Nog los van de financiële voordelen kan exportgroei een efficiëntere motor achter armoedebestrijding zijn dan hulp. (…) Zorgvuldig ontworpen en juist gefaseerde importliberalisering in ontwikkelingslanden kan ook aan de armen ten goede komen, vooral als verlaging van handelsbarrières onderdeel uitmaakt van een samenhangende strategie voor armoedebestrijding.

Na blootgesteld geweest te zijn aan bakken kritiek, heeft Oxfam nochtans duidelijk gesteld dat haar campagne allerminst moet geïnterpreteerd worden als een pleidooi voor exportgerichte groei. In een openhartig antwoord aan Vandana Shiva geeft Phil Twyford (advocacy director Oxfam Internationaal) grif toe:

Exportgroei kan de bestaande ongelijkheden verscherpen, de armen marginaliseren en tot onduurzaam grondstoffengebruik leiden. Geforceerde importliberalisering van het type dat wordt gepromoot door het IMF en de Wereldbank resulteert in gelijkaardige effecten. Het rapport is geen pleidooi voor exportgerichte groei of voor vrijemarkteconomie, maar veeleer voor de integratie van een handelsbeleid in een breder kader van menselijke ontwikkeling.

In het verlengde van deze controverse poneert Oxfam dat haar pleidooi voor een verbeterde markttoegang voor het Zuiden slechts één eis vormt die moet ingebed worden in een breder pakket van allerlei maatregelen. Op verschillende plaatsen in het rapport wordt inderdaad aangetoond dat verbeterde markttoegang slechts één vereiste vormt voor een sterkere koppeling tussen handel en ‘armoedebestrijding'. Nochtans nam Severina Rivera recent nog ontslag als beleidsadviseur Oxfam-VS voor handel, en dit precies om de reden dat Oxfam zich volgens haar te sterk fixeerde op markttoegang. We citeren letterlijk:

Ik kan geen steun verlenen aan de prioriteiten van Oxfam's driejarige handelscampagne voor meer markttoegang en handel voor de arme landen als oplossing voor de armoede. Evenmin kan ik het objectief voor het eerste werkjaar onderschrijven: markttoegang voor textiel van de minst ontwikkelde landen als de oplossing voor de armoede in die landen.

Foutieve premissen

Los van dit welles-nietes-spelletje wensen we op een aantal meer fundamentele tekortkomingen van het Oxfam-rapport te wijzen. Ons inziens vertrekt Oxfam namelijk van foutieve premissen. De auteurs van het rapport hameren er voortdurend op dat meer handel en markttoegang een enorm potentieel bieden aan de verstotenen der aarde. De reden waarom dat vandaag nog niet gebeurt, zo beweert men, wordt veroorzaakt door het feit dat de machtigen der aarde ‘met de regels knoeien en met twee maten meten'. De oplossing is dan simpel. Er moeten eerlijkere regels komen. Maar is het wel zo eenvoudig? De zogenaamde voordelen van de economische globalisering ten aanzien van de armen existeren uitsluitend in het rijk der theorie. Zij berusten op zeer selectief uitgekozen en niet bewezen argumenten. Bovendien laten die optimistische opvattingen de machtsverhoudingen op de wereldmarkt en het onderscheid tussen welvaartsstijging en welvaartsspreiding te veel buiten beschouwing. Er is dus meer aan de hand dan een gebrekkig en oneerlijk functioneren van de markt. Een centrale vraag in deze discussie luidt dan ook: hoe liggen de precieze verhoudingen tussen handel, groei, markttoegang en afname van economische ongelijkheid? En bestaat er wel zoiets als een eerlijk kapitalisme?

Zoals Oxfam zelf ook geregeld toegeeft, leidt exportgroei niet vanzelf tot minder armoede. Een belangrijke vraag daarbij is: in wiens geldbeugel verdwijnt het gros van de inkomsten die door toegenomen exportgroei worden voortgebracht? Kleine boeren en producenten in het Zuiden zijn het minst van al in staat om te profiteren van de toegang tot de wereldmarkt, juist omwille van hun kleine omvang, hun beperkte mogelijkheden om kapitaal te verschaffen, hun gebrek aan ervaring met de werking van de markt en, vooral, hun zwakke onderhandelingspositie. Onderschat Oxfam niet de nefaste effecten van de te verwachten dog eat dog Zuid-Zuid concurrentie bij de liberalisering van de markten in het Noorden voor de producten uit het Zuiden? Naar alle waarschijnlijkheid zal de race to the bottom zich verscherpen. Het voornaamste gevolg daarvan betreft (nog) lagere wereldprijzen zodat de ruiltermen voor het Zuiden nog dieper uitgehold zullen worden. Voor de kleine boeren daar (én hier) is dat een ramp. Wie thans wél profijt zouden halen uit een verbeterde markttoegang in het Noorden, zijn de agro-industriële megabedrijven in de landen van de zogenaamde CAIRNS-groep (voornamelijk Australië, Nieuw-Zeeland en Argentinië), die via kapitaalsintensieve landbouwmonoculturen de markten in het Noorden willen veroveren. Vandaar dat de elites in de CAIRNS-landen de grootste vragende partij zijn voor verbeterde markttoegang in het Noorden.

Daarnaast lijkt Oxfam te insinueren dat de mate waarin een land uit het Zuiden geïntegreerd is in de wereldmarkt tot toegenomen economische groei leidt. In wezen is dit net hetzelfde sprookje dat de economen van de Wereldbank in hun recente rapport Growth is good for the poor vertellen. Nochtans heeft de zelfverklaarde neoklassieke Harvard-econoom Dani Rodrik duidelijk aangetoond dat die relatie helemaal niet te leggen is. Veel landen groeiden meer toen zij een strategie van importsubstitutie volgden, sommige landen met een zeer open economie groeiden niet of nauwelijks, en er zijn ook landen die sterk gegroeid zijn terwijl ze relatief gesloten waren. Rodrik voegt er bovendien aan toe: hoe ligt de causaliteit? Een land dat meer groeit zal in de regel ook meer gaan handelen. De premisse "handel vormt de motor voor de groei" – die mede aan de basisfilosofie van het Oxfam-rapport ligt – is dus hoegenaamd geen evidentie. Bovendien wijzen progressieve en groene economen er al geruime tijd op dat klassieke economische indiatoren zoals het groeicijfer en het BNP fundamentele gebreken vertonen. Vandaar dat nieuwe, meer 'holistische' economische parameters werden ingevoerd. Zo geeft bijvoorbeeld de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW) een veel ruimer – minder eurocentrisch – beeld van het concept 'ontwikkeling' aangezien dit cijfer niet alleen rekening houdt met de totale 'welvaart' maar ook met de verdeling ervan evenals met het welzijn van de gemeenschap en de haar omringende ecosystemen.

Ecologische bezwaren

De Oxfam-campagne lijdt ons inziens eveneens aan een gebrekkige ecologische analyse van de problematiek van de schier grenzeloze wereldhandel. Het rapport stelt dat als "ontwikkelingslanden hun aandeel in de wereldexport met slechts vijf procent konden vergroten, dit 350 miljard dollar zou opleveren: zeven maal zo veel als ze aan hulp ontvangen." Vandana Shiva was verbolgen en reageerde heftig in de haar gekende polemeriserende stijl:

Het rapport gaat voorbij aan het feit dat, op het vlak van de landbouw, meer consumptie in de rijke landen gebaseerd is op minder consumptie van basisgoederen en dus op meer armoede in arme landen. Omdat landbouw gestoeld is op grond, water en biodiversiteit, en de aanwezigheid van grond en water beperkt is, onttrekt een exportgerichte landbouwpolitiek grond en water aan de productie van basisgoederen voor lokale consumptie. Exportdominantie verschuift het gebruik van natuurlijke hulpbronnen naar de productie in arme landen, tegen lage lonen, van luxegoederen bestemd voor rijke consumenten in rijke landen. Het verplaatst de controle over hulpbronnen van kleine boeren en vissers naar bedrijven uit de agro-industrie, vernietigt de natuurlijke hulpbronnen door een niet-duurzaam gebruik. (…) Het creëert armoede in plaats van deze uit te roeien. Verbeterde markttoegang impliceert verhoogde consumptie in de rijke landen waar niet-duurzame consumptie nu reeds meer vraagt van beperkte hulpbronnen dan de aarde kan verdragen. (…) In de preferentiële sectoren van vlees, bloemen en garnalen, is er een sociaal-ecologische schaduwkost van 10 dollar voor elke dollar verkregen via de export van die goederen.

Los van het wellicht té zwart-wit gehalte van Shiva's commentaar, slaat ze in wezen de nagel op de kop. Oxfam maakt zich in dit geval schuldig aan een economisch-reductionistische analyse van een buitengewoon complex gebeuren. Laten we even een blik werpen op de recente rapporten van het WWF en het UNEP over de excessieve ecologische voetafdruk van het Noorden. De gemiddelde westerse levenswijze vereist de toeëigening van de natuurlijke omgeving op andere plaatsen in de wereld om haar onduurzame consumptiepatroon in stand te houden. De overexploitatie van het milieu ten voordele van het Noorden verklaart mede de ongelijke verdeling van rijkdom tussen Noord en Zuid. Naast de reeds vermelde ongelijke economische ruil (terms of trade) kan men thans eveneens gewag maken van ongelijke ecologische ruil. Het WWF berekende dat de ecologische voetafdruk van een gemiddelde westerling (~ 6 hectare/inwoner) – waar ook de miljoenen daklozen zijn bijgeteld – momenteel ongeveer zes maal zo groot is als die van een doorsnee inwoner uit het Zuiden (~ 1 hectare/inwoner), en meer dan het drievoudige van de biologische capaciteit van de aarde (1.9 hectare/inwoner). Dit alles impliceert dat de mondiale menselijke consumptie van grondstoffen in 1999 reeds 20% groter was dan het (duurzame) draagvlak van onze planeet, alle ecoretoriek over duurzaamheid ten spijt. De energetische voetafdruk is bovendien de snelst groeiende component van de mondiale ecologische voetafdruk, en vertoont een gemiddelde groei van 2.6% per jaar. Dat is niet verwonderlijk voor een systeem waarin niet alleen steeds meer grondstoffen, halffabrikaten en afgewerkte producten de planeet worden rondgestuurd, maar waarvoor alsmaar meer infrastructuur (wegen, havens, pijplijnen, dammen, luchthavens) moet worden gebouwd. Het is dan ook evident dat toegenomen wereldhandel het ecologisch deficit nog zal doen vermeerderen. Dat laatste leidt dan weer tot klimaatdestabilisatie, waarvan de meest dramatische gevolgen zich vooral in de kwetsbare gebieden van het Zuiden voordoen. De ecologische schuld van het Noorden aan het Zuiden neemt alzo nog verder toe. In wetenschappelijke kringen is men er zich van bewust dat het Noorden haar milieubeslag met een factor 10 tot 20 moet reduceren, ten einde het Zuiden in staat te stellen een aanvaardbaar welvaartspeil te bereiken, zonder dat het mondiale ecologische draagvlak wordt overschreden. De Scylla-Charybdis impasse – de onmogelijkheid om in huidige bestel tegelijkertijd de milieucrisis én de onrechtvaardigheid de wereld uit te helpen – hangt als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de mensheid en dwingt haar een nieuw ontwikkelingsparadigma uit te dokteren.

Neokeynesianisme

Nochtans formuleert Oxfam geen globale systeemkritiek van het wereldwijde reëel bestaande kapitalisme en het daarmee verbonden westerse ontwikkelingsparadigma. De fundamentele machtsstructuren, de motieven en het éénparig versnelde groeidenken van het kapitalisme worden te weinig in vraag gesteld. Het lijkt te sterk op een herkauwen van (voorbijgestreefde) keynesiaanse standpunten en recepten. Men tracht het syteem bij te schaven en eerlijker te maken door te zorgen voor een politieke globalisering die de economische globalisering – die als zodanig onafwendbaar zou zijn – gedeeltelijk in toom moet houden. Noem het 'andersglobalisering van bovenaf': het blijft fundamenteel een paternalistische strategie die vertrekt van westerse visies op 'ontwikkeling', 'welvaart' en het 'goede leven'. Dit zogenaamde neokeynesianisme vinden we ook terug bij andersglobalistische iconen zoals Noreena Hertz die ijveren voor een mondiale welvaartsstaat. Ondertussen is het evenwel duidelijk geworden dat een verzorgingsstaat die zich spiegelt aan het naoorlogse model en dat wenst uit te breiden op planetair vlak een doodgeboren kind lijkt te zijn. En dat niet alleen op ecologisch maar eveneens op sociaal-economisch vlak. Wat dat laatste betreft, botst men op de interne tegenstellingen van het kapitalisme, een systeem dat op de keper beschouwd moet groeien om te kunnen blijven bestaan, dat armoede nodig heeft om rijkdom te produceren, dat voortdurend de productiviteit moet verhogen, nieuwe producten en nieuwe behoeften moet genereren ten einde de kapitaalsaccumulatie geen stokken in de wielen te steken. Hoe zouden in een neokeynesiaanse wereldorde de winstvoeten kunnen worden gegarandeerd wanneer er geen 'Derde Wereld' (en in de nabije toekomst geen natuur) meer is die men kan uitbuiten? Een in wezen kapitalistisch systeem met alleen winnaars?

Strategische vergissing

Een andere, minstens even relevante kritiek op Oxfam's handelscampagne werd geleverd door de Filippijn Walden Bello, voorzitter van de Thaise NGO Focus on the Global South. Die organisatie is één van de belangrijkste denk- en actietanken van de andersglobaliseringsbeweging in het Zuiden. Bello's kritiek spitst zich hoofdzakelijk toe op het strategische terrein. Daartoe neemt hij de woorden van de Amerikaanse generaal Omar Bradley in de mond die de Koreaanse oorlog indertijd omschreef als "de verkeerde oorlog, op de verkeerde plaats op het verkeerde moment". Oxfam concentreert zich op een eis die perfect past binnen de vrijhandelsideologie omdat het gelooft in een strategie die erin bestaat om op korte termijn concrete doelstellingen te verwezenlijken. Bello wijst op de fundamentele tegenstelling tussen een zeer gematigde haalbaarheidsstrategie en de strijd van een wereldwijde beweging die vrijhandel als zodanig betwist en niet slechts de onvolmaakte wijze waarop de vrijemarkteconomie in de realiteit tot stand komt. Door de vrijhandelsideologie niet expliciet in vraag te stellen, promoot Oxfam (bewust of onbewust) de idee dat dat systeem – weliswaar sociaal gecorrigeerd – de oplossing vormt voor de ongelijkheid in de wereld. Is een dergelijke campagne – hoe goed en hoe anti-neoliberaal ook bedoeld – dan geen koren op de molen van het neoliberale kamp?

Bovendien geldt binnen de WTO het principe "voor wat, hoort wat". Bello wijst er terecht op dat een eventuele verbeterde markttoegang voor het Zuiden in het Noorden enkel en alleen doorgevoerd zal worden in ruil voor nieuwe, onaanvaardbare toegevingen van het Zuiden: i.e. de liberalisering van de dienstensector (waaronder water, gezondheidszorg en onderwijs) en de doorvoering van de fameuze Singapore-issues zoals transparantie in overheidsaanbestedingen, concurrentie, handelsfacilitering en investeringen. Het uiteindelijke netto-resultaat wordt bepaald door de machtsverhoudingen aan de onderhandelingstafel van de WTO, en iedereen weet hoe droevig het daarmee gesteld is. De meerderheid van de mensen in het Zuiden zal het onderspit delven indien het mandaat van de WTO nog verder uitgebreid wordt. Voor Bello bestaat dé fundamentele taak van de andersglobaliseringsbeweging er thans in om ervoor te zorgen dat de WTO tijdens de vijfde Minsteriële Conferentie in Cancun (Mexico) in september 2003 (net zoals in Seattle 1999) verhinderd wordt een nieuwe uitgebreide onderhandelingsronde te lanceren. Dat vormt het sleutelgevecht. De andersglobalisten moeten ervoor zorgen dat er geen consensus tot stand kan komen door de volkeren van het Zuiden – én de gewone man en vrouw op de straat in het Noorden – duidelijk te maken dat ze te veel te verliezen hebben bij een nieuwe liberaliseringsronde. Daarom moeten zij een historisch blok vormen tegen de neoliberale stoottroepen van de WTO. En daar wringt precies het Oxfam-schoentje. Soms kan een overwinning in één veldslag de troepen zodanig verzwakken dat men de oorlog in zijn totaliteit dreigt te verliezen. De Oxfam-strijd voor meer markttoegang is, ons inziens, zo'n type veldslag. Bello stelt het als volgt:

Oxfam zou zich moeten realiseren dat er een groot verschil bestaat tussen een vertoog over de hypocrisie van de grote handelsblokken en het daadwerkelijk lanceren van een campagne voor een verbeterde markttoegang. (…) Campagnes moeten zich toespitsen op de strategische prioriteiten van een wereldwijde beweging die slechts over beperkte krachten beschikt, veeleer dan de beweging naar een zijstraatje af te leiden waar de resultaten zelfs contraproductief kunnen zijn.


Economische deglobalisering

Los van de strategische discussies over de kortetermijngevechten, dient de beweging alternatieve visies naar voor te schuiven op langere termijn. Een verfrissend geluid komt vanuit het Zuiden, waar figuren zoals Bello en Shiva een pleidooi houden voor ‘deglobalisering'. Dit alternatief is gegroeid vanuit een specifieke 'Derde Wereld' context. In schril contrast met de karikatuur die er in het Westen vaak van wordt gemaakt, betekent deglobalisering niet de totale ontkoppeling van de wereldeconomie, in tegenstelling tot concepten zoals delinking . Deglobalisering is evenmin een vorm van globofobe antiglobalisering (in de letterlijke betekenis) maar integendeel een sociaal-ecologisch verantwoorde versie van 'andersglobalisering van onderop': de economie moet opnieuw worden ingebed in de samenleving zodat waarden als billijkheid, voedselveiligheid en solidariteit voorrang krijgen op het winstprincipe. De kapitalistische marktsector moet verregaand bestreden en teruggedrongen worden. Deglobalisering betreft een visie die pleit voor een heroriëntatie van de Zuiderse economieën van exportgerichte productie naar productie voor de lokale markten. In plaats van te ijveren voor meer 'markttoegang', kunnen we beter pleiten voor een algemene 'toegang tot markten', zoals Sophia Murphy stelt. Dat betekent dat er opnieuw aandacht moet komen voor het behoud van een veelvoud van mogelijke bestemmingen voor de productie, waarbij lokale en regionale markten de ideale plaatsen zijn waar vraag en aanbod elkaar kunnen ontmoeten. Bij dit alles moet er een bijzondere aandacht uitgaan naar het ecologische evenwicht en een radicale herverdeling van het land. Een stelsel van economische subsidiariteit wordt vooropgesteld: regio's of gemeenschappen produceren de goederen die ze nodig hebben bij voorkeur op hun eigen interne markt (vooral het geval voor voedingsmiddelen) op voorwaarde dat ze die kunnen voortbrengen zonder al te grote problemen en kosten. In het andere geval is import op zijn plaats. De wereldeconomie moet zich ontwikkelen in een pluraliteit van ruimten – internationaal, nationaal en regionaal – die slechts ten dele met elkaar verbonden zijn. Gelijkaardige pistes werden eveneens voorgesteld door een aantal Europese theoretici zoals Wolfgang Sachs ('kosmopolitisch localisme') en Colin Hines ("protect the local, globally"). Men kan daarbij niet blind blijven voor de politieke en de internationale context. Integendeel. Het komt er op aan te ijveren voor de versterking van de invloed van de civiele gemeenschap en van de democratie op alle niveaus. De bemachtiging van lokale gemeenschappen veronderstelt vandaag een zeker niveau van mondiale regulering. Democratische regels voor het globale niveau enerzijds en het continentale, nationale of lokale niveau anderzijds kunnen synergetisch en complementair functioneren. Omdat de huidige mondiale regelgeving van WTO en co macht verstrekt aan de kapitaalkrachtige elites en tegelijkertijd macht ontneemt van de meerderheid van de wereldburgers, is het noodzakelijk om democratische systemen van wereldwijde regulering naar voor te schuiven die het tegengestelde effect hebben. Die onontbeerlijke supranationale regulering vereist nochtans geen gecentraliseerd stelsel. Bello stelt het als volgt:

Vandaag is er geen nood aan nog een extra gecentraliseerde mondiale instelling, hetzij hervormd, hetzij niet-hervormd. Wat we wel nodig hebben, is de deconcentratie en decentralisatie van institutionele macht en de constructie van een pluralistisch systeem van instellingen en organisaties die met elkaar interageren volgens ruim gedefinieerde en flexibele overeenkomsten.

Het is evident dat dit alles ons geenszins in de schoot geworpen zal worden, maar integendeel slechts kan afgedwongen worden door langdurige strijd en massamobilisatie van onderop. There is no alternative. Wij nodigen Oxfam graag uit om daaraan mee te werken.

(voor de voetnoten verwijzen we naar Oikos of naar onze website waar u het artikel ook afhalen)

Peter Tom Jones is Burgerlijk Ingenieur in de Milieukunde en Doctor in de Materiaalkunde. Als activist van ATTAC-Leuven heeft hij samen met David Dessers en Jan Dumolyn net het boek Ya Basta!, Globalisering van onderop (Academia Press, Gent) gepubliceerd (zie ook http://www.yabasta.be).

schizofrene ?
by manic laughter Tuesday October 29, 2002 at 07:16 PM


Ik ben naar http://www.yabasta.be gaan kijken.
Antiglobalisten die FrontPage gebruiken?
"There is no alternative" to Micro$$$oft apparently.

lol!!

konsekwent zijn is duidelijk niet gemakkelijk...

Is dit het andere communisme ???
by een PVDAer Tuesday October 29, 2002 at 07:17 PM

Is dit het nieuwe communisme ???
"Vandaag is er geen nood aan nog een extra gecentraliseerde mondiale instelling, hetzij hervormd, hetzij niet-hervormd. Wat we wel nodig hebben, is de deconcentratie en decentralisatie van institutionele macht en de constructie van een pluralistisch systeem van instellingen en organisaties die met elkaar interageren volgens ruim gedefinieerde en flexibele overeenkomsten."

Rommel
by KaM Tuesday October 29, 2002 at 07:41 PM

Reageer op het artikel en als je niets anders te vertellen hebt dan ,ze gebruiken Frontpage, wees dan zo vriendelijk om geen ruimte te verspillen met van die lullige opmerkingen. Ik zou vragen aan de webmasters om die zever samen met mijn zever te verwijderen zodat de mensen die dat willen deftig kunnen discussiëren.

Groeten

aan PVDAer
by niet-PVDAer Tuesday October 29, 2002 at 09:55 PM


Ja, dit is nu eenmaal de spirit sinds Seattle waar jullie zo jaloers op zijn maar waar jullie en effet geen vat op kunnen krijgen omdat PVDA volgens mij in een autoritaire denktrant zit.
Dus dan maakt de Rode Jeugd maar een rode draak waarmee ze wat rondhoepelt, niet?


groeten,
niet-PVDAer

Resultaten boeken. Hoe?
by Niet PVDA'er Tuesday October 29, 2002 at 10:26 PM

....eenmaal de spirit sinds Seattle waar jullie ....

De resultaten zijn er ook naar natuurlijk. O.0
Leuk trouwens dat u het woordje SPIRIT gebruikt.

?????
by Kevin Wednesday October 30, 2002 at 09:20 AM

Iedereen kan zeggen dat hij van de PVDA is hier, laten we van dat idee starten!

Maar wat me wel stoort is dat er dan altijd dezelfde onder eigen of anonieme naam zich er tussenboren om de PVDA zwart te maken!
Als je hier echt komt voor te discussieren dan weet je dat iedereen hier een comment kan achterlaten!
Dus spring niet altijd op het McCharty-spoor wat jullie o zo goed kunnen de laatste tijd!
KAM en niet-PVDa'er verspil geen comment op dit onderwerp, neem het bovenstaande onderwerp als discussiepunt, want dat is veel intressanter dan een anti-PVDA campagne.