arch/ive/ief (2000 - 2005)

pleidooi advokaten van de gedagvaarden voor het vredegerecht zaak lappersfort
by posted by joeri Thursday September 05, 2002 at 07:18 PM
joeri@indymedia.be

Ziehier het pleidooi van de advokaten van een deel van de gedagvaarden ivm de bezetting van het Lappersfort (namen werden weggehaald, wegens respect voor de privacy van de gedagvaarden)

VERWEERDERS

voor wie optreden als raadsman Mr. Frans Smeets (kantoor houdend te 2018 Antwerpen, Belgiëlei 15 B bus 10) en Mr. Johan Verstraeten (kantoor houdend te 3000 Leuven, Vaartstraat 70)

TEGEN : De N.V. Fabricom Groep

EISER

voor wie optreden als raadsman Mr. Filip Van Caenegem en Mr. Bert Dehullu

VREDEGERECHT VAN HET KANTON BRUGGE
A.R.
Zitting van 5 september 2002 om 10 uur

Onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkentenis in hoofde van verweerders.

Gezien de inleidende dagvaarding die op 16 augustus 2002 werd betekend.

Gezien het bundel van eiser met diens overtuigingsstukken, ontvangen door de raadslieden van verweerders op 4 september 2002.

A. Betreffende de gedaagden …

Mijnheer … schreef zelf op 20 augustus 2002 een aangetekende brief aan de raadslieden van eiser waaraan hij meedeelde dat hij sedert enige tijd niet meer bij de bezetters van het Lappersfortbos behoort.

Namens Mevrouw …, mijnheer …., mevrouw … en mijnheer … schreef hun raadsman (Mr. Johan Verstraeten), in een officiële brief aan de raadslieden van eiser, dat zij niet langer aanwezig zijn op het terrein in kwestie, en dit sedert 24 juli 2002.

Deze personen maken derhalve geen deel meer uit van de groep van actievoerders die op het terrein verblijft en zij vragen dan ook om buiten de zaak te worden gesteld.

B. Betreffende de gedaagden ….

DE FEITEN
1.
Het domein Lappersfort is een ecologisch zeer waardevol gebied, zonder de minste twijfel.

In de bijgevoegde stukken wordt dit uitgebreid en gedetailleerd beschreven.

Het doel van de aktievoerders is het behoud van dit gebied als natuurgebied.

Dit werd van meetafaan bekend gemaakt aan iedereen, ook aan eiser.

2.
Eiser, die stelt de terreinen gekocht te hebben "in de jaren ‘80", laat na het bewijs bij te brengen dat alle percelen wel degelijk door hem gekocht zijn en dus zijn eigendom zijn.

Weliswaar brengt eiser een uittreksel uit de kadastrale legger ("toestand op 1.1.2000") bij, dat echter niet alleen de toestand beschrijft zoals die bestond op 1 januari 2000 maar dat bovendien in het vakje "identificatie en eventuele rechten van de eigenaar(s)" de volgende vermelding bevat : "DE LIJN 8/3/2001".

3.
Gesteld dat de terreinen door eiser inderdaad werden aangekocht in de jaren '80, dan liggen deze terreinen er al jaren onbeheerd bij. Nooit heeft eiser enige aktie ondernomen.

4.
In De Morgen van 20/8/2001 verklaart eiser bij monde van de heer Pierre Gallet, zijn verantwoordelijke voor communicatie: "Feit is wel dat we al jaren naar een oplossing zoeken voor het gebied. En wie weet, komt die er nu wel door deze actie." (stuk 8)

Tussen de aktievoerders en eiseres werd ook getracht een "gentleman's agreement" uit te werken en er werd een uitgebreid voorstel overgemaakt aan eiseres. ‘(stuk 9)

De aktievoerders wensen niet dat het ecologisch waardevol gebied omgebouwd wordt naar industrie- of ambachtelijke zone.

5.
De Vlaamse Minister van Mobiliteit had een onteigeningsbesluit genomen om een deel van het gebied aan te kopen voor De Lijn om er een busstelplaats te maken.

Dit Besluit werd door de Minister ingetrokken (zie stukken 6). Dit is een eerste belangrijk resultaat.

6.
Bovendien heeft de Burgemeester bekendgemaakt dat zij de Vlaamse regering zullen vragen of zij bereid is het bos aan te kopen of een nieuw gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken.

Tevens is er sprake van een referendum waarbij aan de inwoners het laatste woord zou gegeven worden m.b.t. het Lappersfortbos.

7.
Belangrijk is ten slotte dat dit bos deel uit maakt van de groene gordel rond Brugge.

Er werd een Groene Gordel Front opgericht dat de actie steunt en dat inmiddels 69 samenwerkende verenigingen telt.

Betreffende de toepassing van art. 735 Ger.W. (korte debatten)

8.
Eiser stelt in zijn dagvaarding enkel en alleen het volgende:
"Aangezien de vordering niet voor redelijke betwisting vatbaar is, vordert mijn verzoekster toepassing van de procedure der korte debatten (art. 735 Ger.W.) en verzet ze zich tegen elke schriftelijke verschijning terzake (art. 729 Ger.W.)."

Het verzoek tot toepassing van art. 735 Ger.W. wordt echter niet herhaald in het beschikkend gedeelte van de dagvaarding.

Bovendien is het verzoek niet gemotiveerd.

Nochtans stelt de gekende rechtspraak hierover unaniem dat "de vraag tot toepassing van de korte debatten procedure gemotiveerd moet zijn en niet louter een stijlformule kan zijn" (Rb. Gent, 22 maart 1996, T.G.R. 1996, 139).

Het verzoek om korte debatten dient in het bijzonder en nauwkeurig gemotiveerd te zijn (Luik 13 mei 1993, J.T. 1994, 127).

D zaak moet dan ook naar de rol worden verzonden om partijen toe te laten te concluderen en hun stukken te wisselen.

Betreffende de BEVOEGDHEID van de Vrederechter

9.
"Het vredegerecht is een uitzonderingsgerecht, met het gevolg dat :
- de regels die de bevoegdheid van de vrederechter bepalen strikt dienen te worden geïnterpreteerd ;
(...)
- de volstrekte en bijzondere bevoegdheid van de vrederechter de openbare orde raken en hij derhalve ambtshalve zijn bevoegdheid dient te onderzoeken en hij, bij afwijzing, de pleiters dient te verwijzen naar de arrondissementsrechtbank bij toepassing van art. 640 Ger. W."

(M. VERRYCKEN, De materiële bevoegdheid van de vrederechter, in : Taak en bevoegdheid van de Vrederechter, M. Verrycken, Ced. Samson, 1979, nr. 7, p. 17)

10.
Wellicht is eiser ervan uitgegaan dat de Vrederechter bevoegd is in toepassing van art. 591, 1, 1° Ger. W., dat luidt als volgt :
"Ongeacht het bedrag van de vordering, neemt de vrederechter kennis:
1° van geschillen betreffende de verhuring van onroerende goederen en van de samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak; van vorderingen tot betaling van vergoedingen voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, onverschillig of die vorderingen al dan niet volgen uit een overeenkomst; van alle geschillen betreffende de uitoefening van het recht van voorkoop ten gunste van de huurders van landeigendommen;"

(onze vetjes en onderlijning)

11.
Meer bepaald gaat eiser er blijkbaar van uit dat zijn vordering te categoriseren valt als een vordering betreffende een geschil over "bewoning zonder recht". In de dagvaarding is er meermaals sprake van "bezetting" van terreinen "zonder recht noch titel", het met het BPA strijdige "bewonen" van boomhutten, en het plegen van een inbreuk op het eigendomsrecht en op de vrijheid van handel en industrie van eiser.

In het beschikkende gedeelte van de dagvaarding vordert eiser te zeggen voor recht (1) dat het gaat om een bezetting van terreinen, zonder recht noch titel en (2) dat gedaagden de terreinen moeten verlaten, met verbod om andere percelen van eiser "te bezetten zonder recht noch titel". Tevens wordt de veroordeling tot het betalen van een "bezettingsvergoeding" gevraagd.

12.
In casu echter gaat het om een bijzonder atypisch geval dat niét te categoriseren valt onder de "bewoning zonder recht" waarvoor art. 591, 1, 1° Ger.W. de Vrederechter bevoegd maakt.

Het gaat hier immers niét om "bewoners" van een woning of van een pand die tegen de wil in van de eigenaar diens goed bewonen en hem zodoende een vergoeding verschuldigd zijn voor de door hem gederfde huurinkomsten.

Het gaat hier evenmin - bij analogie (hoewel er in de doctrine veel kritiek is gerezen tegen deze rechtspraak) - om bezetters van een bedrijf die om hun sociale eisen kracht bij te zetten tegen de wil in van de bedrijfseigenaar hem verhinderen zijn vrijheid van nijverheid uit te oefenen en hem zodoende een vergoeding verschuldigd zijn voor de door hem gederfde bedrijfsinkomsten.

Het gaat hier daarentegen om een groep van jonge aktievoerders die om een zeer specifiek sociaal-ecologisch probleem in de aandacht van de media en van de politieke besluitvormers te houden - nl. de nood aan een definitieve bescherming van het ecologisch en sociaal bijzonder waardevolle Lappersfortbos - door hun lijfelijke aanwezigheid in het bos op een permanente wijze gebruik maken van hun demonstratievrijheid. Deze uitoefening van hun demonstratievrijheid heeft niet tot gevolg dat de boseigenaar - die al 20 (?) jaar het bos onverpacht in eigendom - bepaalde inkomsten (uit bewoning, verpachting, gebruik, verhuur, ...) zou derven.

De aktievoerders "bewonen" het bos niet, zij "betrekken" het bos niet, zij verblijven er enkel om door middel van hun fysieke aanwezigheid hun demonstratievrijheid uit te oefenen.

De Vrederechter is dan ook niet bevoegd.

Betreffende de HOEDANIGHEID en het BELANG in hoofde van eiser

13.
Zoals reeds aangegeven onder nr. 2 laat eiser, die stelt de terreinen gekocht te hebben "in de jaren ‘80", na om het bewijs bij te brengen dat alle percelen wel degelijk door hem gekocht zijn en dus zijn eigendom zijn.

Weliswaar brengt eiser een uittreksel uit de kadastrale legger bij, dat echter niet alleen de toestand beschrijft zoals die bestond op 1 januari 2000 maar dat bovendien in het vakje "identificatie en eventuele rechten van de eigenaar(s)" de volgende vermelding bevat : "DE LIJN 8/3/2001".

Aangezien derhalve niet afdoende bewezen is dat eiser wel degelijk (en nog steeds de enige) eigenaar is van de in de dagvaarding opgesomde percelen, en dat het hier gaat om een vordering ingesteld in toepassing van 591, 1, 1° Ger.W. (gesteld dat U oordeelt dat uw rechtsmacht inderdaad op grond van dat artikel bevoegd is - hetgeen zoals hoger vermeld onder nr. 12 wordt betwist) dan ontbeert eiser de vereiste hoedanigheid en het vereiste belang en is zijn vordering niet ontvankelijk.

In ondergeschikte orde : betreffende de toepasselijkheid van art. 1344bis e.v. Ger.W.

14.
Indien niettemin zou geoordeeld worden dat de Vrederechter materieel bevoegd is op grond van art. 591, 1, 1° Ger.W. (concluanten betwisten deze bevoegdheid : zie hoger onder nr. 12) dan dient men vast te stellen dat de rechtspleging inzake uithuiszetting niet werd gerespecteerd, en dat er ondermeer geen afschrift van de dagvaarding werd gezonden aan de bevoegde OCMW's (art. 1344ter § 1 Ger.W.)

De vordering is dan ook niet ontvankelijk.

TEN GRONDE

15.
Eisende partij beroept zich op het eigendomsrecht, doch dit is niet onbeperkt. De huidige sociale actie ter behoud van het bos kan vergeleken worden met andere acties van het kraken van leegstaande woningen. Met dien verstande dat het hier geen "kraak"-actie betreft (het recht op wonen is immers op geen enkele wijze in het geding) maar een permanente demonstratie die plaatsvindt in een bos.

In dat opzicht lijkt het relevant de omtrent kraken bestaande literatuur en rechtspraak aan te brengen als volgt:
(zie G. SMAERS, De strafbaarheid van het kraken van woningen naar Belgisch recht, R.W., 1986-87, 2193-2218)

"Sommige rechters houden bij de beoordeling van een ontruimingsvordering ook rekening met de belangen van de woningzoekende krakers, m.n. met hun behoefte aan woonruimte en hun recht op een behoorlijke huisvesting. Deze belangen moeten dan worden afgewogen tegen de belangen van de eigenaar en de manier waarop hij zijn eigendomsrecht aanwendt. Hoewel het kraken van een woning op zichzelf een aantasting van het eigendomsrecht van de eigenaar inhoudt, impliceert dit niet zonder meer een onrechtmatig handelen jegens de eigenaar in situaties waarin deze zijn eigenomsrecht op sociaal onverantwoorde wijze gebruikt." (eigen onderlijning)

Zie tevens Ibid.:
"De eigenaar die zijn bevoegdheden niet gebruikt in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn toegekend, maakt misbruik van zijn eigendomsrecht en verliest hierdoor de bescherming van het recht." (…) "Dit betekent dat het eigendomsrecht niet enkel rechten verschaft maar ook verplichtingen oplegt. Wie woonruimte ongebruikt laat, verzaakt een eigenaarsplicht."

Ook in rechtspraak terzake wordt dezelfde denkpiste gevolgd.

Artikel SMAERS, p.50:
"De raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Leuven oordeelde immers -- bij mijn weten de enige gepubliceerde rechterlijke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een krakerszaak -- dat de huiszoeking uitgevoerd in een gekraakt pand zonder huiszoekingsbevel en zonder de toestemming van de bewoner, als onwettig moet worden beschouwd. In casu ging het om een huis dat reeds enkele maanden leegstond (…) waarin een "verdacht" persoon onderdak had gezocht. Het openbaar ministerie argumenteerde dat het binnentreden geschiedde in een onbewoond huis en dat bijgevolg geen huiszoekingsbevel vereist was. De rechter leidde echter uit de feitelijke omstandigheden af dat het huis wel bewoond was. Hij wees o.m. op de aanwezigheid van wat mannenkledij, proviand, een muziekcassette, een veldbed met deken en een gasstel; bovendien kleefde er op de (niet slotvaste) achterdeur een briefje met een boodschap voor een vriend. Bijgevolg oordeelde de rechter dat de huiszoeking onwettig was en dat bij de beoordeling ten gronde geen rekening kon worden gehouden met de aldus verkregen bewijsmiddelen."

Zie : Rb. Leuven, 3.6.1977, R.W., 1977-78, 1770

-Arr.rb.Amsterdam, 6 mei 1999, ongepubliceerd : (stuk 8)

Het betreft een burgerlijke procedure tot ontruiming die werd afgewezen.

"Voorshands wordt geoordeeld, gelet op het hiervoor (onder 5) overwogene dat de woning langdurig leeg heeft gestaan en op het moment van de kraak ook niet in gebruik was. (…)
Te verwachten valt dus dat ontruiming slechts tot verdere leegstand zal leiden. De vordering tot ontruiming is derhalve thans niet voor toewijzing vatbaar."

Arr. Rb. Amsterdam, 18 april 1996, ongepubliceerd: (stuk 9)


In deze procedure werd op grond van strafbepalingen door de staat de ontruiming gevorderd. De rechtbank weigert dit aan de Nederlandse Staat:

"5. In dit licht bezien kan het standpunt van de Staat niet worden gevolgd. Tijdens de plaatsopneming is gebleken dat er geen sprake is van sloop- en/of bouwwerkzaamheden van enige importantie. Met name is niet aannemelijk gemaakt dat er substantiële werkzaamheden aan de lift respectievelijk de liftschacht hebben plaatsgevonden; zo zijn zowel de lift zelf als de motor nog niet verwijderd. Weliswaar is op enkele verdiepingen van het pand gebleken van sloop van plafonds en/of tussenmuren, maar niet zodanig dat geconcludeerd kan worden dat er sprake is van gebruik in de door de Staat getoogde zin. De Staat heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom de sloopwerkzaamheden niet tot een afronding zijn gekomen.
Aan het voorgaande kunnen de door de Staat overgelegde rekeningen van het sloopbedrijf niet afdoen.

Zo de Staat meent dat van relevant gebruik in de zin van genoemde strafbepalingen sprake is bij het "opnieuw maten opnemen, tekeningen maken, calculeren en offerte uitbrengen", moet geoordeeld worden dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt - laat staan met schriftelijke stukken is gestaafd - dat voorbereidingswerkzaamheden die aanspraak op een dergelijke kwalificatie kunnen maken, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. (…)

BESLISSING:
Verbiedt de Staat om strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder aanhouding, jegens eisers toe te passen, voorzover deze voortvloeien uit de verdenking van eisers van overtreding van artikel 138 Sr, dan wel artikel 429 sexies Sr en verbiedt de Staat om het pand P.C. Hooftstraat 163 te Amsterdam feitelijk te ontruimen (…). "

In casu blijkt dat eisende partij zich nooit bekommerd heeft omtrent haar eigendom. Ze zal dit in de toekomst ook niet doen. Het is een perceel dat betere bescherming verdient, conform het uiteengezette onder de "Feiten". Met verwijzing naar de bovenstaande rechtspraak en rechtsleer moet vastgesteld worden dat het eigendomsrecht niet absoluut is. Hier dient op een sociaal verantwoorde wijze mee omgegaan te worden.

Er kan niet redelijk worden betwist dat de eisen van verwerende partij op politiek vlak getuigen van idealisme en bescherming van waarden die in deze maatschappij in de verdrukking komen.

Deze waarden dienen te worden afgewogen ten aanzien van het niet onbeperkte eigendomsrecht. Gezien er toch geen concrete plannen zijn van eisende partij om met het perceel iets te ondernemen, is het aangewezen dat gelet op de huidige politieke discussie omtrent het referendum en wijziging van het BPA/Gewestplan de sociale actie verder kan gezet worden tot definitieve beslissing.
(zie verklaring eiseres in De Morgen)

Op dit moment doet eiseres niets met het perceel, men kan dan ook moeilijk stellen zoals in de dagvaarding gebeurt dat "de vrijheid van handel en industrie" geschonden wordt.

Verwerende partijen engageren er zich toe om alles vrijwillig te ontruimen zodra er een dergelijke positieve beslissing is.

Zij hebben ook geenszins de intentie om schade toe te brengen aan het perceel, integendeel! Zij zorgen juist zeer goed voor het perceel, ze hebben veel aandacht voor natuurbehoud.

16.
In ondergeschikte orde dient aan de aktievoerders minstens een ruime termijn gegeven te worden om hun sociale actie te kunnen verderzetten of af te ronden.

Een termijn van 72 uur is in dat opzicht nogal onrealistisch, temeer daar de protestdemonstratie gedurende meer dan een jaar uitdrukkelijk werd toegelaten, of althans minstens gedoogd.

Betreffende de gevorderde bezettingsvergoeding

17.
Aangezien eisende partij in het inleidend exploot vordert dat gedaagden "solidair, in solidum", zouden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2200 per dag als bezettingsvergoeding vanaf 7 augustus 2002 tot aan de dag der vrijwillige of gedwongen ontruiming van de terreinen.

De rechtspraak zegt hierover :
"De rechtbank bepaalt de bezettingsvergoeding in billijkheid."

(Rb. Gent, 10 maart 2002, T.O.G.O.R 2001 113)

De bezettingsvergoeding is een vergoeding wegens bezetting zonder recht noch titel aan de eigenaar omdat hij het niet vrij en onbelast kon verhuren.

De vraag stelt zich echter wat de normale huurwaarde was van het perceel. Aangezien het een perceel bos betreft en het geweten is in pachtmiddens dat voor een perceelbos zeer weinig tot niets betaald als huur.

"De bezettingsvergoeding is geen huurprijs maar een vergoeding omdat eiser niet vrij over het pand kan of kon beschikken. Deze vergoeding kan worden vergeleken met de huurwaarde van het betreffende pand in kwestie."

(Vredegerecht St. Truiden, 26 november 1996, T. Huur 1997-98, 13)

Voor zover er aldus sprake kan zijn van effectieve betaling van bezettingsvergoeding, dient deze uitermate beperkt te zijn. Het is een vaststaand gegeven dat eisende partij het betrokken perceel steeds heeft laten liggen zoals het was, het nooit gebruikte, het evenmin verhuurde.

Het is eveneens zeker dat eisende partij niet van plan was het betrokken perceel te verhuren en als dusdanig ook geen gederfde winst heeft.

De vordering tot vergoeding van bezetting dient dan ook afgewezen te worden.

18.
In ondergeschikte orde dient de bezettingsvergoeding deze herleid te worden tot een bedrag dat te vergelijken is met de bedragen van pachtprijzen. (zie B.S 15.12.2001 - stuk 1)

OM DEZE REDENEN,
en alle andere nog te laten gelden,
BEHAGE HET DE VREDERECHTER,

Verwerende partijen …. buiten zake te stellen.

Vast te stellen dat het onderhavige geschil niet behoort tot de materiële bevoegdheid van de Vrederechter en bij toepassing van art. 640 Ger. W. de zaak te verwijzen naar de Arrondissementsrechtbank.

In ondergeschikte orde : vast te stellen dat eiser het vereiste belang en de vereiste hoedanigheid ontbeert, en zijn vordering niet ontvankelijk te oordelen.

In meer ondergeschikte orde : te zeggen voor recht dat de rechtspleging inzake uithuiszetting, zoals bepaald door art. 1344bis e.v. Ger.W., niet werd gerespecteerd, en dat de vordering niet ontvankelijk is.

In meest ondergeschikte orde de vordering ongegrond te verklaren.

Eisende partij te veroordelen in de gerechtskosten en tot betaling aan verweerders van de rechtsplegingsvergoeding, deze laatste begroot op 334,67 €.

Voor concluanten,
Hun raadslieden,

Johan Verstraeten Frans Smeets

Inventaris van de stukken:
1. B.S. 15.12.2001 (pachtprijzen)
2. (2.a.) officieel schrijven van 29.8.2002 aan de raadsman van eiser namens de verweerders…. ;
(2.b.) kopie van de aangetekende brief van verweerder …. aan de raadsman van eiser
3. Perstekst over referendum stad Brugge
4. Plannen:
4.1. Bestemmingsplan BPA La Brugeoise 19.1.2001 nr 80 met liggingsplan en voorschriften voor zone 1/5
4.2. Plan BPA La Brugeoise fase "Ten briele schaal 1/2500 met aanduiding van de zones
5. toelichtende tekst A ZO d.d.5.3.2001
6. krantenartikels die bevestigen dat Minister Stevaert zijn plannen intrekt om er een busstelplaats te maken
7. toelichtende tekst Domein Lappersfort
8. De Morgen 20/8/2001
9. Gentleman's agreement overgemaakt aan eiser