Nooit te oud om te … werken. by Marc Vandepitte Friday August 02, 2002 at 10:41 AM |
Pensioenen in de actieve welvaartsstaat en de casino-economie.
We worden met zijn allen steeds ouder. Voor het in het eerst in de geschiedenis kunnen we echt genieten van onze oude dag. Dat is verheugend nieuws. Niet zo voor de politieke en economische verantwoordelijken. Die maken er een probleem van, want onbetaalbaar, zeggen ze. Daarom moeten we met zijn allen langer gaan werken en moet het pensioenstelsel gedeeltelijk geprivatiseerd worden. Het eerste kadert in de zogenaamde actieve welvaartstaat, het tweede in het neoliberaal offensief. Of zijn dat niet twee kanten van dezelfde medaille?
Vergrijzing
De vergrijzing is een onmiskenbaar feit. Gemiddelde worden we in de rijke landen elf jaar ouder dan vijftig jaar geleden. En die trend zet zich verder. Dat is het gevolg van betere voeding en hygiëne en vooral van betere levensomstandigheden en fel geavanceerde medische zorgen. Na de Tweede Wereldoorlog werden de mannen gemiddeld 63 jaar oud. Ze werkten toen gemiddeld tot hun 67ste. Een meerderheid werkte heel zijn leven hard en kreeg de tijd niet om van zijn oude dag te genieten. De generaties daarvoor werkten zelfs letterlijk tot ze er bij vielen, gewoon omdat er toen nog geen pensioenregeling bestond.
Vandaag is die situatie gelukkig achter de rug. Mannen leven nu gemiddeld negen jaar langer dan de officiële pensioenleeftijd en vrouwen zelfs twintig jaar. Welverdiende rust na een leven hard labeur. Vandaag wil zestig procent van de werknemers uiterlijk op 55 jaar op pensioen. Maar vormt dat op den duur geen probleem? Als het legertje gepensioneerden blijft toenemen, zal men de pensioenen kunnen blijven betalen? Nu bedraagt het aantal 64-plussers 27% van het aantal actieven, tegen 2030 zou dat al opgelopen zijn tot 44%. Die vraag stelt zich trouwens ook voor de toenemende kosten voor medische zorgen, ondermeer als gevolg van de vergrijzing.
Onbetaalbaar?
Het antwoord moet gezocht worden in de sterk toegenomen productiviteit. Die maakt de toekomstige betaling van zowel de medische factuur als van de pensioenen meer dan mogelijk. De productiviteit drukt uit hoeveel een arbeider gemiddeld per uur produceert. Door een continue vooruitgang van de technologie stijgt die jaar na jaar. In de Europese Unie was dat de afgelopen 20 jaar gemiddeld ongeveer 3,5% per jaar. D.w.z. dat men met een gelijk aantal werknemers die even lang werken, jaar na jaar 3,5% meer produceert. Welnu, dat is meer dan voldoende om de jaarlijkse toename op de begroting van 5 à 7% in de zorgsector en 2% in de pensioensector (respectievelijk de jaarlijks toenemende behoefte) te compenseren. Zelfs als men een jaarlijkse reële loonsverhoging van 1 tot 2% veronderstelt. Je kan dat een beetje vergelijken met de voedselproductie. Vroeger was meer dan de helft van de bevolking actief in de landbouw, en dat was ook nodig om te voorzien in de voedselbehoefte. Vandaag is nog geen 2% van de bevolking tewerkgesteld in de landbouwsector en is er zoals gekend een voedseloverschot.
Zelfs als we geen rekening houden met de stijgende productiviteit dan is er nog geen reden voor bezorgdheid. Wil men tegemoetkomen aan de jaarlijkse stijgende behoefte van de ziekenzorg en de pensioenen, dan is een jaarlijkse verhoging van het budget nodig van 840 tot miljoen tot 1,1 miljard euro (34 tot 44 miljard BEF). De studiedienst van het ACV berekende dat de opbrengst van een vermogensbelasting op de grote fortuinen alleen al 3,7 miljard euro (150 miljard BEF) ZOU opleveren, dat is ongeveer vier maal zo veel. Het verlies aan belastingsinkomen omwille van fraude wordt geschat op ongeveer 15 miljard euro (600 miljard BEF) en er is ook nog niet geïnd belastingsgeld ter waarde van 5 miljard euro (200 miljard BEF).
De echte agenda
Geld is geen probleem, de politieke keuzes des te meer. En hier nijpt het schoentje. De inzet van het pensioenvraagstuk is namelijk kapitaal, heel veel kapitaal. UNICE, zowat het VBO op Europees niveau windt er geen doekjes om: "Pensioenfondsen vertegenwoordigen een zeer groot deel van de kapitaalmarkten in Europa, met name van risicokapitaal." Om daarvan een idee te geven. Stel dat er in België ongeveer 3 miljoen mensen werken. Elke maand wordt bijvoorbeeld 500 euro van het brutoloon opzijgezet voor het toekomstige pensioen. Dat betekent een fabelachtige som van 18 miljard euro (720 miljard BEF), jaar na jaar. Voor de Europese Unie wordt het totale potentiële bedrag geraamd op ongeveer 7.000 miljard euro (282.000 miljard BEF). Dat is bijna zoveel als het totale BNP van alle lidstaten samen! Maar dat enorm bedrag wordt nu grotendeels beheerd door de staat en dat brengt voor het privé-kapitaal uiteraard niets op. Op dat ‘slapend' kapitaal willen de grote multinationals en financiële instellingen greep krijgen. En liefst zo snel mogelijk.
Daarom moeten de pensioenkassen zoveel mogelijk geprivatiseerd worden. De Ronde Tafel van Europese Industriëlen (ERT), een andere machtige patronale lobbygroep breekt een lans voor "het openen van de markt voor privé-pensioenfondsen en voor het stimuleren van een grotere concurrentie tussen de privé-verstrekkers van pensioenen". Het geld dat daardoor vrij komt kan versluisd worden naar de beurzen:"alle obstakels moeten uit de weg geruimd worden voor het investeren in aandelen, terwijl men het principe van ‘voorzichtige huisvader' respecteert". En die privatisering moet wel degelijk tegemoet komen aan de kapitaalbehoeften van de transnationale bedrijven, er mogen m.a.w. geen hindernissen op het nationale vlak zijn: "De Ronde Tafel beveelt aan om de oprichting van pensioenen over de grenzen heen toe te kennen, in het kader van het Europese staatsburgerschap". Het kunnen aanwenden van die enorme kapitalen betekent zelfs "een fundamentele stap naar een eengemaakte kapitaalmarkt in Europa".
Dat vers kapitaal is niet alleen interessant voor investeringen of voor speculatieve beleggingen, de beheerders van de grote pensioenfondsen verkrijgen daardoor ook toenemende controle op het bedrijfsleven. In 1997 was in de VS 50% van de aandelen afkomstig van pensioenfondsen tegen slechts 1% in 1950. De pensioenfondsen hebben 33% van het kapitaal van TotalFina in handen, 30% van Alcatel, 43% van Philips, 27,5% van Fortis. Door hun financieel overwicht eisen de grote kapitaalgroepen en vooral de pensioenfondsen meer en meer rekenschap van het management en dringen hun korte termijneisen op ten nadele van de lange termijnstrategieën van de bedrijven. De beheerders van de grote fondsen worden lid van de raad van beheer van de bedrijven en bepalen rechtstreeks mee het beleid. Men spreekt daarom van ‘corporate governance'. Sommigen spreken zelfs van de ‘financiële kolonisatie' van de economie. Pensioenfondsen spelen daarin een essentiële en steeds belangrijker rol.
Door de werknemer te laten deelnemen aan een privé-pensioenfonds zal hij zich gemakkelijker identificeren met zijn bedrijf. Om de macht van de vakbonden te breken en de arbeiders en bedienden aan hun bedrijf te ‘binden' vond Magaret Thatcher het zogenaamde volkskapitalisme uit. Werknemers kregen naast hun loon aandelen van het bedrijf. Staken wordt dan minder interessant want nadelig voor de koers van het aandeel… Pensioenfondsen doen hetzelfde maar op een verkapte wijze. De Ronde Tafel is voorstander om "het sociaal partnerschap tussen de werknemers en de industrie aan te moedigen voor het beheer van de pensioenen".
Een laatste belangrijke reden is de loonkost. Door de (gedeeltelijke) privatisering van het pensioenstelsel kan de loonkost zakken en dus de winst stijgen. De wettelijke pensioenen maken nu een aanzienlijk deel uit van de sociale bijdragen die de ondernemer moet betalen. Daar wil men van af . De UNICE heeft berekend dat "daar waar de fondsen werden geïmplementeerd de ondernemers hebben kunnen profiteren van lagere pensioenbijdragen en ze bijgevolg de loonkosten hebben kunnen intomen." Het komt er dus op neer dat men de opbrengsten van de stijgende productiviteit niet wil aanwenden voor hogere lonen of pensioenlasten, maar wel voor hogere winsten. De Ronde Tafel ziet een en ander in het kader van de concurrentie: "De concurrentiepositie van de Europese industrieën en de groei van de Europese economie zijn in gevaar indien de fabrieken en de werkende bevolking zich geplaatst zien voor stijgende loonkosten door de last van pensioenen". De pensioenen worden m.a.w. gebruikt op het schaakbord van de wereldwijde concurrentie met multinationals van de VS en Japan.
Bij al deze koele berekeningen zou men haast vergeten dat het pensioen bedoeld is om de oude dag te verzekeren van mensen die hun heel leven gewerkt hebben. Dat het pensioen bij elkaar gespaard wordt door arbeiders en bedienden en dat het dus om hun spaarcenten gaat, dat het over hun uitgesteld loon gaat. Via de privé-pensioenfondsen proberen de grote kapitaalgroepen beslag te leggen op die duurverdiende centen van miljoenen werknemers. Het pensioen wordt hier herleid tot een ding, een koopwaar waar veel mee te verdienen valt. Het wordt gereduceerd tot een instrument in de verbeten concurrentiestrijd tussen de grote financiële centra van deze aardbol. Een maatschappelijk dossier wordt ontdaan van zijn sociale dimensie en herleid tot commerciële belangen. Daar krijg ik eerlijk gezegd koude rillingen van.
De patronale groepen zijn natuurlijk zo verstandig om hun werkelijke agenda niet al te expliciet in de verf te zetten. Daarom gebruiken ze het argument van de veroudering. Daarover spreken ze dreigende taal en dat thema bespelen ze in alle toonaarden via de media. Professoren worden erbij gehaald om uit te leggen dat de vergrijzing onbetaalbaar wordt. Als je de toegenomen productiviteit exclusief wil voorbehouden voor de winsten, hebben ze natuurlijk gelijk. Het is ook logisch dat de patroons voor hun eigen winkel (winsten) spreken. Maar hierboven zagen we dat het geen kwestie is van een tekort aan geld (onbetaalbaar) maar wel wie de factuur zal betalen.
De actieve welvaartstaat
Er is nog een tweede luik die de patroonsorganisaties naar voor schuiven in het licht van de vergrijzing: de arbeidsmarkt. Vanaf het midden van de jaren zeventig steeg de werkloosheid aanzienlijk, als gevolg van de crisis en de monetaire aanpak daarvan. Dat had zo zijn voordelen. Een relatief hoge werkloosheidsgraad veroorzaakt immers vanzelf een neerwaartse druk op het loon. Indien er (te) weinig jobs zijn, zijn de arbeiders gemakkelijker bereid om tegen lage lonen te werken en slechte arbeidsomstandigheden te aanvaarden. Slecht werk is beter dan geen werk, zo wordt dan geredeneerd. De relatief hoge werkloosheid is hoe dan ook een belangrijke hefboom om het neoliberaal beleid door te voeren en de crisis af te wentelen op de werkende bevolking. Dat beleid was tot op heden zeer succesvol voor de kapitaalbezitters maar nadelig voor de werkende bevolking. Zo steeg het aandeel van de vermogens en de winsten in het BNP de laatste twintig jaar van 24 naar 34%, terwijl het aandeel van de lonen daalde van 59 naar 50%.
Maar vanaf het midden van de jaren negentig wijzigt de situatie. Door de lichte economische opleving stijgt de globale vraag naar arbeid. Terzelfdertijd daalt het aanbod omwille van verschillende redenen. Er is vooreerst de demografische evolutie. Ten tweede sluiten heel wat fabrieken hun deuren als gevolg van faillissement of herstructurering. Velen worden met brugpensioen gestuurd, dikwijls vanaf 52 of zelfs jonger, en maken niet langer deel uit van de actieve bevolking. Tenslotte is er een aanzienlijke groep langdurige werklozen die afhaken. Door de combinatie van deze twee factoren: stijgende vraag en dalend aanbod, komt de neerwaartse druk op het loon in gedrang. Men spreekt van ‘krapte' op de arbeidsmarkt, maar eigenlijk bedoelt men dat het reserveleger van werklozen onvoldoende is om de neerwaartse druk op de lonen te handhaven. Volgens het Planbureau ‘dreigt' de werkloosheid tussen 15 en 49 jaar in Vlaanderen zelfs onder de 5% te geraken, wat bijna overeenstemt met volledige werkgelegenheid.
Om de loondruk te handhaven moet die situatie gecounterd worden. Volgens UNICE "wordt er te weinig aandacht besteed aan de vraagzijde (jobcreatie). Dat onevenwicht moet hersteld worden". Deze organisatie is voorstander om per land normen vast te leggen om de tewerkstellingsgraad te verhogen. Er moet dus méér gewerkt worden. Concreet moeten vrouwen gestimuleerd worden om buitenshuis te werken, werklozen moeten ‘geactiveerd' worden en de migratie van vooral jongeren moet aangemoedigd worden. En diegenen die werken moeten dat ook langer doen. De UNICE: "Het is absoluut noodzakelijk dat de pensioenleeftijd in verschillende landen wordt opgetrokken." Voor diegenen die denken aan een prepensioen: "Er moeten maatregelen getroffen worden om het vroegtijdig uitstappen de arbeidsmarkt te ontmoedigen. Het is noodzakelijk om die situaties te regelen waar het prepensioen mogelijk blijft vóór 60 jaar. Dat is essentieel om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen."
U vraagt wij draaien
Zoals dat de laatste jaren helaas meer en meer gebeurt worden de patroonorganisaties op hun wenken bediend. De Europese Commissie komt een heel eind tegemoet aan de geeuwhonger van het kapitaal: "Als bron van langetermijnkapitaal dat gemakkelijk beschikbaar is, … kunnen de pensioenfondsen bijdragen tot de groei van de kapitaalstroom in de richting van privé-investeringen". Dat is klare taal. In de toekomst zullen maatregelen en richtlijnen uitgewerkt worden om in alle landen privé-pensioenfondsen te stimuleren mede met het oog op de vorming van een eengemaakte financiële markt voor het Europese continent. Voor de Commissie is het ook zonneklaar dat de mensen meer en langer moeten werken. Op de top van Lissabon beloofden de lidstaten van de Unie een werkgelegenheidsgraad na te streven van 70 procent tegen 2010. Ook moet het aantal pregepensioneerden gevoelig dalen. Vandaag is één op twee werknemers tussen de 55 en 59 jaar reeds gepensioneerd, tussen de 60 en 65 jaar is dat vier op vijf. Dat moet drastisch verlaagd worden volgens de Commissie. Onze liberale excellentie Patrick De Wael vindt het zelfs normaal dat mensen tot hun 70ste zouden werken ... Jawel het staat er.
Als het van Europa afhangt zal de zogenaamde derde pijler (zie kader) in versneld tempo worden uitgebouwd. Het is niet de bedoeling het hele pensioenstelsel te privatiseren. Maar eens het principe aanvaard wordt zal het stelsel wel grondig wijzigen. De uitbouw van de derde pijler heeft namelijk maar zin als de eerste pijler verzwakt wordt, anders brengt die niets op. De Ronde Tafel: "Daar waar de staat pensioenen verstrekte die perfect voldoende zijn … is er geen plaats voor de privé-sector". Omgekeerd, naarmate de tweede en de derde pijler sterker zullen uitgebouwd zijn, zal de eerste pijler aan belang inboeten en zal hij dus verder kunnen afgebouwd worden.
De gevolgen
De gevolgen van de uitbouw van privé-pensioenfondsen zijn gemakkelijk te raden. Meer begoede mensen en werknemers die in sterke sectoren werken zullen royale pensioenen opbouwen. Werklozen, mensen met een laag inkomen of zij die werken in zwakke sectoren zullen zich tevreden moeten stellen met een overlevingspensioen en zal hij langer moeten werken. Waar het naar toe kan gaan toont ons de evolutie in de VS, hét land van de privé-pensioenfondsen. Daar is één op vijf van de plus 65-ers verplicht om te blijven werken omdat het pensioen te laag is.
Een tweede gevolg heeft te maken met de werking van de beurs. Nemen we een voorbeeld. Unilever, één van de grote multinationals van deze planeet, maakte tot voor kort 10 à 11% winst. Aan de aandeelhouders werd 3 miljard euro uitbetaald aan dividenden. Binnen de groep aandeelhouders spelen de pensioenfondsen een belangrijke rol. We zagen hierboven hoe de financiële beleggers in toenemende mate greep krijgen op de bedrijven. Voor die financiële beleggers was 11% winst alvast te weinig. Ter vergelijking, een houder van een spaarrekening krijgt vandaag nauwelijks 3%. De aandeelhouders eisten 15%. Daarom werden herstructureringen doorgevoerd met als gevolg dat 26.000 arbeiders en bedienden werden ontslagen. Via de participatie aan een pensioenfonds of via een deel van het loon uitbetaald in aandelen, organiseerden de werknemers dus hun eigen ontslag. En zoiets geldt niet alleen voor ontslag. Neerwaartse druk op de lonen verhoogt de winstverwachtingen en dus ook de koers van de aandelen. Aandeelhouders sturen m.a.w. per definitie aan op het uitbetalen van lagere lonen en op het harder werken voor het zelfde loon. Het zogenaamde volkskapitalisme is dus een zeer verraderlijke zaak. Het maakt de werknemers medeplichtig aan hun eigen uitbuiting zonder dat ze het zelf door hebben. Dat is zeer handig.
Uiteraard hebben we het dan nog niet over de mogelijkheid dat bij een crash van de aandelen de werknemers hun pensioen in rook zien opgaan. Dat is bijvoorbeeld wat gebeurde bij het grote VS-bedrijf Enron. Duizenden werknemers mogen er hun rustige oude dag vergeten. Als je pensioenen koppelt aan een casinokapitalisme dan kan je veel verdienen maar ook veel verliezen. En dat de beurs zeer wispelturig kan zijn wordt geïllustreerd door de winsten van de Belgische pensioenfondsen. Vorig jaar was het rendement negatief, namelijk –5,1%, het jaar daarvoor was dat –0,07% terwijl er in 1999 een winst was van 15,3%.
Tenslotte zal de verdere ontwikkeling van de pensioenfondsen de speculatie alleen maar verder in de hand werken. En dat is niet zonder gevaar. Vandaag al leven we op een financiële zeepbel. De afgelopen twintig jaar groeiden de wereldproductie en de wereldhandel jaarlijks met respectievelijk 3 en 5,4%. De handel in deviezen (waarvan meer dan 95% speculatie betreft) en de beurzen groeiden in diezelfde periode jaarlijks elk met ongeveer 25%. Vroeg of laat moet dat ontploffen. De uitbouw van de pensioenfondsen, die langzaam maar zeker de belangrijkste spelers worden van de financiële markten zal die financiële explosie alleen maar doen versnellen.
Uitdaging voor de vakbond
Het pensioen is een fundamenteel recht van de werknemers, een recht om te kunnen genieten van de oude dag. Het is afgedwongen na jarenlange strijd. Het is een vorm van uitgesteld loon en het behoort dus integraal toe aan de werknemers zelf. Het is tenslotte gebaseerd op het principe van solidariteit. Dat fundamenteel recht komt op de helling te staan door de gedeeltelijke privatisering van de pensioensector. Door die privatisering zal het recht op een decente oude dag uitgehold worden. De financiële instellingen zullen zich een deel van het zuurverdiende spaargeld toe-eigenen. Het pensioen wordt op die manier een ordinaire koopwaar, een instrument in de bikkelharde concurrentiestrijd. Het zal ieder voor zich worden, de gelukkigen zullen van een goed pensioen kunnen genieten, de anderen zullen pech hebben en zullen steeds langer moeten werken om rond te komen.
Van de politieke partijen moet gezien hun grote ideologische oriëntaties niet veel verwacht worden. Misschien zijn sommige politici wel bereid om het pensioen als fundamenteel recht door dik en dun te verdedigen. Maar als puntje bij paaltje komt, d.w.z. als de Europese Commissie zal beslissen, zullen ze toch moeten bijdraaien. De bal ligt volledig in het kamp van de vakbonden. Zij moeten dringend een standpunt over deze levenskwestie bepalen en een strategie uitstippelen om een en ander op tijd te ‘redden'. Dat standpunt zal uiteraard gebaseerd zijn op de belangen van de werkende bevolking en hierboven zagen we dat die lijnrecht ingaan tegen de logica van de patroons en van de sturende krachten in het huidige Europa. En wat dat laatste betreft, om enig succes te boeken zullen de vakbonden zich dringend moeten organiseren op Europees niveau en een sterk dossier naar voor brengen. Op dat vlak hebben ze duidelijk heel wat achterstand t.o.v. de patroonsorganisaties.
Marc Vandepitte
De grote Europese lobby's
* De Europese Ronde Tafel van Industriëlen (ERT) werd in 1983 speciaal opgericht om het eenwordingsproces van Europa nieuw leven in te blazen. Dat werd gedaan met de bedoeling om beter gewapend te zijn in de concurrentiestrijd tegen de multinationals van de VS en Japan en om de gedaalde winstvoeten van de Europese bedrijven, als gevolg van de crisis, opnieuw te verhogen. De ERT groepeert 45 grote bedrijven, met een gezamenlijke omzet van meer dan 800 miljard €, dat is goed voor 10% van het BNP van de Unie. ERT vertegenwoordigt dus de topbedrijven zoals Fiat, Philips, Unilever, Nestlé, Shell ... Deze bedrijven stellen 4 miljoen mensen te werk. ERT houdt zich hoofdzakelijk bezig met de hoofdlijnen van de Unie en tracht de wetgeving vooral vooraf te beïnvloeden.
* UNICE is zowat de patroonsorganisatie op Europees niveau. Ze overkoepelt 34 organisaties uit 27 landen en zegt te spreken namens 16 miljoen grote, kleine en middelgrote ondernemingen. Ze vertegenwoordigt het productieve kapitaal en is sinds 1958 de officiële spreekbuis van de industrie. De UNICE houdt zich meer bezig met de details van de wetgeving en probeert die vooral te beïnvloeden terwijl ze tot stand komt. De UNICE is binnen de Europese Unie de officiële vertegenwoordiger van de ondernemers en zetelt net als de vakbonden in de Sociale Dialoog, het Europese overlegorgaan tussen werkgevers en werknemers.
De drie pijlers van het pensioen:
Vroeger werd het pensioen praktisch volledig door de overheid beheerd. Er was slechts van één pijler sprake. Vooral sinds de jaren tachtig kwam daar verandering in. Het monopolie van de staat werd doorbroken. Er is nu sprake van drie pijlers.
1.De eerste pijler wordt verzorgd en beheerd door de staat. Het is het wettelijke pensioen. Het is verplicht voor elke werknemer. De bijdragen zijn afkomstig van een deel dat wordt afgehouden van het loon. Soms wordt een gedeelte van de pensioenkas ook rechtstreeks door de overheid gefinancierd d.m.v. belastingsgeld.
2.De tweede pijler wordt georganiseerd op het niveau van een onderneming. Het is een supplementaire verzekering voor een werknemer in een bedrijf die dat aanbiedt. De bijdragen komen voor het grootste deel van de werkgever. Het aanbieden van zo'n verzekering gebeurt op vrijwillige basis. In sommige landen zijn er echter wettelijke voorzieningen waaraan de werkgever zich moet houden.
3.De derde pijler wordt georganiseerd door financiële instellingen. Elk individu kan daar op vrijwillige basis aan meedoen, tenminste als hij over het nodige spaargeld beschikt. De hoogte van de bijdragen zijn tamelijk vrij, de uitkering staat in verhouding tot de bijdragen. De financiële instellingen gebruiken dit kapitaal voor een groot gedeelte voor speculatieve beleggingen.
In Nederland, Ierland, Groot-Brittannië en de VS overheersen de tweede en derde pijler. In België, Frankrijk, Duitsland en Italië is dat nog steeds de eerste pijler. Maar gezien de evoluties in de Europese Unie is het de vraag hoe lang dat nog zal duren.
=================
Bibliografie
Europese Commissie, Services financiers : évolution et progrès réalisés. Tweede rapport, 31 mei 2000.
European Round Table of Industrialists, European Pensions. An Appeal for Reform. Pension Schemes that Europe Can Really Afford. Brussel 2000.
Eurostat, http://europa.eu.int/comm/eurostat/
UNICE, Strategy paper on sustainability of pensions. 30 november 2001, http://www.unice.org/unice/Website.nsf/HTML+Pages/UK_index_UK2.htm
Federale Overheid, http://socialsecurity.fgov.be/budget
UNICE, Proposed directive regulating the activities of institutions for occupational retirement provision. 6 maart 2002, http://www.unice.org/ C125679E00338D8B/AllDocumentsSearchEng/73E285056631CA7CC1256B7600485172/$File/020306IORP-EN.pdf
UNICE, Proposal for guidelines for member states' employement policies2002 and recommandations to member states. 25 oktober 2001, http://www.unice.org/ C125679E00338D8B/AllDocumentsSearchEng/9E0D8F8168AEAEA7C1256AF400593B68/$File/011025EMP-2002e.pdf
H. Houben, Retraite sur les pensions? Angles d'Attac mei 2002, 4-5.
J. Nikonoff, La comédie des fonds de pension. Arléa 1999.
M. Vandepitte & C. Callewaert, Attac tegen de dictatuur van het kapitaal. Gent 2000.
M. Vandepitte, Dit Europa willen we niet. Brusel 2001.
=========================
Eindnoten
1.Vrouwen leefden toen gemiddeld 69 jaar en werkten tot hun 66ste.
2.De Standaard 28/2/2.
3.Het gedaalde aantal kinderen resulteert bovendien ook in lagere uitgaven voor de onderwijssector, waardoor ruimte vrijkomt voor zieken en ouderen.
4.De UNICE neemt deze zin bijna letterlijk over in één van zijn documenten, wellicht geschreven door dezelfde ghostwriter.
5.De economische crisis brak los op het einde van 1973 en veroorzaakte reeds heel wat werkloosheid. Vanaf 1978 voerde de Federale Bank van de VS een strikt monetair beleid in het kader van een neoliberale aanpak van de crisis. De rest van de Westerse wereld volgde dit voorbeeld vrij snel. Dat resulteerde o.a. in zeer hoge intrestvoeten. Die zijn gunstig zijn voor kapitaalbezitters, maar zijn nefast voor investeringen. Het gevolg was een verdere sterke toename van de werkloosheid.
6.De Financieel Economische Tijd 7 juni 2002.
7.http://www.dewael.com/download/vooruitzien.PDF, p. 33.
8.L'Echo 27 mei 2002
Vraagje by gunther lippens Friday August 02, 2002 at 05:30 PM |
U blinkt nog maar eens met kop en schouders torenhoog boven de economiebeschrijvende rest uit in helderheid, begrijpelijkheid en gedocumenteerdheid. Net zoals die Attac-brochure en dat kleine boekje over Europa die u als co-auteur schreef.
Als u eens tijd hebt en een uitgever heeft eens geld, moet u dringend eens een boek schrijven. Over financiele markten, hefboomfondsen, IMF, Wereldbank, hoe de beurs werkt (vanuit links gezichtpunt bekekene), over structurele aanpassingsprogramma's, over derde wereldschulden, over belastingsverlaging, over aandelen, over de invloed van boekhoudkundig gesjoemel op de waarde van beursaandelen, wat the fuck is de Dow-Jones de Bel-20 enz.
Gans de santenboetiek vanuit links gezichtspunt mooi samengebundeld in één boek. Met al deze termen wordt tegenwoordig gegoocheld tegen de sterren op, maar de meesten onder ons (ik in de eerste plaats) hebben toch niet echt goed vat op al die begrippen, op hoe al die radertjes werken. In heel veel debatten hoor ik mensen zich interessant maken door veel van die termen te gebruiken in hun betoog, maar telkens veilig omheen de inhoud van die woorden scaatsend. Teksten die wereld- en lokale economie op begrijpbare wijze uitleggen zijn quasi-onbestaande, gelukkig hier weer een tegenvoorbeeld.
Een van de eerste onmisbare instrumenten van de antiglobalist in het vinden van een antwoord op neoextremoliberalisme.