Minderheden en tewerkstelling by Libby Wednesday May 29, 2002 at 12:14 AM |
idylibby@hotmail.com |
Onder de titel "divergence or convergence? Conference on labour market policy, anti –discrimination legislation and the collection of labour market statistics for women, people with disabilities and immigrants in Europe and North America" werd gisteren en vandaag een tweedaagse sessie georganiseerd door het Hiva, en het Departement Sociologie van de KUL.
Ik zal niet ingaan op de meer technische aspecten, zoals de verschillen en overeenkomsten in het verzamelen van gegevens. Maar er kunnen toch een aantal interessante conclusies getrokken worden. Verder wil ik ook de mening van de vertegenwoordigers van de drie verschillende doelgroepen even naar voor brengen, er zit heel wat stof tot reflectie in.
Eerste vaststelling: een goede wettelijke basis is een belangrijk instrument om discriminaties weg te werken, maar er moet ook bereidheid zijn om deze te laten toepassen, en daar durft het schoentje nog wel eens knellen in de VS en Canada, waar men reeds langer over bepaalde wettelijke instrumenten beschikt om op te treden.
Daar waar ondernemingen er "formeel" voor zorgen "in orde" te zijn met de wetgeving, ziet men weinig impact op de werkvloer. Anderzijds ziet men wel heel goede resultaten bij die bedrijven die zich engageren om een echt positieve actiebeleid te voeren. De ondernemingen varen er zelf ook beter bij (sfeer, imago, motivatie werknemers, positieve invloed op het algemeen beleid,…)
Positieve actie werkt, positieve discriminatie versterkt vooroordelen en werkt de segregatie op de arbeidsplaats en in de samenleving verder in de hand, hetzelfde geldt voor een beleid dat zich focust op het "formeel voldoen aan de quota".
Bij het voeren van een doelgroepenbeleid moet men goed in het oog houden dat er geen verdringing ontstaat van de ene minderheid t.o.v. de andere. Bv. in canada haalt men goede resultaten voor wat betreft immigranten maar ziet men een verdringingeffect t.a.v. mensen met handicap en de oorspronkelijke bevolking (Inuit en First Nations), in Nederland is de situatie van Antilianen beduidend beter dan mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst.
In België is er, naar aanleiding van een Europese richtlijn een wetswijziging in behandeling, die wordt morgen besproken in de kamer. Eén van de elementen in die wet is de verschuiving van de bewijslast bij vermoeden van discriminatie inzake tewerkstelling en men voorziet ook een rolzetting binnen de acht dagen na het indienen van de klacht.
Verschuiving in de bewijslast betekent nog niet dat er een omkering in de bewijslast is, het wil wel zeggen dat, indien er voldoende aanwijzingen zijn voor discriminatie, het aan de werkgever is om die vermoedens te weerleggen.
Verder beschikt de Vlaamse Gemeenschap nu ook over nieuw instrument onder de vorm van de "wet Mahassine", die vooral binnen de Vlaamse Overheid en de diensten onder haar bevoegdheid een grote verbetering inzake evenredige tewerkstelling kan betekenen.
Maar, zoals ik hierboven al schreef zal veel afhangen van de bereidheid om deze nieuwe wetten ook toe te passen en indien nodig sancties op te leggen.
Binnen Vlaanderen en Brussel beschikt men ook over het instrument van positieve actie- en diversiteitsplannen, die binnen individuele ondernemingen een vrij groot verschil kunnen maken. Ter relativering, het gaat over 270 ondernemingen in de loop van drie jaar. Er zit wel een positieve evolutie in, in 1999 waren er 45 ondernemingen, in 2001 werden er 150 actieplannen afgesloten. Aan de hand van convenanten met onder meer de sectoren, en de verschillende sociale partners, hoopt men deze evolutie te versterken en te versnellen.
Er zullen ook structuren opgezet worden waarbij de vertegenwoordigers van de verschillende "kansengroepen" als volwaardige partners bij het overleg zouden moeten kunnen betrokken worden.
Waarop dit laatste zo belangrijk is hoop ik te schetsen aan de hand van de inbreng van vertegenwoordigers van de drie groepen waarover deze conferentie ging.
Personen met een handicap, een getuigenis van Dhr. Jos Huys
Dhr. Huys lijdt aan een progressieve spierziekte en heeft er bewust voor gekozen om ondanks deze handicap via het reguliere onderwijs rechten te studeren en daarna werk te gaan zoeken.
Hij vond een betrekking in overheidsdienst, door het feit dat hij een handicap heeft duurde het jaren vooraleer hij kon benoemd worden, omdat vanwege zijn handicap jaarlijks onderworpen werd aan medische controle en telkens slechts voor een jaar goedgekeurd werd. Daardoor was hij ook nog veel minder beschermd tegen ontslag dan andere contractuelen.
Doordat hij een normaal inkomen had, heeft hij jaren moeten procederen om het recht te bekomen op terugbetaling van een aangepast voertuig, had hij geen recht op tegemoetkoming voor het laten aanpassen van zijn woning. Waardoor hij vele jaren extreem hoge verplaatsingskosten had en problemen had met het vinden van geschikte huurwoningen. Hij had ook geen recht op een persoonlijk assistentiebudget en kon geen beroep doen op andere vormen van verzorging omdat die enkel tijdens de kantooruren (als hij aan het werk is) beschikbaar zijn. Inzake bestaanszekerheid is hij veel slechter af dan had hij gekozen voor bv. verblijf in een dagcentrum.
Hij pleit dan ook voor het uitbouwen van een inclusieve samenleving, waarbij iedereen zijn behoefte aan economische nuttigheid kan verwezenlijken en productief kan zijn.
Door het hogere ontwikkelingspeil van onze samenleving is er een grotere differentiatie ontstaan in economische functies. In de plaats van het streven naar het "iedereen laten beantwoorden aan een ideaaltype" zou men er moeten toe komen om iedereen de mogelijkheid te geven om deel te nemen aan de samenleving, in een volwaardig statuut en met een volwaardig inkomen.
Hij pleit ook voor het voeren van een doorgedreven antidiscriminatiebeleid, waarbij alle maatschappelijke geledingen systematisch zouden moeten verplicht worden tot het verlenen van gelijke kansen aan miderheidsgroepen.
Tegelijk moet een doeltreffend sociaal beleid gevoerd worden waarbij een ruime compensatie geboden wordt voor de meerkost van een handicap, er prioriteit gegeven wordt aan preventie en herstel boven vervangingsuitkeringen en het creëren van sociale ghetto's vermeden wordt.
Geen duale samenleving, geen egalitaire samenleving, wel erkenning van verscheidenheid.
Arbeidsmarktbeleid m/v door Katrien Bruggeman van de Nederlandstalige vrouwenraad
Reeds gedurende jaren wordt er naar vrouwen toe aan positieve actie gedaan, die had tot gevolg dat er wel instroom was, maar er zijn ook nadelen aan verbonden.
Men vertrekt vanuit een deficitmodel, de acties zijn gericht op vrouwen, gemodelleerd vanuit een duaal denken en hebben geen invloed op de normen.
Zij pleit dan ook eerder voor een geïntegreerde aanpak, waarbij op basis van een samenhangende visie gelijkheid inclusief aangepakt wordt op alle beleidsterreinen.
We moeten af van het kader van het kostwinnersmodel, waarbij de man instaat voor de betaalde en de vrouw voor de niet – betaalde arbeid (dit concept is trouwens vrij recent ontstaan, in de jaren 50-60) Het huidige maatregelenpakket is nog te veel op dit model afgestemd (combinatie arbeid –gezin, zorgissues, tijdskrediet, deeltijdse arbeid, loonverschillen, "mannen- en vrouwenberoepen")
Er is een nieuw sociaal contract nodig waarbij een evenwichtigere verdeling komt van beroeps- en gezinsarbeid tussen mannen en vrouwen.
De uitgangspunten voor dit nieuw sociaal contract zijn de afbouw van het "kostwinnersconcept" en de daarmee gepaard gaande faciliteiten (o.a.fiscaal), het treffen van collectieve maatregelen eerder dan maatregelen die de individuele keuzes beperken, gerichtheid op alle gezinsvromen en bekeken vanuit een levensloopperspectief.
Er moet een grotere mogelijkheid komen tot kiezen waar men zelf voor wil zorgen en wat men wil uitbesteden.
Het failliet van het integratiebeleid door Mohammed Chakkar van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen
Etnisch culturele minderheden worden in ons land geconfronteerd met achterstand en achterstelling op het gebied van Onderwijs (1% hooggeschoolden), huisvesting, tewerkstelling en politieke rechten.
Het integratiebeleid heeft geen enkele verandering teweeggebracht, de tweede generatie zit in een slechtere maatschappelijke positie dan hun ouders.
De integratiegedachte heeft geleid tot een polarisatie. Geïntegreerd vs. niet – geïntegreerd, geassimileerd vs. niet – geassimileerd, deze polarisatie is doorgedrongen tot op alle facetten van de samenleving.
Ook de sociale partners hebben zich vastgereden in het zand van de integratiegedachte, en dit is de oorzaak van het niet uitwerken van antidisicriminatiestrategieën.
We zijn terechtgekomen in een situatie waarbij de meerderheid zich bedreigd voelt door een minderheid. Wie niet aangepast is hoort er niet bij.
Wat dat "aangepast" zijn wel mag inhouden, daar wordt geen enkele invulling aan gegeven.
Trouwens, zijn migranten nog "migranten" als we praten over een generatie die hier geboren is, voor wie het "thuisland" een vakantieland is. Deze generatie is een deel van onze samenleving en zal onze toekomst mee bepalen. Ze zijn niet van plan nog met zich te laten sollen, willen EERST rechten, want, inzake plichten is er geen discriminatie.
Niet de migranten zijn het probleem, wel de te grote ongelijkheid.
Er is onvoldoende onderkenning van de maatschappelijke repercussies van werkloosheid, men legt te veel nadruk op het deeltje "schuld" bij de migranten.
Vaders zijn werkloos, waardoor de voorbeeldfunctie van de vader wegvalt. Langdurige werkloosheid werkt ook sociale isolatie in de hand en kan tot heftig protest leiden.
Jongeren proberen op allerlei mannieren aan de werkloosheid te ontsnappen:
- veel jongeren beginnen een eigen zaak
- ze nemen alle soorten werk aan, ongeacht de betaling, zelfs zwartwerk
- interim-arbeid komt ook, heel veel voor
- uiteindelijk geven ze het op, dit leidt tot de creatie van een nieuw subproletariaat
Het gevolg hiervan zijn spanningen tussen de verschillende groepen bewoners in achterstandswijken.
De ondoorzichtige integratiepolitiek moet gestopt worden.
Het FMV betreut het gebrek aan respons van ondernemingen op de mogelijkheid tot opzetten van positieve actie. Tot nog toe is er geen structurele verandering.
Maar weinig ondernemingen beseffen dat Vlaanderen veranderd is, toch zullen ze die realiteit moeten onderkennen indien ze willen overleven.
Indien de evolutie zich aan de huidige snelheid voortzet, mag men nu reeds beginnen schrijven aan het kader voor de actieplannen voor de kleinkinderen van de huidige doelgroep.
De diversiteitsgedachte moet een effectief instrument worden om ongelijkheden weg te werken, niet voor de aanwerving van een excuus Truus, Alibi Ali en nog een persoon met een handicap als window – dressing.
Men wil de polarisatie niet op de spits drijven door het voeren van rechtszaken, maar, als het moet, dan moet het maar.
De huidige initiatieven zijn goed, maar er is meer diepgang nodig en de evolutie moet veel sneller gaan.
Dit wordt nog maar eens bewezen door het feit dat, na 11september en de slabakkende economie, de migranten nog maar eens het eerste slachtoffer zijn.