Slopen of Renoveren? Strategieën voor maatschappijverandering by Wim Benda Wednesday May 15, 2002 at 04:10 PM |
vonk1@pandora.be |
De ‘antiglobaliseringsbeweging' is op enkele jaren uitgegroeid tot een belangrijke onderstroom in de samenleving. Als marxisten erkennen we dat dit een niet te onderschatten positieve ontwikkeling is na een decennium van rechts overwicht op elk terrein. Tegelijk willen we echter waarschuwen voor bepaalde illusies die in de beweging leven, illusies die we kunnen vatten onder twee noemers: links reformisme en anarchisme-utopisme.
De ‘antiglobaliseringsbeweging' (AGB), door voorstanders ook wel de beweging voor een andere globalisering genoemd, is op enkele jaren uitgegroeid tot een belangrijke onderstroom in de samenleving. Als marxisten erkennen we dat dit een niet te onderschatten positieve ontwikkeling is na een decennium van rechts overwicht op elk terrein. Anderzijds willen we niet zoals extreem-links en de NGO's de beweging en haar perspectieven overschatten of zomaar meegaan met de ideeën die de huidige leid(st)ers van de AGB verkondigen. Een juiste oriëntatie vereist een nuchtere evaluatie.
De AGB heeft sinds haar ontstaan verschillende etappes doorlopen. De geboorte van de AGB kan je situeren rond de protesten tegen het Multilateraal Akkoord voor Investeringen in 1998. Uiteraard heeft de beweging wortels die strekken tot de jaren '80 en zelfs verder, maar met de overwinning tegen de MAI verscheen ze voor het eerst als een soort tegenmacht aan de oppervlakte. Cruciaal in die overwinning was het overhalen van de Franse regering om het MAI te boycotten, wat in belangrijke mate op conto komt van Attac, een soort koepel van bewegingen tegen het neoliberalisme die in 1998 door enkele linkse Franse intellectuelen werd opgericht en al snel weerklank vond bij de oude sociale bewegingen zoals boerenorganisaties (cf. José Bové) en vakbonden. In de VS brak de AGB een jaar later door met ‘the battle of Seattle' tegen de Millenniumbijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Hoewel de conferentie eerder mislukte door tegenstellingen tussen de EU en de VS en ook tussen de imperialistische grootmachten en de zogenaamde Derde Wereld, wakkerde de mobilisaties die tegenstellingen aan en droeg de mislukking bij tot een gevoel van overwinning bij de demonstranten.
Sindsdien heeft de AGB in vele steden massabetogingen georganiseerd, waaronder Melbourne, Davos, Washington, Praag, Bangkok, Seoul, Nice, Delhi, Quebec, Gothenborg, Genua, Brussel en Barcelona. Genua en Barcelona waren duidelijk hoogtepunten, wat er op duidt dat de sociale strijd in Zuid-Europa voorligt op de rest van de westerse wereld. De recente vakbondsbetoging van 2 à 3 miljoen bewijst deze stelling. Alleen Latijns-Amerika lijkt als regio nog verder te staan, met Argentinië als koploper. Het niveau van de klassenstrijd in Latijns-Amerika maakte dat de eerste twee edities van het Wereld Sociaal Forum zich daar afspeelden, meer bepaald in Porto Alegre, Brazilië. Spijtig genoeg wil dat niet zeggen dat het grootste deel van de leiding van de AGB ook om die reden bewust Latijns-Amerika uitkoos. Veeleer dan een bewuste keuze voor een klassenpositie door de leiding waren het de gevolgen van de klassenstrijd die resulteerden in deze keuze. Met gevolgen van de klassenstrijd verwijzen we naar de sterkere verankering van sociale bewegingen in de massa's (bv. MST) en naar sociale (zij het soms dubieuze) verworvenheden zoals het Participatief Budget (lees onze artikels daarover op deze website).
Ondanks de verheviging van de klassenstrijd en de verbreiding van de AGB bevinden we ons niet in een eenduidige periode van verlinksing. De verkiezingsresultaten van de laatste jaren liegen er niet om: Haider, Berlusconi, Bush, allemaal heel rechtse rakkers. Recentelijk zagen we ook rechtse overwinningen in Frankrijk, Denemarken, Portugal en Nederland (Pim Fortuyn). Daarom spreken we best van toenemende sociale polarisatie tussen rechts en links. Indien links niet vroegtijdig wordt vermorzeld door het rechtse kamp, dat meer en meer de staatsapparaten bevolkt, dan zullen we in de toekomst onvermijdelijk opnieuw een clash zien van de ideologieën. Het is in die context dat de AGB zich ontwikkelt. Om zich te wapenen tegen een vroegtijdige dood en zich voor te bereiden op de komende botsingen is het voor de AGB van het grootste belang dat zij zich ideologisch voorbereidt door lessen te trekken uit het verleden en bepaalde illusies overboord gooit. Veel van die illusies kunnen we vatten onder twee noemers: links reformisme en anarchisme-utopisme, twee stromingen waarmee het marxisme al sinds de 19e eeuw in discussie is.
Het links reformisme
De klassieke theorie van het reformisme formuleerde Eduard Bernstein aan het begin van de 20ste eeuw in zijn boek ‘De voorwaarden voor het socialisme en de taken van de sociaal-democratie', waarin hij zijn herziening (revisionisme) van het marxisme voorstelde. De hoofdidee van dit werk is dat het kapitalisme niet via een revolutie moet worden omvergeworpen, maar stilaan zal verdwijnen via hervormingen die de sociaal-democraten langs het parlement invoeren. Bernstein verweet de marxisten (verkeerdelijk) dat ze zich fixeren op het einddoel, het socialisme, en daarbij concrete hervormingen binnen het kapitalisme negeren. Vandaar zijn beroemde uitspraak: "Het einddoel betekent niets, de beweging is alles." De beweging van vakbonden, coöperatieven en socialisten in het parlement zou stap voor stap het kapitalisme veranderen tot men automatisch uitkwam in het socialisme, zonder een revolutionaire breuk tussen beide.
Het is geen toeval dat het reformisme juist in die tijd een opgang kende. De socialistische beweging ging met rasse schreden vooruit en kon tegen dan rekenen op een heel bataljon parlementairen en gemeenteraadsleden. Op basis van de economische opgang van half jaren 1890 tot de Eerste Wereldoorlog konden zij via hun revolutionaire fraseologie en de dreiging van algemene stakingen bepaalde hervormingen afdwingen van de burgerij (materiële toegevingen, stemrecht,…). Door die vooruitgang ontwikkelde zich echter binnen de sociaal-democratische partijen bureaucratieën die door hun positie en comfortabele levensstijl de band met de arbeiders verloren en zich meer gebaat voelden met de status-quo en het medebeheer van het kapitalisme als ministers en andere overheidsposten. Hun macht steunde vaak op hun rol in de arbeiderscoöperatieven (voedselverdeling, sociale zekerheid,…), een soort bedrijven die het midden houden tussen gesocialiseerde productie en kapitalistische ruil. Bijgevolg hadden deze gesettelde bureaucraten een zeer pragmatische visie op het socialisme, dat er via hun activiteiten zo wel zou komen, zonder dat ze zich druk moesten maken om revolutie. In de praktijk betekende dit dat ze revolutionaire algemene stakingen trachtten te sussen met beloften en zo de mobilisatie en zelforganisatie van arbeiders aborteerden.
De hoogdagen van het reformisme waren de decennia na de Tweede Wereldoorlog, opnieuw een opgaande fase van het kapitalisme, waarin hoge economische groei enerzijds en schrik voor het uitbreidende stalinisme en grote socialistische/communistische partijen anderzijds samenspeelden zodat de bourgeoisie geneigd was toegevingen te doen die de naam ‘welvaartstaat' kregen (sociale zekerheid, huisvesting, sociaal overleg, onderwijs, loonstijgingen, uitbreiding werkgelegenheid, recreatie-infrastructuur enzovoort). Het economische credo van die tijd was het keynesianisme, een theorie en beleid genoemd naar de Britse econoom John Maynard Keynes. Keynes formuleerde zijn ideeëngoed in de jaren ‘20 en ‘30 als antwoord op de crisis van het kapitalisme enerzijds en het opkomend communisme anderzijds. Daarbij beklemtoonde hij steevast dat hij het kapitalisme en het liberalisme wou vrijwaren. Hij was dus hoegenaamd geen reformist, hoewel sociaal-democraten zich later vaak op hem zouden beroepen. Zijn theorieën zouden vanaf de jaren '30 toegepast worden om de sociale vrede te bewaren. De reformisten bedienden zich van zijn theorie omdat die een staat veronderstelt die sterk tussenkomt in de economie om de crisissen van het zogenaamd wilde kapitalisme te vermijden. Via het keynesiaans beleid konden zij crisissen tijdens de grote naoorlogse boom verzachten en bijna volledige tewerkstelling nastreven, zaken waartoe ze verplicht waren om hun achterban van arbeiders koest te houden. Tegelijk verstevigden ze hun greep op de staat en geraakten steeds meer verweven met het burgerlijk bestel.
Daling van de winstvoeten vanaf eind jaren '60 en de crisissen van de jaren '70 maakten echter een einde aan de toegeeflijkheid van de bourgeoisie. Vanaf eind jaren '70, op een moment dat de arbeidersbeweging na tien jaar van loeiharde krachtsmeting tussen de klassen tekenen van vermoeidheid en desillusie begint te vertonen, lanceert de bourgeoisie een grootschalige aanval onder de ideologische noemer ‘neoliberalisme'. Al hun maatregelen worden verantwoord door te verwijzen naar een zogezegd historisch-natuurlijke en onomkeerbare ‘globalisering', een woord dat zich vanaf de jaren '80 begint te verspreiden. Met de val van het stalinisme in Oost-Europa zegeviert dit neoliberalisme helemaal en zien we een verdere draai naar rechts van de sociaal-democraten. Zoals gezegd is de AGB na een decennium van absolute kapitalistische triomf eigenlijk de eerste schuchtere uiting van een linkse relance.
Vandaag zien we dat er veelvuldig wordt verwezen naar de periode voor de jaren '80, voor het ‘neoliberalisme' en de ‘globalisering' verscheen. Uitspraken zoals ‘HERoveren van de publieke ruimte' en ‘globalisering neemt de macht van gewone mensen af' wekken de schijn dat het voordien wel goed was. Het is weinig verwonderlijk dat in een eerste fase de beweging wordt gedomineerd door een leiding die verlangt naar het zogezegd gouden tijdperk van na de oorlog. Leiders als Petrella, Bernard Cassen en Ignacio Ramonet (Attac) zijn opgegroeid met het keynesianisme en de periode na de oorlog was ontegensprekelijk een periode waarin belangrijke sociale overwinningen zijn bekomen. De verworvenheden van toen staan nu onder druk en worden afgebouwd. Het kapitalisme keert inderdaad stilaan terug naar zijn ‘wilde' periode van alle macht aan de markt. Voordien was het echter helemaal niet zo goed als neokeynesianen willen doen uitschijnen, getuige de ettelijke conflicten en zelfs prerevolutionaire situaties (bv. België ‘60-61, Frankrijk ‘68, Italië '69). Bovendien toont de neoliberale aanval dat geen enkele verworvenheid een verworvenheid is zolang we in een klassenmaatschappij leven waarin de kapitalistische minderheid veel meer macht heeft dan de rest. We mogen daarbij ook zeker niet vergeten dat het keynesianisme evenzogoed een strategie was van de burgerij om de sociale vrede te bewaren.
De kleinburgerlijke illusie in hervorming van het kapitalisme vertaalt zich eveneens in het reformistische standpunt ten opzichte van de WTO, het IMF en de Wereldbank. Die instellingen zijn ontworpen om de imperialistische concurrentie niet te doen escaleren in totale instabiliteit en om de Derde en ex-Tweede Wereld op een ‘gereguleerde' manier te plunderen. Als ze die functie niet meer zouden vervullen en dus een blok zouden worden aan het been van de imperialisten, dan zouden dezen die instellingen torpederen met hetzelfde gemak als ze de VN hebben getorpedeerd vanaf eind jaren '70. Hervorming van deze internationale economische instellingen is dan ook een waanbeeld, hooguit kunnen enkele cosmetische veranderingen worden genomen om het imago op te poetsen. En de burgerij is volop bezig hen te herlegitimeren o.a. door de NGO- en vakbondsleiding bij besprekingen te betrekken, door de beruchte groene kamers van de WTO af te schaffen, door de IMF-programma's te hernoemen naar Faciliteit voor Armoedereductie en Groei, enzovoort. Ook meer macht geven aan de VN is een illusie. De VN is voornamelijk een uitlaatklep voor frustraties van de arme landen en holt voor de rest aan achter het imperialisme (cf. Irak, Kosovo, Afghanistan). Noch de VN, noch haar filialen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie kunnen enige dwingende macht hebben op de grootmachten. In realiteit zien we dat de VN enkel dwingende macht heeft voor (semi-)perifere landen, dus wanneer het past in het kraam van de imperialistische naties en dan vooral de VS.
Om de financiële instabiliteit te verminderen doen de reformisten tevens eigen voorstellen zoals de Tobintaks, opnieuw van een keynesiaan, wijlen James Tobin, die overigens weinig opgezet was met het feit dat een antisysteembeweging zijn voorstel overnam. De Tobintaks moet de speculatie tegengaan, volgens Bernard Cassen & co het grote kwaad. Wederom is Keynes niet ver af, speculatie was ook een van zijn grote bekommernissen aangezien speculatie het kapitalisme zwaar uit balans kan brengen. Eisen voor progressieve hervormingen van het belastingsysteem zijn typisch voor links-reformisten (cf. vermogensbelasting). Op zich zijn marxisten niet tegen dergelijke hervormingen. Elke maatregel die het leven van kapitalisten verzuurt steunen wij, zeker als die eis het speerpunt is om verschillende bewegingen bij elkaar te brengen. Langs de andere kant zal je met bestrijding van speculatie de kapitalistische crisissen niet opheffen. Overproductiecrisissen zijn immers een organische manifestatie van de kapitalistische economie. Ze veroorzaken een daling in de prijs van de productiemiddelen en van de arbeid en verlammen een deel van het actieve kapitaal. Zo leggen ze de basis voor een nieuwe stijging van de winsten en een herneming van de groei. Bijgevolg kan je productiecrisissen niet wegdenken uit het kapitalisme, zodat het steeds tot sociale wantoestanden zal leiden. Dat probleem kunnen we enkel oplossen door de anarchie van de concurrentie tussen kapitalisten te vervangen door een democratisch geplande economie.
De reformistische kritieken op het ‘neoliberalisme' worden gedragen door de leiding van de vakbonden en andere sociale bewegingen (o.a. Attac), maar tevens door de meerderheid van de NGO's. Het verschil met sociale bewegingen is dat NGO's geen reële, gestructureerde basis hebben. Eerder zijn het structuren met een beperkte groep onderzoekers en coöperanten die ter tijd en stond mensen (vooral jongeren) mobiliseren in een campagne. Zij drijven op een aantal algemene gevoelens inzake rechtvaardigheid die leven bij de bevolking, maar zij vullen die naar goeddunken in aangezien ze geen basis hebben tegenover dewelke zij verantwoording moeten afleggen. Dit elitair en kleinburgerlijk karakter maakt hen heel vatbaar voor bureaucratisering.
Vandaag wordt meer en meer duidelijk dat zij zich aandienen als de ‘nieuwe sociale partners' die willen onderhandelen met regeringen, bedrijven en internationale instellingen. Sylvia Borren, directrice van Novib (de Nederlandse koepel van NGO's) drukte dit zeer goed uit door openlijk te pleiten voor een "globaal leiderschap van NGO-leiders dat kan optreden ten aanzien van de Verenigde Naties en de multinationals." (Dirk Barrez. De antwoorden van het antiglobalisme p.223) Er ontwikkelen zich allerlei partnerschappen tussen NGO's enerzijds en bedrijven, financiële instellingen en overheden anderzijds. Een voorbeeld is het Corporate Funding Programme, een samenwerkingsverband tussen zes NGO's (ACT, Broederlijk Delen, FOS/Socialistische Solidariteit, Oxfam-Solidariteit*, Vredeseilanden-Coopibo en Wereldsolidariteit) en enkele multinationals (Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Kramic, Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière). De bedrijven verschaffen de fondsen en de NGO's doen voorstellen voor projecten in de Derde Wereld, waarover de bedrijven wel hun veto kunnen stellen. Ook ter gelegenheid van het Wereld Sociaal Forum bleek opnieuw hoe sterk de NGO's ingesteld zijn op ‘dialoog'. Premier Verhofstadt mocht dan al niet komen spreken, hij werd wel uitgenodigd om te komen luisteren, wat er op duidt dat hij toch wordt beschouwd als gesprekspartner (ook al stuurde hij uiteindelijk zijn kat). Pierre Galand, de voormalige algemeen secretaris van Oxfam België, was eveneens duidelijk toen hij net terug uit Porto Alegre op de Franstalige televisiezender RTBF een oproep deed voor een dialoog tussen socialisten en liberalen "die zich herkennen in de universele menselijke waarden van Europa".
Na jaren van mobilisatie en opbouw van krachten zijn de NGO's dus aanvaard als nieuwe ‘sociale partner' en kunnen ze gaan onderhandelen. Vaak vinden ze het niet eens nodig hun beperkte achterban te consulteren. Net zoals de groenen maar vijf jaar deden over een degeneratieproces dat bij de socialisten een halve eeuw in beslag nam door de weerstand van een bij de groenen amper aanwezige basis, zo zullen de NGO's in het ‘nieuwe overleg' nog veel sneller verrechtsen dan de vakbondstop ooit heeft gekund. Net zoals de arbeidersbureaucratie zoeken de NGO's oplossingen via regeltjes en overleg binnen het systeem. Sociale strijd heeft slechts als functie hen te voorzien van een machtsbasis. Ze maken de dynamiek van de straten (acties, betogingen enzovoort) ondergeschikt aan het overleg. Daarmee herleiden deze reformisten sociale verandering tot een privilege van enkele specialisten die zullen onderhandelen met de staat en de bourgeoisie. De acties van hun achterban dienen volgens hen om druk te zetten en niet om bredere lagen van de bevolking te politiseren zodat dezen zich voorbereiden om zelf de macht in handen te nemen. Voor zulke bureaucraten gaat het erom het kapitalisme mee te beheren in plaats van het te contesteren. Zij weigeren verder te denken dan het kapitalisme zelf.
Hun keuze voor klassencollaboratie is evenzogoed af te lezen uit de gebruikte terminologie. Het veel gebruikte begrip ‘civiele maatschappij' is een begrip dat de bestaande klassenverschillen in het kapitalisme verdoezelt. Het wordt gehanteerd om de arbeidersklasse en de meer antikapitalistische elementen te ontbinden in een amorf bondgenootschap waarin al diegenen die kritiek hebben op het ‘neoliberalisme' verenigd zijn. De burgerij speelt dan weer graag in op de reformistische en bureaucratische neigingen van de leiding om verdeeldheid te zaaien, de meer radicale elementen in de AGB te isoleren en zo de lont uit het kruitvat te halen. In die optiek moeten we de initiatieven van premier Verhofstadt begrijpen (brief aan de antiglobalisten, publiek debat met Naomi Klein, ontwikkelingsinitiatieven op Conferentie van Monterrey). Vandaag wordt de beweging zelfs geïnfiltreerd door zeer openlijk burgerlijke elementen zoals de voormalige vice-president van de Wereldbank, de keynesiaan Joseph Stiglitz.
Uiteraard zijn de NGO's niet alleen in dat reformisme en de politiek van klassencollaboratie. De arbeidersbureaucratie heeft zich al lang genesteld in het sociaal overleg met het patronaat. De schimpscheuten aan het adres van de NGO's hebben hun oorsprong in het veiligstellen van die positie tegenover de nieuwe concurrenten voor zitjes. Zonder te twijfelen aan de reactionaire redenen waarom de vakbondsbureaucratie de NGO's afwijst, moet we anderzijds akkoord gaan met hun belangrijkste argument: de NGO's beschikken niet over de legitimiteit van de vakbonden. Zij beschikken inderdaad niet over een massabasis tegenover wie ze verantwoording moeten afleggen. Voor marxisten is dat essentieel. Het gevecht voor arbeidersdemocratie begint immers in de eigen organisatie, het gevecht tegen de bureaucratie is een belangrijke leerschool voor de massa's in het proces van de revolutionaire overname van de samenleving.
Zijn wij dan tegen hervormingen? Zeker niet, maar wij beschouwen hervormingen niet als een doel op zich, wel als middelen naar het doel: de socialistische omwenteling van de maatschappij. In de klassieker ‘Hervorming of revolutie' stelde Rosa Luxemburg in haar voorwoord: "Voor de sociaal-democratie is de dagelijkse praktijk van strijd voor sociale hervormingen, de verbetering van de arbeidsomstandigheden – vertrekkend van wat reeds bestaat – en de invoering van de democratie de enige manier om de strijd van de arbeidersklasse te voeren om het uiteindelijke doel te bereiken: de politieke machtsovername en het verdwijnen van de loonarbeid. Voor de sociaal-democratie is er een onverbrekelijk verband tussen de sociale hervorming en de socialistische revolutie, omdat de strijd voor hervormingen het middel is en de verandering van de maatschappij het doel." De strijd voor sociale hervormingen en de revolutie spreken elkaar dus niet tegen, maar zijn twee zijden van dezelfde medaille. De socialisten moeten de arbeiders organiseren vertrekkend van de dagelijkse strijd voor hervormingen, maar moeten tezelfdertijd ook uitleggen wat het kapitalisme betekent. Binnen het kapitalisme wordt geproduceerd voor de winst van een minderheid aan eigenaars, niet voor het nut van iedereen. Daar ligt de grondoorzaak van de uitbuiting en de ellende. Daarom moet het kapitalisme worden vervangen door het socialisme. De burgerij zal dit echter niet zomaar laten gebeuren, zij zal zich verzetten tegen verregaande hervormingen, desnoods met fysiek geweld van het staatsapparaat. Op zulk moment is een clash tussen arbeiders en burgerij onvermijdelijk.
Anarchisme-utopisme
Een andere belangrijke component van de AGB is het anarchisme in al zijn facetten, gaande van de meest extremistische vleugel van individueel geweld tot de utopische pacifisten die een "voorbeeld willen stellen". Onder veel aanhangers van de AGB, en dan vooral de jongeren, leven sterke gevoelens tegen hiërarchie en de zogezegde totalitaire neigingen van elke ideologie. Een van de kopstukken van deze anarchiserende tendens is Naomi Klein, bekend van haar boek ‘No Logo'. Zij vieren het pluralisme en het spontane in de beweging, zijn tegen elke interne kritiek die zogezegd de beweging zou verzwakken door de eenheid op spel te zetten (zelfs het geweld van een minuscule minderheid mag niet verworpen worden, "ieder zijn methode"), spreken zich sterk uit voor culturele eigenheid en zelfbeschikking van inheemse volkeren, creëren ‘bevrijde zones' en keren zich tegen elk ‘groot verhaal', vooral dan het socialisme/marxisme, omdat dit sowieso tot dictatuur zou leiden. In die zin is deze gedachtestroom de linkse uitloper van de postmoderne kritiek op het stalinisme (naast de nihilistische uitloper en de liberale). Opnieuw is het geen toeval dat de laatste systematische, ‘grote' kritiek op het zogenaamde communisme het startpunt is voor de ideologische ontwikkeling van een nieuwe generatie in links.
Het anarchisme heeft al sinds het begin van de 20ste eeuw geen aanhang meer onder de georganiseerde arbeiders. Sommige geradicaliseerde jongeren voelen zich echter wel aangetrokken tot hun imago van directe actie. Er is een vacuüm achtergelaten door het gebrek aan massale arbeidersjeugdorganisaties, die vechtend voor een socialistisch programma vele jonge arbeiders en studenten zouden kunnen aantrekken. Door gebrek aan leiding van de arbeiderstop kan dit vacuüm tijdelijk en gedeeltelijk worden opgevuld door groepen als Reclaim the Streets en de Witte Overals.
Het anarchisme reageert met een radicale fraseologie op het reformisme, maar is niet in staat de massa's ermee aan te trekken. Anarchisten begrijpen dikwijls niet hoe het objectief proces van bewustwording van de arbeiders werkt. Ten einde raad hebben ze dan de neiging om net zoals de reformisten de arbeidersklasse verantwoordelijk te stellen voor het overleven van het systeem. De ‘massa' wordt dan tegenover het ‘individu' geplaatst, het passieve element tegenover het actieve element. Het onbegrip van de rol die de arbeidersklasse kan en moet spelen in de verandering van de maatschappij leidt hen dikwijls tot wanhopige besluiten van individuele en directe acties tegenover de acties van de massa. De organisatie van de arbeiders, het geduldig uitleggen van ideeën, de strijd tegen het reformisme verliest elke betekenis in de dynamiek van de anarchistische ‘directe actie'. In extremis leidt zulke strategie tot het fetisjisme van het individuele geweld los van de arbeidersklasse.
Een belangrijk verschil tussen de marxisten en de anarchisten is juist onze houding tegenover hervormingen binnen het kapitalisme. Anarchisten hebben de neiging om permanent over revolutie te praten. Hervormingen zijn blijkbaar een verspilling van tijd. Door simpelweg mee te doen in wat zij ‘het carnaval' noemen, worden we betere mensen en uiteindelijk zullen meer en meer mensen deelnemen, tot dit een kritieke massa bereikt en we allen het kapitalisme negeren, stoppen met rekeningen te betalen, tot het vanzelf weg gaat. Dergelijke denktrant is niets meer dan de uitloper van het oude utopische idee dat je de maatschappij kan veranderen door het stellen van voorbeelden. De wortels van dit stelsel liggen in de idealistische filosofie. Filosofisch idealisme verwijst naar het idee dat daden van mensen het gevolg zijn van hun gedachten, dat ideeën en niet onze levensomstandigheden bepalend zijn voor onze vooruitzichten. Wanneer we er in slagen mensen hun gedachten te veranderen, zullen ze ook anders gaan leven en zal kapitalisme gewoonweg overbodig zijn, zo wil het utopisme ons laten geloven. Marx en Engels ontwikkelden tegenover deze theorie het historisch materialisme, dat juist de concrete, materiële strijd van onderdrukte klassen tegen hun verdrukkers als uitgangspunt neemt. Arbeiders en bedienden zijn continu verwikkeld in een gevecht tegen het kapitaal. Als je de meerderheid van de mensen wil bereiken, zal je moeten beginnen van dat wat hen bezig houdt in de strijd die ze leveren. Het komt er op aan een programma te formuleren dat hun strijd vooruithelpt en in de loop van die strijd ontwikkelen arbeiders spontaan vanuit hun behoefte om samen te werken een mentaliteit die de antipode is van de kapitalistische mentaliteit. Collectieve actie op basis van solidariteit is het beste tegengif tegen individualisme. Moralistische preken over ‘anders gaan leven' zijn echter gedoemd enkel in de woestijn te klinken.
De creatie van ‘bevrijde zones' in het systeem is in feite een herneming van de coöperatieve gedachte die ook in de vroegere Belgische arbeidersbeweging onder invloed van het anarchisme sterk aanwezig was. In de BWP (de vroegere SP.a) was de anarchistische vleugel aanvankelijk erg sterk. Dit experiment heeft gefaald omdat het onmogelijk is voor lange tijd eilandjes binnen het kapitalisme in stand te houden. Rosa Luxemburg legde reeds uit dat coöperatieven uiteindelijk "verplicht zijn de rol van kapitalistisch ondernemer tegenover zichzelf in te nemen – een contradictie die aan de grond ligt van het falen van productiecoöperatieven die ofwel zuiver kapitalistische ondernemingen worden ofwel eindigen in ontbinding als de arbeidersbelangen blijven domineren." Hetzelfde geldt voor de talloze coöperaties opgezet door NGO's en lokale boeren in de Derde Wereld.
Bovendien is het een illusie te veronderstellen dat een 21e-eeuwse samenleving zou kunnen functioneren als een confederatie van lokale gemeenschappen. Laten we duidelijk zijn dat wij als socialisten niet in het minst afstand willen doen van de mogelijkheden van de moderne economie en technologie maar ze juist nog méér, maar democratischer en met respect voor het milieu willen ontwikkelen in het belang van héél de wereldbevolking. Onze ambities reiken verder dan anarchistische zelfbestuurde garages of bakkerijen. Hoe zullen we elektriciteitscentrales en -netwerken doen werken? Hebben we al eens nagedacht hoe we waterleidingen, spoorwegen, databekabeling, moderne universiteiten, hospitalen uitgerust met de modernste chirurgiezalen gaan bouwen in heel Afrika, Azië en Zuid-Amerika? Of is dat niet nodig voor de mensen ginder, hebben ze er geen behoefte aan? Stellen de anarchisten voor om die van ons ook maar af te breken wegens niet passend in het stramien van kleinschaligheid en spontaneïteit? Infrastructuur en technologie zijn op zich niet rechts. Wereldomspannende structuren zijn een absolute noodzaak, punt is dat het democratische structuren moeten zijn die toelaten dat de wereldeconomie gepland wordt in functie van de behoeften van de mens en in functie van de vrijwaring van het milieu.
Anarchistische organisaties hebben zich altijd verstopt achter een façade van ‘zelforganisatie'. Ze beweren geen leiders, geen politici enzovoort te hebben. Toch worden er beslissingen genomen. Mochten er geen leiding en politici zijn, dan kon er ook geen enkele vorm van actie zijn. Of Naomi Klein het nu wil of niet, een aanzienlijk deel van de jeugd kijkt naar haar op en beschouwt haar (misschien onbewust) als een leidster. De vraag is wat zij dan met die rol doet. De recente betogingen waren sterk georganiseerd en op internationale schaal gecoördineerd. Zo hoort het ook. Nochtans, zonder organisatie en democratie heeft niemand behalve een kliek aan de top enige inspraak over het waarom, waar en wanneer. In een beginfase kan dit secundair lijken, niettemin staat de deur zo wagenwijd open voor bureaucratische verwording wanneer de beweging aan macht wint.
Tevens is het bijzonder nefast de illusie te voeden dat een ‘spontane' beweging zonder organisatie of politiek programma het bestaande stelsel zal omverwerpen. Het is trendy om te verkondigen dat ‘logge structuren' overbodig zijn en uit de tijd, en dat het mensen afschrikt om aan te sluiten. We hebben in de Jongsocialisten en in de SP genoeg kunnen zien wat er dan gebeurt: alle zogenaamde logge structuren (afdelingen, federaties, congressen enzovoort) worden afgeschaft tot er aan de top alleen nog een duistere kliek overblijft die haar zin doet. Bovendien toont de geschiedenis ten overvloede aan wat er gebeurt met spontane bewegingen zonder leiding of organisatie: in de DDR wilden de mensen absoluut geen terugkeer naar het kapitalisme maar zochten zij naar een democratisering van het stalinistisch systeem in de richting van een écht democratisch socialisme. Maar omdat er geen partij of organisatie was die het onbewuste bewust kon uitdrukken trad het West-Duitse kapitalisme opnieuw in dit vacuüm. Hetzelfde gebeurde met de Ecuadoriaanse opstand begin 2000: wegens een gebrek aan leiding en organisatie kon de burgerij haar hachje redden door een legerofficier, die een van de boegbeelden van de opstand was, te overtuigen naar de regering over te stappen. Door gebrek aan eigen structuren en leiders was de beweging meteen onthoofd en de revolutie uitgesteld.
Hervorming en revolutie
Je kan de reformisten geen betere dienst bewijzen dan de revolutie tegenover de strijd voor gedeeltelijke hervormingen te plaatsten. Zo laat je hen de spreekbuis zijn naar het grootste deel van de bevolking, dat momenteel wel gelooft in sociale hervormingen en het burgerlijk democratisch systeem. Het feit dat het parlement machteloos blijkt om het verlies van jobs en de vernietiging van het leefmilieu te verijdelen, toont enkel aan dat het de belangen van het kapitalisme dient. Niettemin is het mogelijk om onder druk van de basis sociale hervormingen langs parlementaire weg door te voeren. Het heeft geen zin te verklaren dat het parlement irrelevant is en het de rug toe te keren wanneer de meerderheid niet akkoord gaat en nog steeds naar de regering kijkt om haar leven beter te maken. Elke weg die kan worden gebruikt ter verbetering van onze levens moeten we gebruiken.
Wij zijn voorstander van echte hervormingen. Volledige tewerkstelling, een degelijk loon, een verbeterde sociale zekerheid, kwaliteitsonderwijs, de vermindering van de arbeidsduur en een creatieve vrije tijd zijn noodzakelijk, nuttig en positief. Deze eisen weerspiegelen de verlangens van de arbeidersklasse en van een nog grotere groep in de samenleving. De reformisten verlaten in de praktijk deze eisen in naam van het ‘realisme'. De marxisten, in naam van het echte realisme, leggen uit dat de volledige tewerkstelling, de vermindering van de arbeidsduur enzovoort haalbare eisen zijn op basis van een ander economisch stelsel, dat niet stoelt op het maximale winstbejag maar dat vertrekt vanuit de sociale noden en hiervoor de productiekrachten op een geplande en democratische manier ter beschikking stelt. Dat is socialisme. Daarom voeren wij de strijd teneinde de minste toegeving te bekomen ten voordele van de arbeiders en de jongeren, maar leggen eveneens uit dat het fundamentele probleem het bestaan van het kapitalisme is. Wij proberen de gedeeltelijke strijd te verbinden met een bredere strijd op langere termijn die ook een grotere deelname vereist en een hoger bewustzijn. Deze houding draagt veel meer bij tot de ondermijning van de invloed van de reformisten dan alle luidruchtige verklaringen tegen de vakbonden, de partijen en leiders.
*Oxfam stapte ondertussen uit het CFP. In een persmededeling zeiden ze daarover het volgende: "Oxfam-Solidariteit kwam tot de vaststelling dat er een situatie was ontstaan waarin de bedrijven blijkbaar "de kat uit de boom keken" en onderling tot de overeenkomst waren gekomen geen geld op tafel te leggen, zolang de NGO's "moeilijk bleven doen" over het ethische aspect."
Wim Benda, 15 mei 2002
Interessant artikel by El Pimo Wednesday May 15, 2002 at 06:13 PM |
pimvdp@yahoo.com |
(b.t.w., is het Wim zelf die dit gepost heeft, of iemand anders? Kwestie van te weten met wie men discussieert)
Een fijn artikel Wim, het stelt een paar belangrijke vragen en heeft heel wat nuttige kritieken. Toch nog een paar vraagjes/opmerkingen:
"Anderzijds willen we niet zoals extreem-links en de NGO's (...)"
Jullie rekenen jullie zelf dus niet tot extreem-links? Imho is dat nochtans niet iets waar je zelf voor kiest. Ik ken geen enkele linkse groepering die zichzelf extreem-links noemt. Het is wel een etiket dat op veel verenigingen geplakt wordt, inclusief vonk, door hun tegenstanders. Het volstaat volgens mij niet om te zeggen dat je niet bij extreem-links hoort om van het etiket af te geraken. We zullen in de praktijk aan de mensen moeten kunnen tonen dat onze ideeën helemaal niet extreem zijn, maar integendeel dicht aanleunen bij wat iedereen wil. Archaïsche termen als 'klassecollaboratie' e.d. dragen volgens mij enkel bij tot het vormen van barriëres, en herbevestigen jullie extreem-links imago.
"De reformistische kritieken op het ‘neoliberalisme' (...)"
Is het wel zinnig een kritiek al dan niet 'reformistisch' te noemen? Zoals je zelf iets verder schrijft is het niet de hervorming zelf, maar de functie van de hervorming die bepaalt of hij al dan niet 'reformistisch' is. De Tobintaks, waar je zoveel kritiek op hebt, vervult volgens mij perfect de rol die een 'revolutionaire' hervorming heeft: de grote weerstand tegen deze minimale eis radicaliseert de mensen, en toont in de praktijk aan wie de werkelijke machthebbers zijn (vergroot het klassebewustzijn, in marxistische terminologie). Ik ken weinig mensen van Attac die de Tobintaks als eindpunt van hun strijd zien. Het enige wat je die mensen kan kwalijk nemen is dat ze geen uitgestippelde weg naar het 'socialisme' voor ogen hebben, maar ik vind dat eerder een kwaliteit dan een gebrek.
Voor de rest vind ik dat er heel wat nuttige kritieken op het anarchisme in de tekst staan, maar ik stoor me aan de denigrerende toon en de 'onze strategie is de juiste'- houding in het artikel. Op tijd en stond de eigen organisatie relativeren kan nooit kwaad. Al bij al hebben de 'anarchisten' heel wat meer impact op de maatschappij dan de mensen van vonk, en zijn ze een veel dominantere stroming binnen de AGB. Een beter uitgangspunt is volgens mij dan ook toegeven dat de libertaire en de marxistische communisten heel wat van elkaar te leren hebben.
Vriendelijke groeten,
El Pimo
Lees ook dit by Jan D. Wednesday May 15, 2002 at 08:20 PM |
Ik ben het niet helemaal eens met Wim, maar vind dit wel een waardevol stuk. Ik vind echter dat Wim teveel in oude vormen en categorieën blijft hangen en de bijdrage van de anarchisten teveel minimaliseert of te karikaturaal voorstelt. In die zin sluit ik me aan bij El Pimo.
Het is misschien interessant dit stuk naast mijn artikel over grotendeels hetzelfde thema te leggen:
sluikreclame by christophe Wednesday May 15, 2002 at 10:39 PM |
Jan,
Dit is de tweede keer dat je hier reclame maakt voor je eigen tekst. Straks koop je nog een verwijzing bij google.
Kan je de tekst niet gewoon voor zichzelf laten spreken?
sluikreclame? by Françoise Thursday May 16, 2002 at 12:24 AM |
fvermeersch@hotmail.com |
Toch is het interessant die drie teksten bij elkaar te lezen, Christophe.
(OK, het is eigenlijk ook een beetje sluikreclame. Maar iemand moest er toch op wijzen dat er toevallig (?) gisteren en vandaag dergelijke teksten werden gepubliceerd.)
Hier zijn nog eens de artikelnummers van de 2 andere artikelen over dit onderwerp: #23732 en #23805.
Ach Christophe... by Jan D. Thursday May 16, 2002 at 12:51 AM |
Waar jij je toch allemaal in druk maakt ouwe jongen...
Dit gaat gewoon grotendeels over hetzelfde maar vanuit een andere invalshoek. En ik was gewoon te lui omdat hieronder nog eens allemaal te herhalen.
Heel wat mensen posten hier links naar andere pagina's waarop gelijkaardige discussies of teksten staan.
Wees nu toch eens vriendelijk tegen de mensen.
misleiding by Fretje Thursday May 16, 2002 at 11:28 PM |
Misschien kan iemand van de Nar of zo het volgende eens vertalen en verspreiden (of tenminste de sectie over anarchisme en marxisme), dan hoeven we al die simplistische en misleidende voorstellingen van het anarchisme niet langer te aanhoren. Als jullie dan toch een kritiek willen leveren op het anarchisme, doe dat dan op basis van een eerlijke weergave en degelijke kennis, studie van de theorie en geschiedenis van het anarchisme. Dan moet je niet steeds met diezelfde afgedragen clichés komen opdraven om je eigen gelijk te bevestigen, en pas dan is een echt debat mogelijk.
En by Fretje Friday May 17, 2002 at 12:24 AM |
(had wat problemen met publiceren hier, daarom in 2keer)
Ook de korte schets van de "AGB" is zeer tendentieus, nog even en ze komt helemaal uit de koker van een aantal intellectuelen (zoals een Jaap Kruithof al pretendeerde voor Vlaanderen, om je een kriek te lachen natuurijk).
Ze is het gevolg van jaren werken van honderden groepjes en groepen, collectieven, organisaties, ...die verschillende netwerken uitbouwden en hun activiteiten en acties steeds meer gingen coördineren. Jaren van organisatie dus, en toch spontaan, en democratisch! Dat is anarchie in de praktijk!
Anarchisme en marxisme... by Wouter G. Friday May 17, 2002 at 06:33 PM |
paladin77x@hotmail.com |
Fretje,
Die anarchist FAQ die je opgeeft is inderdaad interessant. Helaas kan ik aan het adres die auteurs dezelfde opmerkingen maken.
Ik citeer:
"...Little wonder that Leninists are non-existent in the groups that have taken part and organised the anti-capitalist demonstrations -- not willing to learn from those involved in the class struggle, all they can do is act as petty sectarians. Sectarians expect working class people to relate to their predetermined political positions, whereas revolutionaries apply our politics to the conditions we face as members of the working class. For Leninists revolutionary consciousness is not generated by working class self-activity, but is embodied in the party. The important issues facing the working class -- and how to fight -- are to be determined not by the workers ourselves, but by the leadership of the party, who are the "vanguard of the working class"..."
Dit noem ik simplistische en misleidende voorstellingen van het marxisme. Waar is die eerlijke weergave zonder clichés? Voor een constructief debat zullen we tot morgen moeten wachten...
allemaal hetzelfde? by Fretje Friday May 17, 2002 at 09:07 PM |
Wat is hier simplistisch en misleidend aan?
"For Leninists revolutionary consciousness is not generated by working class self-activity, but is embodied in the party. The important issues facing the working class -- and how to fight -- are to be determined not by the workers ourselves, but by the leadership of the party, who are the "vanguard of the working class"...", is dat niet de kern van elke marxistisch-leninistische partij?
En je haalt één citaat uit verschillende tientallen blz-en, waar men met citaten, etc. de eigen beweringen staaft; vgl dat met de gratuite beweringen waarvan marxistisch-leninisten zich bedienen...
Naar een constructief debat by Wouter G. Friday May 17, 2002 at 11:42 PM |
Fretje, kun je me vertellen wat anarchisme voor jou betekent? De meest uitéénlopende mensen noemen zichzelf anarchist. De kritieken die terug te vinden zijn in de artikels van Wim(hierboven) en Jan(zie de link)zijn volgens mij terecht voor heel wat anarchisten. Andere anarchisten houden er dan weer geheel andere ideëen op na. Ik vind het eigenlijk heel belangrijk dat anarchisten en marxisten van gedacht wisselen. De vele stereotypen maken het inderdaad moeilijk om op gelijke voet de discussiëren.
Antwoord op Pim by Wim Sunday May 19, 2002 at 08:54 AM |
Vonk1@pandora.be |
Beste El Pimo,
Dank voor je positieve woorden. Maarten heeft het artikel gepost maar heeft mij erop gewezen dat enkele mensen een commentaar hadden geschreven.
In antwoord op je vragen:
1) Er zijn organisaties die zichzelf als extreem-links omschrijven en dat ook zijn. Dat wil niet zeggen dat hun ideeën over een alternatieve maatschappij extreem zijn. Maar hun strategieën en tactieken zijn dat wel. Ik denk bv. aan kritiekloze steun voor stalinistische regimes, steun aan individueel terrorisme, oproepen om de meest reactionaire dictators te steunen "omdat zij zich verzetten tegen het imperialisme", enzovoort. Ook een belangrijk kenmerk van extreem-links is hun sektarische verhouding tot de traditionele organisaties van de arbeidersbeweging (partijen en vakbonden) en het uitroepen van zichzelf als de nieuwe voorhoede. Al die voorhoedes organiseren zich dan nog het liefst in verschillende partijtjes die elkaar bekampen. Als je meer wil weten over extreem-links lees dan bv. Lenins kritiek "De linkse stroming: een kinderziekte van het communisme".
2) Natuurlijk is het correct dat veel mensen die Vonk niet kennen op het eerste zicht ons zouden klasseren als extreem-links. Gewoon al het gebruik van de term ‘marxisme' roept zulke denkbeelden op.
Hetzelfde wordt beweerd van een term als klassencollaboratie. Zelfs van klassen tout court. De vraag is waarom die termen in de jaren 70 door een belangrijk deel van de bevolking als niet-archaïsch werden ervaren. En waarom later wel. De jaren 70 waren jaren van hevige arbeidersstrijd, vandaar dat termen als klasse en klassenstrijd evident waren. De aanval van het kapitaal (sommigen vinden dat ook een archaïsche term, ik raad hen aan economische bladen zoals de FT, the Economist enzovoort te lezen) had een heel belangrijke ideologische component, o.a. het uitwissen van het traditionele socialistische taalgebruik. Strategieën hangen immers samen met analyses en analyses hangen samen met een bepaald woordgebruik. Kan je een andere term geven voor klassencollaboratie zonder aan de inhoud ervan te verzaken? Je kan pas over iets spreken als je daar termen voor hebt. Zeggen dat deze term archaïsch is, komt op hetzelfde neer als zeggen dat ageren tegen klassencollaboratie oubollig is. De leiding van de sociaal-democratie en de socialistische vakbonden hebben de ‘oubollige' termen systematisch uit hun woordenschat en die van hun organisaties beginnen schrappen om juist hun toegevingen aan het kapitaal te rechtvaardigen en niet geconfronteerd te worden met linkse kritieken van de basis. De vorming die je geeft heeft veel te maken met de termen die je gebruikt. En als de basis bepaalde analyses en termen niet kent, dan zal ze de leiding ook minder systematisch kunnen bekritiseren.
Wat ik dus wil zeggen is dat de ideologische component van het neoliberalisme ons wil doen geloven dat bepaalde termen archaïsch zijn. En waarom wil het kapitaal van die termen af? Omdat ze te bedreigend zijn vanwege de analyses en strategieën die ze inhouden. Marxisten zijn dan ook steeds tegen het schrappen van die termen uit het collectieve geheugen. Die ‘archaïsche' termen zijn een belangrijke band met een traditie van strijd. Binnen de antiglobaliseringsbeweging leeft spijtig genoeg de modieuze neiging om alles opnieuw uit te vinden. Wat oud is, is zogezegd achterhaald en niet van deze tijd, net zoals bij de mode. De mens is nochtans een wezen met geschiedenis en uit die geschiedenis valt veel te leren. Veel van de ideeën die vandaag in de antiglobaliseringsbeweging worden geformuleerd bestaan al lang. De reden waarom Vonk bv. zoveel analyses maakt van historische momenten in de klassenstrijd is niet geschiedkundig dilettantisme maar juist om daar lessen uit te trekken voor vandaag en de toekomst. Als wij daarbij termen gebruiken die in het tijdperk van het neoliberalisme oubollig klinken, dan doen wij dat bewust omdat die termen op hun degelijkheid zijn getest. Tegenmacht heeft ook te maken met terminologie.
Bovendien heeft de taal evenals zoveel andere fenomenen cyclische tendensen. Wat vandaag archaïsch klinkt, kan morgen to the point klinken. Tijdens de jaren 50 en 60 spraken veel linksen over de verburgerlijking van de arbeidersklasse (bv. de Frankfurter Schule en ook Ernest Mandel). Ook dan werden discussies gevoerd over archaïsche termen, er werd gepleit voor nieuwe strategieën, zogenaamd nieuwe revolutionaire groepen werden ontdekt in de vrouwenbeweging, homo's, vredesbeweging, de studenten enzovoort. Arbeidersklasse dat was zogezegd passé. Vanaf eind jaren 60 schiet de arbeidersklasse echter terug in actie met de woelige jaren 70 tot gevolg, (pré)revolutionaire situaties incluis (alleen al in kapitalistisch Europa: Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Griekenland). Termen die voordien archaïsch leken waren plots terug in voege.
3) Wat betreft het tweede punt, "de reformistische kritieken", ga ik met je akkoord dat de weerstand van de bourgeoisie tegen de Tobintaks mensen kan radicaliseren en hun klassenbewustzijn verhogen omdat die weerstand de aard van het kapitaal blootlegt. In vroegere artikels heb ik al hetzelfde geargumenteerd, mijn houding t.o.v. de Tobintaks is zeker geen van verwerping, wat overigens ook wordt gezegd in het artikel. Alleen is het eveneens nodig de limieten van de tobintaks aan te tonen, om eventuele desillusies te vermijden.
De kritieken van Cassen en Ramonet bv. zijn wel degelijk reformistische kritieken omdat ze hun hervormingen, zoals de TT, niet in het kader plaatsen van een revolutionaire breuk met het kapitalisme. In de Franse Attac zitten veel gematigde reformisten in de leiding. Ik weet dat in Attac-Vlaanderen er een hoger percentage aan socialisten in zit, maar hun impact op Attac in zijn geheel is niet echt groot. Bovendien zijn er dan nog verschillende onder hen die in de praktijk op debatten en vormingen het keynesianisme als alternatief verdedigen, terwijl ze toch zouden moeten weten dat dit niet waar is (zie argumentatie in artikel).
Je geeft zelf aan waar het Attac aan ontbreekt: een uitgestippelde lijn naar het socialisme. Onder uitgestippelde lijn versta ik dan niet een of andere rigide lijn die je kan distilleren uit het verzamelde werk van Marx zonder rekening te houden met de concrete strijd in verleden, heden en toekomst. Met uitgestippelde lijn bedoel ik een socialistisch programma, waarover ik niet ga uitweiden, je kan zulk programma lezen op de website van Vonk.
Zeg ik daarmee "onze strategie is de juiste"? Ja. Ik weet dat dit in postmoderne tijden waarin ‘iedereen gelijk heeft' en ‘iedereen zijn mening evenwaardig is' zeer slecht klinkt. Maar als wij morgen gaan discussiëren over de vraag welke vorm van wielen het best zijn voor ne velo, dan zal ik blijven volhouden dat ronde wielen het beste zijn en argumenten aandragen waarom driehoeken en vierkanten niet tot ons doel zullen leiden, nl. de velo doen rijden. Natuurlijk wil dat niet zeggen dat Vonk zich nooit vergist (of dat wij het altijd eens zijn over alles) of dat Vonk niet de eigen analyses en strategieën kan verrijken door te luisteren en te debatteren met anderen. Maar ik ben er van overtuigd dat Vonk op bepaalde essentiële punten een veel correcter visie heeft dan die anderen, anders zou ik niet bij Vonk aangesloten zijn. Uiteraard begrijp ik vanwaar je bekommernis komt. We worden in de beweging geconfronteerd met groepjes die zichzelf voorstellen als dé voorhoede en uitblinken in arrogantie. Zij die Vonk kennen weten dat wij niet zo zijn. Als de conclusie uit de arrogantie van bepaalde groepuscules echter is dat geen enkele groep nog mag denken dat hun programma juist is, dan heeft het geen zin meer om organisaties te creëren (evenmin Attac). Zo worden we allemaal individuen met een zogezegd eigen mening en verloochenen we de natuur van de mens als een sociaal wezen dat zich organiseert, iets wat de heersende klasse zeker zal appreciëren want dat maakt hun klassendominantie makkelijker.
Ik heb dit in alle kameraadschappelijkheid geschreven en hoop dat deze woorden niet als vijandschap worden ervaren.
Vriendelijke groeten,
Wim
P.S.: Ik heb ondertussen kennis genomen van de andere commentaren. Jans artikel heb ik gelezen, ik vind het eveneens een waardevol artikel hoewel ik ook verschil van mening, op vaak essentiële punten. Zoals beloofd zal ik daarop antwoorden.
Wat betreft het anarchisme en de agb weet ik dat ik te beknopt ben geweest in mijn beschrijving en kritiek. Daarvoor is dan ook een boek nodig en dat zal ik vooralsnog niet schrijven. De website die Fretje geeft is op het eerste zicht interessant, maar dat doet mij niet terugkomen op de kritieken die ik heb geformuleerd in het artikel. Draai het of keer het zoals je wilt, deze ideeën leven bij een belangrijk deel van de anarchisten en andere anarchiserende mensen in de AGB.
Maar uiteindelijk ben ik akkoord met Raf die in een commentaar op een ander recent artikel over de AGB zegt dat internet niet de ideale manier is om daarover te discussiëren.