De 'vergeten' Tsjetsjeense vluchtelingen by Jan Stevens Tuesday May 07, 2002 at 10:10 AM |
Op donderdag, 14 maart, organiseerde Vlaams europarlementslid Bart Staes (Spirit) een hoorzitting over de oorlog in Tsjetsjenië in het Europese parlement in Straatsburg. Drie Tsjetsjeense ministers getuigden over de verschrikkingen in hun land en over de schrijnende onverschilligheid van de publieke opinie. De belangstelling van de Vlaamse pers was overweldigend: niet één omroep stuurde een journalist, niet één krant verspilde er een druppel inkt aan. Een paar weken geleden hield het Europese parlement een debat over de oorlog in Tsjetsjenië. Opnieuw volgde er een oorverdovende stilte. Alle aandacht ging naar de explosieve toestand in het Midden-Oosten.
Internationale politiek is een cynische zaak: als een conflict niet 'sexy' is, is de belangstelling van de media nihil. En dat terwijl de oorlog in Tsjetsjenië nu al ruim drie jaar duurt en inmiddels 120.000 slachtoffers telt. Driekwart van het onroerend goed is vernietigd, duizenden mensen zijn in vluchtelingenkampen afgesneden van elementaire levensmiddelen, lijken worden door Russische soldaten tegen opbod verkocht. Al die feiten worden bevestigd door Memorial - de Russische afdeling van de Liga van de Rechten van de Mens, door Artsen zonder Grenzen, door Amnesty International. Een rapport van Human Rights Watch van 23 maart beschrijft hoe het Russische leger zich schuldig maakt aan zuiveringsoperaties. Zo grendelden Russische soldaten begin maart het dorp Staryi Atagi af, ze doorzochten elk huis, namen minstens tien vermeende verzetslui mee en executeerden hen. Negen lijken werden later verbrand teruggevonden. Slechts weinig politici lijken in deze gruwel geïnteresseerd. Na de aanslagen van 11 september ging alle aandacht naar Afghanistan. Tsjetsjenië is sindsdien volledig op het achterplan verdwenen. De Russische president Poetin maakt handig misbruik van 11 september door de oorlog in Tsjetsjenië te kaderen in de internationale strijd tegen het terrorisme. Hij schildert de Tsjetsjeense verzetsstrijders af als Al-Qaeda-terroristen die onder leiding van Osama bin Laden meevechten in Afghanistan. Ondertussen zijn er wel Belgische Al-Qaeda-strijders gevangen genomen, maar nog geen enkele Tsjetsjeen.
De oorlog in Tsjetsjenië zou een 'ver-van-mijn-bed-show' kunnen zijn, ware het niet dat er in ons land minstens tweeduizend Tsjetsjeense vluchtelingen een veilig onderkomen gezocht hebben. Het overgrote deel behoort tot de intelligentsia en beschikte over de middelen om de reis naar België te kunnen maken. Hun minder fortuinlijke medemensen hokken in miserabele omstandigheden in tenten in de buurrepubliek Ingusetië of trachten te overleven in de schuilkelders van Grozny.
België heeft geen statuut voor oorlogsvluchtelingen. Toen VRT-journalist Walter Zinzen vorig jaar aan vluchtelingencommissaris Pascal Smet vroeg waarom dat zo was, antwoordde Smet doodleuk dat hij het nut van een oorlogsvluchtelingenstatuut niet inzag "want in onze buurlanden woeden er geen oorlogen." Op dat moment leefden er in ons land al een respectabel aantal Tsjetsjenen die op de vlucht waren voor de oorlog in hun land.
Twee jaar geleden kwam het Tsjetsjeense gezin Chagaev in België aan. Oumar, Fatima en hun drie kinderen vroegen politiek asiel aan. Ze beweerden dat ze in hun geboorteland gewerkt hadden voor het regime van president Aslan Maschadov en dat ze daarom door de Russische overheid vogelvrij verklaard waren. De dienst Vreemdelingenzaken geloofde hun verhaal niet, wees hun aanvraag af en beval hen terug te keren naar hun land van herkomst. Ze gingen in beroep. Sindsdien hebben ze niets meer van Vreemdelingenzaken vernomen. Ze krijgen een leefloon van het OCMW, mogen niet werken, niet met de auto rijden en niet naar het buitenland reizen. Ze moeten alleen beleefd blijven wachten. Hun kinderen lopen hier school, spreken vloeiend Nederlands, zijn perfect geïntegreerd en kennen amper nog een paar woorden Russisch. Hun herinneringen aan de gruwel beginnen langzaam te slijten. Bij Oumar en Fatima zijn ze nog springlevend: "We reden in een auto. Voor ons reed een vrachtwagen en daarvoor reed een bus. De Russen vielen aan. Ze vuurden raketten af. Op zo'n moment weet je niet wat je moet doen. Er was paniek. De vrachtwagen voor ons werd geraakt. Het was alsof hij met een mes in twee gesneden werd. De bus ervoor was helemaal vernield, 27 mensen stierven. Wij waren de enige overlevenden. Ons zoontje Magomed zat bij ons in de auto. Hij was amper negen maanden oud."
Een maand geleden was Achmed Zakaev, de vice-premier van Tsjetsjenië en de rechterhand van Maschadov, op rondreis door Europa. Niet alleen om met Europese politici te praten over de oorlog in zijn land, maar ook om contact te houden met zijn landgenoten in de diaspora. Op dinsdag 5 maart was hij in het huis van de Chagaevs in Stekene te gast. Ik was er ook. Ik vertelde Achmed Zakaev dat de ambtenaren van Vreemdelingenzaken de Chagaevs ervan verdenken Russische economische vluchtelingen te zijn die ten onrechte het statuut van politiek vluchteling ambiëren. "Ongelooflijk", antwoordde een zichtbaar geshockeerde Zakaev. "Oumar en Fatima zijn echte Tsjetsjenen. Oumar heeft voor mij gewerkt. Fatima is een nicht van mijn vrouw. Haar broer heeft meegevochten in de eerste oorlog tegen de Russen. Ze zijn echte partizanen."
Het dossier van de familie Chagaev is geen alleenstaand geval. Bart Staes heeft minstens vijfhonderd dossiers van mensen waarvan de aanvraag 'in behandeling' is, in zijn bezit. In de praktijk komt het erop neer dat ze de afgelopen twee of drie jaar geen teken van leven van Vreemdelingenzaken gekregen hebben. Een advocate die gespecialiseerd is in asielprocedures vertelde mij dat de ambtenaren van Vreemdelingenzaken zich niet graag onder druk laten zetten. Gerichte vragen over een bepaald dossier werken volgens haar averechts. Een simpel verzoek om een vluchtelingenfamilie na twee jaar wachten voor een tweede gesprek uit te nodigen, kan faliekant aflopen. Wat er ook van zij, ik weet uit eigen ervaring dat al wie met Vreemdelingenzaken iets probeert te regelen, van het kastje naar de muur gestuurd wordt. En als dat niet helpt, blaffen ze je af of gooien ze de hoorn op de haak.
Gisteren vertelde Fatima me in paniek dat een ander Tsjetsjeens gezin na een tweede interview door Vreemdelingenzaken een negatieve beoordeling gekregen had. Haar vrienden moesten hun have en goed bijeenscharrelen en onmiddellijk vertrekken naar een gesloten instelling (een 'Lager', volgens Fatima). Om binnenkort waarschijnlijk op transport gezet te worden naar Tsjetsjenië. Waar het Russische leger hen ongetwijfeld met open armen zal ontvangen.
Jan Stevens (freelance-journalist)