Is de gezondheidszorg te koop? by Marc Vandepitte Friday March 22, 2002 at 09:36 PM |
Stel dat iemand aan onze grootouders had gezegd dat ziekte de inzet moest worden van winstbejag en dat men de concurrentie moest laten spelen in de zorgsector. De kans is groot dat men deze persoon had verwezen naar wat men toen het gesticht noemde.
Is de gezondheidszorg te koop? Stel dat iemand aan onze grootouders had
gezegd dat ziekte de inzet moest worden van winstbejag en dat men de
concurrentie moest laten spelen in de zorgsector. De kans is groot dat men deze
persoon had verwezen naar wat men toen het gesticht noemde. Een systeem
gebaseerd op individueel winstbejag dat is niets anders dan de wet van de
jungle, dan concurrentie op leven en dood. Dat men uitgerekend de zorg voor
zwakken en zieken zou laten werken volgens dat beginsel, dat was gewoon
ondenkbaar. Amper vijftig jaar later lijkt dit voor
veel mensen de doodsnormaalste zaak en stuurt men aan op de vermarkting van de
zorgsector. De theologen van de vrije markt lanceren mooie en beloftevolle
theorie‘n en slagen er vaak in om de zaak te verbloemen. Maar ze kunnen niet om
het feit heen dat het winstoogmerk in de sector neerkomt op de volgende
berekening: hoe kan ik zo min mogelijk zorg verstrekken voor een zo hoog
mogelijke prijs, want dat garandeert de hoogste winst. Dat is het tegenovergestelde
van de elementaire beschavingsopdracht om zoveel mogelijk zorg te verstrekken
voor een zo laag mogelijke prijs. In feite zou de commercialisering van de
gezondheidszorg gewoon onbespreekbaar moeten zijn. Het is het helaas niet.
Sterker, we zitten wat dat betreft al in een ver gevorderd stadium. De pati‘nt
is nog niet terminaal maar kan het wel heel snel worden. De drang om de zorgsector te vermarkten
valt niet uit de lucht. Om te begrijpen waar die vandaan komt is het nuttig ŽŽn
en ander te situeren in een breder historisch kader. Aan vakbondsmilitanten
hoef je niet uit te leggen dat de evoluties in een bedrijf of instelling voor
een groot gedeelte bepaald worden door de heersende krachtsverhoudingen.[1]
Hetzelfde geldt nu voor de grote evoluties in de maatschappij. Op dat vlak zien
we op het einde van de jaren zeventig een kentering in de krachtsverhoudingen
tussen arbeid en kapitaal. Dat is het gevolg van een aantal factoren. De
verhoogde werkloosheid[2]
verzwakt de arbeidersbeweging. Uit schrik om aan de deur te vliegen en
vervangen te worden door ŽŽn van de vele werklozen zijn de werknemers minder
geneigd om eisen te stellen. De schrik dat het bedrijf zijn deuren zou kunnen
sluiten omwille van de crisis doet vakbonden inbinden. Tenslotte stelt de
vakbondstop zich wereldwijd te zwak op en laat ze zich te veel in het defensief
drukken. Deze verzwakte opstelling van de werknemers beantwoorden de werkgevers
met een groots opgezet offensief. Ze worden hierin gesteund door de politieke
elite en de media. Boegbeelden zijn Reagan en Thatcher. Vanuit de VS en
Groot-Brittanni‘ waait de neoliberale pletwals over naar het oude continent. EŽn van de centrale punten van dit
offensief is de privatisering of vermarkting van overheidsinstellingen:
kredietverlening, telecommunicatie, post, transport, energie en zelfs
onderwijs,[3]
pensioenen en gezondheidszorg. Vandaag gebeuren de privatiseringen in het kader
van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Europese Unie. Ze zijn in de eerste
plaats gericht op de belangen en winsten van de grote multinationals. De
privatisering van de dienstensector gebeurt in de schoot van de WTO via de
ÔGeneral Agreement on Trade in ServicesÕ, de zogenaamde GATS. Leon Brittan, de
voormalige Eurocommissaris voor buitenlandse handel laat geen twijfel over de
inzet ervan: ÒHet GATS is niet alleen een akkoord tussen de regeringen, het
is op de eerste plaats en voor alles een instrument ten dienste van de
zakenwereld. De Commissie blaakt van enthousiasme om de zakenlui te helpen om
de liberalisering te versnellen dankzij de GATS.Ó[4] Op de voorbije onderhandelingen van de WTO van november 2001 werd
het licht op groen gezet om alle diensten, inclusief de zorgsector geleidelijk
te liberaliseren.[5] In de
toekomst zullen regeringen verplicht worden om hun openbare dienstverlening,
d.w.z. zowel onderwijs, gezondheidszorg als andere sociale diensten, open te
stellen voor buitenlandse investeerders en markten. De grote ori‘ntaties voor de sector worden
dus op het allerhoogste niveau genomen. Zoals een directeur van een instelling
maar de uitvoerder is van de nationale politiek, zo opereren de nationale
politici binnen de krijtlijnen die worden uitgetekend in de schoot van de WTO
en de Europese Commissie, ver weg van enige democratische controle. Dat heeft
zo zijn strategische consequenties. We komen daarop terug. Waarom is het privŽ-kapitaal nu zo belust
op de publieke financiering van de sector en om de openbare ziekenhuizen in
handen te krijgen? Ten eerste is het kapitaal altijd op zoek naar nieuwe
markten. De geeuwhonger van het kapitaal kent geen grenzen. Als men gedacht had
dat het ging stoppen met de privatisering van Belgacom en Sabena, dan heeft men
het goed mis. Het kapitaal is met niet minder tevreden dan alles, het wil
gewoon alles. Wat blijft er nog over: de post, energie, transport (NMBS en De
Lijn), het onderwijs, de pensioenen en de zorgverstrekking. Deze laatste sector is wereldwijd goed voor
een ÔmarktÕ van 2200 miljard euro. Dat is ongeveer het dubbele van de
automobielsector, of negenmaal het BNP van Belgi‘. Het gaat dus over een
gigantische sector, waarvan nog twee derde braak ligt, d.w.z. nog in handen van
de overheid. Het is een veelbelovende markt, want de behoeften stijgen
jaarlijks met zoÕn 5%. De takken die wel reeds geprivatiseerd zijn laten
bovendien zeer hoge winstcijfers zien. Zo behoren de winsten uit de
farmaceutische industrie tot de allerhoogste. Het is dus een natte droom van
menig kapitaalbezitter om deze ÔmarktÕ te mogen ontginnen. Een tweede reden heeft te maken met de
fiscaliteit. De begroting voor gezondheidszorg en andere sociale diensten wordt
gefinancierd door belastingen, die voor een deel worden betaald door de
ondernemingen.[6] Als de
overheid een deel van de dienstverlening afstoot kunnen die belastingen dus
(nog verder) omlaag. Het kapitaal dat niet besteed wordt aan de overheid komt
dan ten goede aan de privŽ-winsten. Dat kadert in de algemene neoliberale
strategie van de Ôontvetting van de staatÕ. En dat geldt des te meer in de
zorgsector gezien het feit dat de behoeften er jaar na jaar stijgen en
bijgevolg een toenemende druk uitoefenen op de uitgaven. Even cijferen: het
budget voor de gezondheidszorg bedraagt in Belgi‘ rond de 14,4 miljard euro
(580 miljard bef),[7]
met een tekort van 400 miljoen euro (17 miljard bef).
In het afgelopen jaar werd de bedrijven voor 4,2 miljard euro (170 miljard bef) kwijtgescholden aan sociale
bijdragen. Wat men aan de ene geeft kan men aan de andere niet meer uitgeven en
omgekeerd. Er is nog derde reden waarom bepaalde,
aanverwante sectoren van het bedrijfsleven ge•nteresseerd zijn in de
gezondheidszorg. Greep krijgen op de zorgsector biedt namelijk extra voordelen
voor de eigen activiteiten en betekent dus een versterking van de economische
positie van het bedrijf. Enkele voorbeelden: farmaceutische
bedrijven of producenten van hoogtechnologische apparatuur zullen maar al te
graag participeren in grote ziekenhuizen, kwestie van de afzetmarkt wat te
garanderen. Begrafenisondernemers zouden een investering kunnen opvatten als
een potenti‘le klantenbinding. Een grote multinational die de
hospitalisatieverzekering van zijn personeel zelf beheert, zou ge•nteresseerd
kunnen zijn om aandelen te verwerven van een nabij hospitaal. Dat zou de
behandeling niet alleen goedkoper maken (korting wegens verzekerde grote afzet)
en dus minder kosten voor de verzekering. De multinational zou dan ook kunnen
aansturen op een management van de kliniek dat erop gericht is de pati‘nten
(werknemers) zo snel mogelijk opnieuw aan het werk te krijgen É Dit is
onderdeel van de zogenaamde Ômanaged careÕ, goed bekend in de VS, maar nu ook
reeds ingevoerd in Nederland. Privatisering of vermarkting zijn
verraderlijk omdat ze op een sluipende manier worden doorgevoerd. Een
overheidsbedrijf wordt nooit in ŽŽn keer verkocht aan privŽ-kapitaal want dat
zou op te veel verzet stuiten en het zou ook minder interessant zijn voor
mogelijke kopers.[8] Daarom
gebeurt het in schijfjes. Maar daarom wordt het ook minder opgemerkt en als een
gevaar aanzien. In de verschillende sectoren gebeurt de privatisering ongeveer
volgens een zelfde stramien. De zorgsector volgt dit stramien min of meer. In
deze sector spreekt men beter van vermarkting of commercialisering omdat de
meeste ziekenhuizen (reeds) in privŽ-beheer zijn, er weinig dokters in
loondienst werken en de mutualiteiten private instellingen zijn. Maar de
financiering komt nog steeds van de overheid waardoor het winstprincipe
uitgeschakeld is. 1. Het beheer van de overheidsinstelling
wordt georganiseerd zoals in een privŽ-bedrijf. Dat gaat gepaard met de uitbouw
van een versterkt kader van managers. In de gezondheidssector gaat het vaak om
kaders die niet uit de zorg zelf komen: juristen, economisten, gepensioneerde
militairen, É De afdeling ziekenhuiswetenschappen aan de universiteiten biedt
weliswaar plaats aan verpleegkundigen, maar de basisfilosofie van die opleiding
gaat vooral in de richting van een kille, zakelijke en marktconforme aanpak. 2. Aan de instelling wordt meer autonomie verleend in het kader van bezuingingen, d.w.z. dat ze vooral op het vlak van de toegekende middelen hun
plan moeten trekken: de zogenaamde plafonnering van de enveloppe. De enveloppes
in de zorgsector volgen de jaarlijkse toenemende behoefte niet. De gevolgen
laten zich raden: te weinig investeringen, te weinig personeel, schuldenopbouw.
Het gaat hier in de eerste plaats om bezuinigingsmaatregelen. Maar je zou je
ook kunnen afvragen of we hier niet te maken hebben met een verrottingsstrategie,
met de bedoeling het grote publiek klaar te maken voor toekomstige
privatiseringen. 3. Het opsplitsen in aparte eenheden,
die elk autonoom kunnen functioneren. Een wet van 1991, die gebaseerd is op een
Europese richtlijn, heeft de overheidsbedrijven verplicht om een onderscheid te
maken tussen activiteiten van openbaar nut en activiteiten die voor
commercialisering (privatisering) in aanmerking komen. De meer rendabele
sectoren worden zonodig gesaneerd of geherstructureerd zodat ze aantrekkelijk worden
voor het privŽ-kapitaal. De overige, onrendabele sectoren blijven aan de
overheid toevertrouwd. Daarnaast worden ook bepaalde deeltaken afgestoten en
overgelaten aan onderaannemingen. Zo laten reeds heel wat ziekenhuizen het
poetswerk gebeuren door privŽ-firmaÕs. 4. De combinatie van verslechterde openbare dienstverlening als gevolg
van de bezuinigingen en een groeiende koopkrachtige vraag naar kwaliteit bij de
bovenste lagen van de bevolking, leidt tot het ontstaan van particuliere
initiatieven naast het bestaande overheidsaanbod. De onderinvesteringen in de post hebben geleid tot slechtere
dienstverlening met als gevolg dat heel wat bedrijven zich richten tot
privŽ-verzendingsfirmaÕs. In de zorgsector is deze trend volop bezig bij de
bejaardenhulp. Indien de jaarlijkse behoeften met 5 tot 7% stijgen en de
publieke financiering slechts met 1,5 tot 2,5% stijgt, dan betekent dat een
sluipende privatisering van 2,5 tot 5,5%. 5. De laatste fase is de verkoop aan de
privŽ-sector van die eenheden die ervoor in aanmerking komen, d.w.z. de
rendabele. De overheid blijft dan instaan voor de garantie van de zogenaamde
basisdienstverlening. De voorstanders van privatisering of
vermarkting baseren hun argumentatie op de effici‘ntie. Omwille van de
concurrentie worden de marktspelers verplicht zo effici‘nt mogelijk te werken.
Bij planning en overheidsinterventie valt dat weg hetgeen leidt tot
verspilling, ineffici‘ntie en verlies aan kwaliteit. Daarmee wordt geargumenteerd, d.w.z. daarmee wordt de neoliberale privatiseringsgolf ideologisch
ingedekt en gelegitimeerd. Maar hierboven zagen we dat de privatiseringen in de
eerste plaats het gevolg zijn van veranderde krachtsverhoudingen en dat ze
vooral gericht zijn op de belangen en het winstbejag van de grote
ondernemingen. Met effici‘ntie heeft dat natuurlijk niets te maken, wel met
macht. Het vermeende gebrek aan kwaliteit en effici‘ntie in de
overheidsdiensten wordt bovendien voor een groot deel in de hand gewerkt door
de langdurige bezuinigingen. Daarover wordt zedig gezwegen. Maar laten we dan toch even ingaan op de
argumentatie zelf. Voorstanders werken met de identiteit: markt = effici‘ntie
en doen het voorkomen alsof dat de tegenstanders van privatisering ook tegen de
effici‘ntie zijn. Dat is vooreerst een logische denkfout. Overheidsinstellingen
kunnen zowel effici‘nt als ineffici‘nt werken, en dat geldt evengoed voor
privŽ-ondernemingen. Er zijn voldoende voorbeelden van privŽ-bedrijven die met overheidsgeld in leven gehouden worden. De effici‘ntie (of rentabiliteit)
hangt af van het beheer, van de voorradige middelen, van een gunstige
marktpositie of ligging, van aanwezige infrastructuur, enz. De identificatie
tussen markt en effici‘ntie gaat ook voorbij aan het feit dat de markt het winstbeginsel
inhoudt en daardoor sociale doelstellingen ondergraaft. Alles hangt af van het
uitgangspunt en de doelstellingen. Als de doelstelling is om iedereen gelijke
kwalitatieve zorg te verstrekken, dan is die zorg effici‘nt die dat garandeert
(= sociale effici‘ntie). Indien we als doel daarentegen stellen winst te maken
op het einde van het jaar, dan is het effici‘nt om alle verliesposten uit te
schakelen (= winst effici‘ntie). Dan moeten pati‘nten met open rekeningen
uitgesloten worden, dan wordt de revalidatie best afgebouwd, enz. Dus op het
vlak van sociale effici‘ntie is de markt allesbehalve noodzakelijk een gunstige
factor. Theoretisch houdt de argumentatie over de effici‘ntie m.a.w. geen
steek. Maar ook in de praktijk is de identiteit
markt = effici‘ntie niet vol te houden. In de VS is de vermarkting van de
gezondheidssector het verst gevorderd. Welnu het land geeft 13,1% van zijn BNP
uit aan gezondheidszorgen, terwijl Belgi‘ slechts 8,6%.[9]
Dat wil zeggen dat er per inwoner meer dan de helft meer wordt uit gegeven dan
bij ons, en dat terwijl 40 miljoen VS-burgers niet eens over een
ziekteverzekering beschikken en nog eens 60 miljoen onderverzekerd zijn. Of laat ons eens kijken naar dat deel van
de gezondheid dat ook bij ons reeds volledig geprivatiseerd is: de
farmaceutische nijverheid. Deze industrie behoort tot de meest winstgevende en
kent een jaarlijkse groei van ongeveer 15%. Dit op de markt gebaseerde systeem
slaagt er niet in effici‘nte, betaalbare en gemakkelijk te gebruiken
geneesmiddelen te verstrekken tegen ziektes waar meer dan drie vierde van de
wereldbevolking aan lijdt: malaria, tuberculose, slaapziekte, Aids,
leishmaniasis, É Voor de aandeelhouders is de medicijnenmarkt bijzonder
effici‘nt, maar voor de meer dan vier miljard aardbewoners ligt dat blijkbaar
anders. Zeer zeker, bedrijfsleiders kunnen ook ethische en sociaal bewogen
zijn, en zijn dat ook vaak. Maar dit aanhalen als argument om de markt te
promoten klinkt in het licht van het voorgaande wel erg cynisch. Volgens Van Daele is privatiseren het
overlaten van overheidstaken aan het bedrijfsleven of aan particulieren. Maar
met deze overdracht van taken verandert ook de wijze waarop ze worden
uitgevoerd omdat tezelfdertijd winst en concurrentie worden ingevoerd. Het gaat
hier dus niet enkel om een wijziging van de eigendomsverhoudingen (van de
overheid naar privŽ-kapitaal) maar ook om een andere invulling van de taken met
verregaande gevolgen voor pati‘nten en personeel. Er is weinig voorstellingsvermogen nodig om
te bedenken dat het winstoogmerk zal leiden tot meer interesse voor de meest
lucratieve zorgen en niet noodzakelijk voor de meest noodzakelijke zorg. Het
versneld helpen van zieke werknemers van een bedrijf waarmee men een contract
heeft, zal meer opbrengen dan een goede kinderafdeling, geriatrie of dure
IC-bedden waar nauwelijks iets mee te verdienen valt. Er zal een tendens
bestaan in het binnenhalen van hoogtechnologische (kapitaalsintensieve)
apparatuur ten koste van investeringen in (arbeidsintensieve) basisverzorging.
Op het eerste kan meer verdiend worden dan op het tweede. Elke kliniek zal
proberen de meest lucratieve zorgverlening binnen te halen: harteenheden,
invitro-fertillisatie, one day surgery, plastische en esthetische chirurgieÉ Er
zal jacht gemaakt worden op kapitaalkrachtige pati‘nten, of pati‘nten met goede
hospitalisatieverzekeringen. De neiging zal bestaan om onverantwoord snel te
besluiten tot een ingreep. Men zal onvoldoende gekwalificeerd personeel
inzetten. In de minder rendabele takken zal men gebruik maken van minder goed
of verouderd materiaal, in de hoogtechnologische sectoren ziet men nu reeds het
omgekeerde: steeds nieuwer apparaten, zelfs al hebben die geen substantieel
voordeel. De controle zal verslappen. Openbare ziekenhuizen (OCMW) of
verzorgingsinstellingen zullen zich moeten toeleggen op de basiszorg, d.w.z. op
resttaken die het minst rendabel zijn. De introductie van het marktmechanisme
betekent ook de opkomst van marketting en reclame. Men kan het zich al
voorstellen: ÒDe zachtste bedden, de liefste verpleegsters, de kortste
operaties. Alleen het Erasmusziekenhuis kan dat bieden. Deze week 10% op alle
operaties en gratis stervensbegeleidingÓ. Dit is
geen fictie, in de VS gaat men reeds volop deze richting uit. Tenslotte zal men
op zoek gaan naar sponsors. Hierboven toonden we reeds tot wat dit allemaal kan
leiden. Kortom de kwaliteit zal gevoelig
achteruitgaan. In Nederland hebben ze daar ondertussen ervaring mee. Vorig jaar
vroeg de inspecteur generaal voor de gezondheidszorg om speciaal toezicht op
privŽ-klinieken als Ôspecifiek risicogebiedÕ É Voor de pati‘nten laten de gevolgen zich
ook makkelijk raden. De verzorging zal worden afgestemd op de koopkracht.
Pati‘nten met een goede hospitalisatieverzekering zullen voorrang krijgen en
van de beste zorgen kunnen genieten. Slechtverzekerden zullen het moeten
stellen met basisgezondheidszorg van de laagste kwaliteit, om nog maar te
zwijgen van de niet-verzekerden zoals illegalen. Nu al mogen privŽ-klinieken in
Nederland hogere tarieven aanrekenen. Globaal genomen zal de goede
dienstverlening duurder worden en dus minder toegankelijk voor iedereen. Het
aanbod zal verschralen. Er zal een zorg ontstaan met twee snelheden:
oververzorging van rijke pati‘nten, die zich de meest extravagante diensten
zullen kunnen permitteren en onderverzorging van de arme pati‘nten. In de
vermarkte gezondheidszorg van de VS zien we tot wat dat kan leiden: daar
sterven de armste bevolkingsgroepen (vooral zwarten en latinoÕs) gemiddeld
dertig jaar eerder dan de blanke VS-burgers. Hier zijn we nog niet zo ver, maar toch
hebben nu reeds ŽŽn op drie pati‘nten moeilijkheden heeft om zijn
gezondheidsfactuur te betalen. De verder vermarkting zullen deze situatie
alleen maar verslechteren. En we hebben het dan nog niet over een mogelijk
faillissement van geprivatiseerde instellingen, met alle gevolgen voor de
aanwezige pati‘nten. De recente voorbeelden in enkele rusthuizen hebben laten
zien tot wat de vermarkting allemaal kan leiden. De uitholling van de ziekteverzekering
(eerste pijler), wat neerkomt op de gedeeltelijke privatisering van deze
sector, zal dat proces nog versnellen. We zien nu reeds tot wat de vermarkting
in de autoverzekering leidt: voor bepaalde kwetsbare groepen zoals jongeren,
werklozen en ouderen wordt een verzekering praktisch onbetaalbaar. Nu reeds
weigeren de mutualiteiten in Belgi‘ aan bepaalde categorie‘n een bijkomende
verzekering. In de VS hebben 40 miljoen burgers geen ziekteverzekering en zijn
60 miljoen nog eens onderverzekerd. Dat gaat over meer dan ŽŽn derde van de
bevolking. De gevolgen voor de werknemers zijn
gemakkelijk te voorspellen aan de hand van wat in andere sectoren reeds is
gebeurd op dat vlak. Vooreerst zal het statuut, waar lang is voor gestreden,
sneuvelen. De werkdruk zal (nog) verder toenemen evenals de flexibiliteit.
Overgestresseerde verpleegkundigen, overwerkte chirurgen en assistenten aan de
operatietafel, É Met de chantage van faillissement zullen CAOÕs niet nageleefd
worden. Er zal onvoldoende geld zijn voor bijscholing. Met de uitbreiding van
de EU zal men het tekort aan verpleegkundig personeel proberen op te vangen
door mensen uit de voormalige Oostbloklanden aan te trekken. Dat zal op zijn
beurt een neerwaartse druk op de lonen en verslechterde arbeidsomstandigheden
met zich meebrengen. Alternatieve
voorstellen Gezondheidszorg is een grondrecht, het moet
in dienst staan van de mens en niet van winst of kapitaal. De basis van
publieke dienstverlening is sociale zorg, d.w.z. herverdeling van de rijkdom in
functie van de noden en behoeftes. Het bevordert solidariteit door het risico
over de samenleving te verdelen en door zorg te verstrekken op basis van nood
en niet op basis van koopkracht. De vermarkting introduceert het
winstbeginsel en maakt daar een einde aan. Het introduceren van concurrentie in
de zorgsector is ofwel onmogelijk (bijvoorbeeld om geografische redenen) ofwel
zoals we zagen ongewenst. Het is in elk geval ethisch ondenkbaar dat zorg
geweigerd wordt omwille van te geringe koopkracht, en dat is wat dreigt te
gebeuren met de vermarkting. Daarom moet alles in het werk gesteld
worden om de actuele privatiseringsgolf te stoppen en terug te dringen, zowel
in het belang van de consument (pati‘nt) als van de werknemer, en dat niet
alleen in de gezondheidssector. Op lange termijn zal men er moeten naar streven
om de bestaande privatiseringen of vermarkting opnieuw ongedaan te maken. Maar
daarvoor zal men de krachtsverhoudingen moeten wijzigen. Op korte termijn
kunnen volgende doelstellingen nagestreefd worden voor de zorgsector: v Halt aan elke verdere vermarkting, bejaardentehuizen opnieuw onder
overheidscontrole. v Betere arbeidsvoorwaarden voor verplegenden en verzorgenden. v Ongedaan maken van het budgettair keurslijf; het budget moet bepaald
worden in functie van de behoeften en deze moeten samen met alle betrokken
partijen worden vastgelegd. v De grootte en ori‘ntatie van het management moet opnieuw in functie
van de zorg en niet in functie van kille berekeningen. v Een bredere sociale zekerheid, waar iedereen naar draagkracht
bijdraagt. ÔDaar is geen geld voorÕ zal men zeggen.
Inderdaad, d‡‡r, d.w.z. in de sociale sectoren, is er geen geld voor. Voor
andere sectoren is er blijkbaar wel geld. Of er geld is voor deze of gene
sector hangt natuurlijk af van de maatschappelijke prioriteiten en de politieke
keuzes. Het is evident dat een maatschappij die gekenmerkt wordt door een
verouderde populatie, verhoudingsgewijze meer uitgeeft aan zorgverstrekking (en
aan pensioenen). De sterk toegenomen productiviteit maakt zoiets gemakkelijk
mogelijk.[10] Wil men
tegemoetkomen aan de jaarlijkse stijgende behoefte van 5 ˆ 7%, dan is een
jaarlijkse verhoging van het budget van 720 tot miljoen tot 1 miljard euro (29
tot 40 miljard bef) nodig. De
opbrengst van een vermogensbelasting op de grote fortuinen zou alleen al 3,7
miljard euro (150 miljard bef) opleveren,
dat is meer dan vijf maal zo veel. Het verlies aan belastingsinkomen omwille
van fraude wordt geschat op ongeveer 15 miljard euro (600 miljard bef) en er is ook nog niet ge•nd
belastingsgeld ter waarde van 5 miljard euro (200 miljard bef).
We zagen dat de vermarkting verstrekkende
gevolgen zal hebben voor zowel de pati‘nten als de werknemers uit de sector.
Binnen het krachtenveld van de gezondheidszorg zijn de vakbonden het best
georganiseerd en zijn het de enige actoren van wie serieus verzet mag verwacht
worden tegen de vermarkting. Dat verzet moet zeker ook niet verwacht worden van
eender welke fractie binnen het parlementair halfrond, integendeel. Vakbonden
dragen dus een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid, die verder reikt
dan de eigen personeelsbelangen. Maar ze hebben een gewiekste tegenstrever.
Met het aantreden van paarsgroen zien we een trendbreuk. Niet alleen worden de
vakbonden zoveel mogelijk buiten spel gezet en hun macht ondergraven, de nieuwe
excellenties zijn ook grootmeesters in het ÔverkopenÕ van hun boodschap en in
het bespelen van de publieke opinie. De regering beschikt over zeer handige
mediadeskundigen en heeft grote delen van de pers achter zich, zeker wat
betreft de grote (neoliberale) ori‘ntaties. Argumenten worden goed uitgedokterd, de
afbraak van sociale verworvenheden wordt zorgvuldig gecamoufleerd. Het recente
conflict in de onderwijswereld illustreert dat heel mooi. Van meet af aan zaten
de onderwijsbonden in het defensief. Zowel de regering als zowat de gehele pers
stonden zeer vijandig t.o.v. de geplande acties. De onderwijsmensen werden
voorgesteld als luieriken en de ouders als slachtoffers van de staking. Ouders
werden tegen de leerkrachten uitgespeeld. De vakbond was daar kennelijk
onvoldoende tegen gewapend. Op televisie kwamen de vertegenwoordigers van het
personeel eerder zwak over. Om te slagen had men een sterke
communicatiecampagne moeten voeren, zowel naar de ouders (publieke opinie) als
naar het onderwijzend personeel. Men had moeten duidelijk maken dat de bonden
niet alleen opkomen voor zichzelf, maar dat ze met deze actie ook de kwaliteit
van het onderwijs wilden behoeden. Dat het de regering niet te doen was om het
lerarentekort op te vangen, maar dat het daarentegen eens te meer ging om een
botte besparingsmaatregel. Dat uiteindelijk de leerlingen en dus ook de ouders
de dupe zouden zijn van de maatregel: meer ziekteverzuim, vergrijzing van het
personeel, É Maar zoÕn campagne is er niet gekomen en dus ook geen front met de
ouderverenigingen. De publieke opinie keerde zich dan ook tegen de acties, met
de gekende gevolgen. De ÔwitteÕ wereld kan daar zijn lessen uit
trekken. Privatisering en vermarkting zijn uiterst moeilijk themaÕs en het zal
een goed uitgekiende strategie vergen, inclusief een communicatiestrategie.
Reeds jarenlang worden we via de media overspoeld met de boodschap dat
privatiseren en vermarkten niet alleen goed en noodzakelijk is, maar ook dat
het onafwendbaar is. Wie het overheidsinitiatief blijft verdedigen wordt
bestempeld als ouderwets. De publieke opinie is daar sterk van doordrongen. Het
zal noodzakelijk zijn dit te doorprikken en aan te tonen dat hier heel veel op
het spel staat, dat de kwaliteit en de solidariteit in het geding zijn, dat we
evolueren naar Amerikaanse toestanden, enz. ZoÕn bewustzijnscampagne is
vooreerst nodig om de achterban te overtuigen, maar vooral om de publieke
opinie op de hand te krijgen. Alleen zo kan een duurzaam front gemaakt worden
dat enige kans op slagen heeft. Ten tweede is er de mondiale dimensie. De
privatiseringsgolf wordt op een supranationaal niveau goedgekeurd en
georganiseerd. We moeten ons niet teveel blindstaren op wat de Vandenbrouckes
en de Vogels daarover zeggen. Dat gaat over de punten en de kommaÕs. De
fundamentele strijd tegen de privatiseringen, de vermarkting van de non profit
en tegen de verdere afbraak van sociale verworvenheden zal Europees moeten
gevoerd worden. De Europese multinationals uit de dienstensector hebben zich
georganiseerd in het European Services Forum (ESF). Dat is een machtige lobby
die onderdeel is van UNICE, het VBO op Europees niveau. Via dat kanaal wegen zij
zwaar door op de besluitvorming in de Europese Commissie en de Europese Raad.
Willen de vakbonden in de toekomst een partij zijn voor dit zwaargewicht, dan
zullen ze zich ook op Europees niveau moeten organiseren. Als we het syndicaal
werk niet gaan globaliseren, dan zullen we door de globalisering weggespoeld
worden. Marc Vandepitte, hoofddelegee van COC
(onderwijs) en auteur van diverse boeken en publicaties. Bibliografie: J. Breekveldt, Workshop:
Tegen privatisering gezondheidszorg! Of zijn andere dingen belangrijker? www.wxv.dds.nl/lab/art_be_priv.html.
V. Moors, De
kwaliteit van de zorg komt ernstig in gevaar. www.sdnl.nl/gezond-3.htm. A. Pollock & D. Price, Globalisation? Privatisation? www.healthmatters.org.uk/stories/pollock.html A. Pollock & D. Price, Rewriting the regulations: how the World
Trade Organisation accelerate privatisation in health-care systems. The Lancet nr. p. 365, p. 1995-2000. F. Vandenbroucke, De
actieve welvaartsstaat en de gezondheidszorg. www.vangool.fgov.be:T-001020.htm. M. Vandepitte. Dit
Europa willen we niet. Brussel 2001. UNDP, Human Development Report 2001. Washington 2001. World Bank, World Development Report 2001, New York 2001. World Health Organisation, www.WHO.int. [1] In de gezondheidssector wordt het krachtenveld bepaald door de
volgende belangengroepen: vakbonden, artsensyndicaten, mutualiteiten, overheid,
privŽ-kapitaal, directies van gesubsidieerde instellingen, farmaceutische
sector, eventuele pati‘ntenbonden. In Belgi‘ hebben de artsenverenigingen van
oudsher veel macht wat o.a. verklaart waarom wij geen nationaal
gezondheidssysteem kennen zoals in Groot Brittanni‘. [2] De verhoogde werkloosheid was niet alleen het gevolg van de
economische crisis. Het was ook een doelbewuste politiek om een neerwaartse
druk op de lonen tot stand te brengen. Deze politiek werd gevoerd door middel
van hoge rentevoeten, op het einde van de jaren zeventig en in het begin van de
jaren tachtig. Hogere interestvoeten betekent voor een kapitaalbezitter dat het
investeren minder rendabel wordt omdat de afbetaling ervan duurder wordt. En
bovendien is het dan interessanter om je geld speculatief te beleggen. Het
gevolg is minder investeringen en dus minder tewerkstelling. [3] Over de privatisering van het onderwijs zie M. Vandepitte, Is
het onderwijs te koop? Brandpunt maart 2002, p. 198-200. [4] Where next? The GATS 2000 negociations. www.mkaccdb.eu.int.
[5] De volgende regel werd uitgewerkt. Stel dat een VS-bedrijf een
bepaalde dienst wil aanreiken in Frankrijk, dan kan de VS vanaf mei 2002 een
concreet aanbod doen aan de Franse regering. Er start dan een bilaterale
onderhandeling tussen beide landen en indien deze niets oplevert zal de
geschillencommissie van de WTO de knoop doorhakken. [6] Het grootste deel van de gezondheidszorg wordt gefinancierd vanuit
de sociale zekerheid en een klein aandeel uit de algemene middelen: taksen en
belastingen. Het zijn voornamelijk de sociale bijdragen die de ondernemingen dwars
zitten. [7] Het totale budget voor gezondheid is ongeveer 850 miljard. Hiervan
wordt 580 miljard gefinancierd door het RIZIV. De rest door de gebruiker zelf,
de pati‘nt dus. Dit gebeurt onder de vorm van remgelden, niet terugbetaalde
medicatie, instrumentenÉ [8] Er moet namelijk eerst een opsplitsing gebeuren in rendabele en
niet-rendabele takken. (Zie verder.) In de regel worden de eerste verkocht en
behoudt de overheid de andere. [9] Dat is het gevolg van een grote bureaucratie, extravagante wensen
van rijke pati‘nten, daarin aangemoedigd door commerci‘le specialisten en ten
slotte van hoge verzekeringen die artsen moeten afsluiten om zich in te dekken
tegen schadeclaims. [10] De productiviteit drukt uit hoeveel een arbeider gemiddeld per uur
produceert. Door een continue vooruitgang van de technologie stijgt dit jaar na
jaar. In de Europese Unie was dat de afgelopen 20 jaar gemiddeld ongeveer 3,5%
per jaar. D.w.z. dat men met een gelijk aantal werknemers die even lang werken,
jaar na jaar 3,5% meer produceert. Dat is meer dan voldoende om een verhoging
van 5 ˆ 7% in de zorgsector en 1% in de pensioensector (respectievelijk de
jaarlijks toenemende behoefte) te compenseren, zelfs als men een jaarlijkse
re‘le loonsverhoging van 1 tot 2% veronderstelt.De neoliberale pletwals
Waarom privatiseren?
De salamipolitiek
Effici‘nter en goedkoper?
Gevolgen
Uitdagingen voor de vakbond
Het document in Word by Marc Friday March 22, 2002 at 09:39 PM |
.
.
Stevig stuk by jpe Saturday March 23, 2002 at 04:45 PM |
Stevig stuk Mark en zoals meestal bij jou, aangevuld met bewijsmateriaal-voetnoten en al. Alleen jammer dat het afprinten niet wil lukken via 'print article' ...