arch/ive/ief (2000 - 2005)

Mijn reis: van Wharton tot Genua
by Noreena Hertz (posted by Stijn O.) Friday March 15, 2002 at 04:34 AM

Toespraak van Noreena Hertz tijdens het Groen Licht van Agalev (vertaling door Agalev).

Enkele dagen geleden zat ik thuis in Londen voor mijn computer, druk bezig met de voorbereiding van mijn toespraak van vandaag, toen ik plots stopte en dacht, het zal heel anders zijn om te spreken voor een zaal vol Groenen, vergeleken bij de toehoorders tot wie ik onlangs het woord heb gericht. Toehoorders op het Wereld Economisch Forum in New York enkele weken geleden, bijvoorbeeld, waar een deel van het publiek zelfs niet akkoord ging met mijn vrij ‘oncontroversiële' stelling dat de ongelijkheid toeneemt binnen en tussen landen. Of het soort publiek waarbij er aan het einde van mijn toespraak iemand opstaat, wat enkele maanden geleden gebeurde, die zegt: "Rond uw boek (De Stille Overname) moet een rode wikkel" en die dan weer gaat zitten. En ik vond het ook een prettige gedachte om voor de eerste keer een ontmoeting te hebben met een groene staatssecretaris. Ik wou dat we ook in het Verenigd Koninkrijk een proportionele vertegenwoordiging hadden.

Ik zeg niet dat het niet waardevol is om meer antagonistische toehoorders toe te spreken, integendeel zelfs, in feite heb ik de uitnodiging op het Wereld Economisch Forum vooral aanvaard omdat ik de kans niet wilde missen om het gezicht van de economische globalisering frontaal uit te dagen. Maar, omdat iedereen in deze zaal, naar ik veronderstel, voornamelijk aan dezelfde kant staat, en omdat we waarschijnlijk allemaal veel gelijkaardige zorgen delen, hoop ik dat de discussie achteraf meer open en vruchtbaar zal zijn dan soms wel eens het geval is.

Dus welke zijn die zorgen waarvan ik veronderstel dat we ze allemaal delen? Zorgen die mij, en misschien ook andere mensen uit dit publiek, in juli vorig jaar naar Genua voerden met rugzakken gevuld met duikbrillen, bandana's, azijn en citroensap – zoals je weet geïmproviseerde verdedigingsmiddelen tegen traangas? Wat leeft er in de wereld vandaag, dat ons verenigt?

Wel ik denk dat wat u en ik ongetwijfeld delen, een fundamentele bezorgdheid is om de diepe kloof die aan het groeien is tussen enerzijds de globale economie en anderzijds de maatschappelijke rechtvaardigheid. Dat de wereld van de 21ste eeuw steeds meer een wereld wordt van "haves" en "have-nots", van omheinde gemeenschappen naast getto's, van extreme armoede en ongelooflijke rijkdom. Een wereld waarin Michael Eisner, de voorzitter van Disney, op een jaar tijd 576 miljoen dollar verdient, het volledige BNP van de Seychellen. Een wereld waarin sommigen rechten hebben die aan anderen volledig worden onthouden. Waarin sommigen een stem hebben, maar velen het zonder stem moeten stellen.

Een wereld van extremen. Waarbij ik stel dat deze wereld steeds meer wordt gekenmerkt door exclusie: politiek, economisch en maatschappelijk.

Met politieke exclusie bedoel ik de combinatie van big business en politiek die de burgerrechten met voeten treedt. Het milieubeleid van George W, bijvoorbeeld, dient duidelijk de belangen van de Amerikaanse energiemaatschappijen die zijn verkiezingscampagne financierden, in plaats van de belangen van de gewone mensen. Kenneth Lay, de vroegere voorzitter van het nu in diskrediet geraakte Enron, stelde zelf een lijst op van kandidaten op die moesten worden voorgedragen om de vacante republikeinse zetels te vullen in de commissie die de Amerikaanse energiemarkten moest reguleren!

Of de Wereldhandelsorganisatie (WTO), een instelling die werd opgericht om de belangen van de vrije handel te beschermen, die keer op keer tussenbeide kwam om regeringen te verhinderen boycots of tarieven in te stellen tegen ondernemingen die volgens hen handelden op manieren die op ethisch of milieuvlak ongezond waren. Toen de Europese Unie bijvoorbeeld probeerde om synthetische hormonen in rundvlees te weren op basis van sterke bewijzen dat ze (o.m.) kanker kunnen veroorzaken, kon ze dat niet hard maken dankzij een WTO-regel die de belangen van Monsanto, de US National Cattleman's Association, de US Dairy Export Council en de National Milk Producers Federation vooropstelt.…

Regeringen behoeden niet langer een openbaar belang, maar zijn verwikkeld geraakt, en ingekapseld, in de bijzondere belangen van de zakenwereld.

Economische exclusie. Dit verklaart zichzelf – in bijna elk ontwikkelingsland in de wereld is het aantal mensen dat moet leven van minder dan een dollar per dag gedurende de voorbije 20 jaar toegenomen in plaats van gedaald. Zeven van de acht mogelijke metingen met betrekking tot de verdeling van het wereldinkomen tonen aan dat de ongelijkheid gedurende de laatste twee decennia gegroeid is. Vier vijfden van het wereldinkomen is in handen van een vijfde van de wereldbevolking. De overzeese hulp aan de minst ontwikkelde landen, die al leegbloeden door de terugbetaling van hun schulden, duikt naar beneden. Beleidsmaatregelen ter vrijmaking van de markt zonder een begeleidende verplichting tot herverdeling verzwakken sommige maatschappelijke groepen, vooral de kwetsbaren en de armen. ‘Globalisering werkt niet' zoals James Wolfenson, voorzitter van de Wereldbank zegt ‘op het niveau van het volk'. Op welk niveau werkt het dan wel? Ik stel de vraag.

En sociale exclusie: een wereld waarin de aard zelf van de maatschappij steeds meer wordt gevormd en bepaald door grote naamloze vennootschappen en marktresultaten. Of het nu gebeurt in het Zuiden wegens de gedwongen verhuizing van inheemse volkeren door, zeg maar, grote mijnbouwmaatschappijen … of waar miljarden mensen niet de kans krijgen om onrechtvaardige situaties recht te trekken – Braziliaanse tabaksarbeiders, bijvoorbeeld, worden vergiftigd door onwettige pesticiden, maar ze krijgen niet de kans om compensaties, of zelfs maar betere arbeidsvoorwaarden, te eisen.

Of, of het nu hier is, in de ontwikkelde wereld, waar voorheen openbare goederen zoals onderwijs en wetenschappelijk onderzoek steeds meer in handen komen van de particuliere sector.

Het Channel One-netwerk geeft nu aan 12.000 Amerikaanse scholen financiële middelen en schoolbenodigdheden en mag in ruil daarvoor zijn reclameboodschappen rechtstreeks in de klas uitzenden. Wetenschappelijk onderzoek wordt steeds meer gefinancierd door particuliere vennootschappen – in Amerika onthulde de belangrijkste onderzoeksinstelling inzake sacharine, op wiens onderzoeksresultaten de Amerikaanse regering sterk steunt bij het verantwoorden van haar beslissing om sacharine te verwijderen van de lijst van scheikundige middelen die kanker veroorzaken, dat het onderzoek gedeeltelijk werd gefinancierd werd door de makers van de sacharineproducten "Sweet and Low". Een wereld waarin Mike Cameroon, een 19-jarige student, op de officiële ‘Coke Day' in Greenbriar High School in Evans Georgia, opdaagde met een T Shirt waarop het "Pepsi"-logo stond en prompt werd geschorst.

Exclusie is, zoals ik het zie, ik herhaal het, waar het om gaat. En ik denk dat het dit fundamentele thema is dat niet alleen honderdduizenden mensen bijeenbrengt, die opdaagden in Seattle, Nice, Washington, Praag, Göteborg en Genua, maar dat ook het bindteken is tussen de 91-jarige Granny D, die Amerika doorkruiste om te protesteren tegen de financiering van de politiek door de big business en Ted Turner, de oprichter van CNN die me bij een ontmoeting vertelde – "Ik hou van protest – stappen maar…" Bezorgdheid over exclusie is ook het gemeenschappelijke punt tussen Mary, de secretaresse van de Universiteit van Manchester, die in Praag kwam protesteren omdat ze, ik citeer haar, "op de ene of andere manier wou laten zien dat ze bezorgd is om het milieu, kinderarbeid en dergelijke zaken". …en Venus, het meisje met de sterren die op haar ogen waren geplakt…. Exclusie is ook het verbindingsteken tussen Craig Cohon, de voormalige ambitieuze Coca Cola-manager, die zijn baan bij Coke liet staan om 100 miljoen dollar te ronselen voor een ontwikkelingsfonds en Joseph Stiglitz, de voormalige hoofdeconomist van de Wereldbank die ontslag nam bij de Wereldbank omdat hij ingezien had dat de officiële beleidsmaatregelen de armoede verergeren in plaats van ze te verminderen. Een man die, toevallig, slechts enkele maanden geleden, de Nobelprijs voor Economie won.

Het is wegens de bezorgdheid om exclusie dat zovelen van ons hier vandaag in deze zaal zijn samengekomen. En dit thema van de exclusie aanpakken, moet ons belangrijkste doel zijn.

Ik heb het hier niet over een ver verwijderd doel op lange termijn. Dit is een project waaraan we nu moeten werken. En we moeten erg duidelijk zijn op dit punt, het is geen tekort aan middelen dat onze regeringen tot nog toe heeft verhinderd om dit probleem aan te pakken: het gaat om een gebrek aan moreel plichtsbesef, verantwoordelijkheidszin en politieke wil.

Als we willen dat globalisering werkt voor iedereen, als we het thema van de exclusie met succes willen aanpakken, moeten we blijven druk uitoefenen voor een nieuwe agenda. De oude agenda schiet tekort.

Maar, en hier moeten we even pauzeren, er is een realiteit waarvan we ons moeten bewust zijn, vooraleer we kunnen voortgaan. Zelfs indien we in Europa de politieke steun hebben van de ‘mainstream' voor een nieuwe agenda, en dat is een thema waarop we zeker later terugkomen in onze discussie, dan zal de nieuwe agenda duidelijk moeten worden verdedigd, tenminste op dit moment, zonder de steun van de Verenigde Staten. Want wij zijn hier in deze zaal samen om te praten over onze bezorgdheid over de huidige configuratie van de economische globalisering. En het hoofdpunt van mijn toespraak, exclusie, is natuurlijk een probleem dat de mensen over de hele wereld aangaat. Maar 's werelds belangrijkste industriële speler is helemaal niet bereid om hierover te praten.

Niet alleen wordt de exclusie in de Verenigde Staten zelf genegeerd. Onder George W. wordt alles verworpen dat te maken heeft met internationale samenwerking of multilaterale inspanningen om een van de aspecten van exclusie (politiek, sociaal of economisch) aan te pakken. Sinds hij aan de macht kwam, heeft hij de humanitaire tussenkomsten teruggeschroefd of stopgezet, weigerde hij het protocol van Kyoto over klimaatverandering te ratificeren, was hij niet bereid zijn handtekening te zetten onder een voorlopige overeenkomst om de Conventie over Biologische Wapens van 1972 te actualiseren, weigerde hij het Verdrag over Handwapens te ratificeren om de belangen van de Amerikaanse wapenfabrikanten te beschermen, en wees hij onmiddellijk het Britse voorstel voor een post-11 september-"Marshallplan voor de wereld" af. Moet ik nog voortgaan?

Het hardnekkige unilateralisme van Amerika, zelfs in de nasleep van de aanslag op het World Trade Centre, en zijn pijnlijke voorliefde om vooral de belangen van de Amerikaanse zakenwereld te verdedigen, stelt Europa voor een groot dilemma. Moet het als regio een beroep doen op zijn naoorlogse erfenis van maatschappeijke rechtvaardigheid en samenwerken met anderen die een gelijkaardig standpunt huldigen – Brazilië ? Zuid-Afrika ? Chili ? – om een multilaterale agenda uit te vaardigen die de thema's van exclusie, onrechtvaardigheid en milieuverloedering aanpakt en mikt op het veiligstellen van de notie van een openbare wereld, zonder Amerika als dat moet. Of moet Europa zijn idealen herzien, en zijn kaarten neerleggen om, zoals mijn eerste minister Tony Blair het stelde, "schouder aan schouder" te kunnen staan met George W.? Om het scherper te stellen, koppelt Europa zijn lot aan Amerika? Of streeft het naar aansluiting met de rest van de wereld?

Ik ben er zeker van dat wij in deze zaal het erover eens zijn dat bezwijken voor de huidige Amerikaanse beleidsconfiguratie, een exclusiepolitiek, een unilateralistische politiek, een moreel verkeerde keuze zou zijn. In het belang van ons allen, van verre vreemdelingen en ook van komende generaties, hoop ik dat we alles doen wat we kunnen om ervoor te zorgen dat Europa moreel de juiste keuze maakt. Dat het de weg wijst bij de creatie van een nieuwe wereldorde die rechtvaardig is, principieel en eerlijk, een orde die de globale onregelmatigheden in het systeem herstelt om het globale openbare goed zoveel mogelijk recht te doen. Dat het de leiding neemt bij het herdefiniëren van de spelregels, zelfs als Amerika zich daar niet bij aansluit, in de hoop dat het uiteindelijk geen enkele andere keuze meer heeft dan het toch te doen.

Maar hoe kan de globalisering worden hervormd zodat ze ten goede komt aan iedereen? Hoe zou een nieuwe agenda eruit moeten zien? In dit laatste deel van mijn toespraak wil ik uitleggen hoe zo'n nieuwe agenda voor een hervormde globalisering eruit zou moeten zien.

Deze nieuwe agenda vertrekt van vier essentiële grondprincipes, die ongetwijfeld weerklank zullen vinden bij velen van jullie. Ten eerste – inclusie. Ten tweede – een heraansluiting van het sociale en het economische. Ten derde – een koppeling van globalisering aan een geloofwaardig herverdelingssysteem. En ten vierde – een vast voornemen om ervoor te zorgen dat alle mensen toegang hebben tot rechtvaardigheid, waar ze zich ook bevinden.

Al deze zaken zijn perfect mogelijk.

Praktisch gezien zijn er vier stappen die onmiddellijk zouden moeten worden gezet. Ik bespreek ze hier een voor een in het kort.

Ten eerste moeten we lobbyen voor de oprichting van een onafhankelijke internationale commissie. Deze onderzoekt de impact van de economische globalisering op de menselijke ontwikkeling, op het maatschappelijke kapitaal en in het bijzonder op de armen.

De commissie is transparant en open, en bestaat uit vertegenwoordigers van het Zuiden en van het Noorden, armen en rijken, leden van bevolkingsgroepen die eraan verloren hebben, evenals leden van andere bevolkingsgroepen die eraan verdiend hebben, de burgermaatschappij evenals zij die een openbaar ambt bekleden.

De commissie zal zich buigen over zaken zoals de kosten van de economische groei voor het leefmilieu; de prijs die we betalen door toe te laten dat de big business de kwaliteit van onze lucht en ons voedsel beïnvloedt; de impact van het vrijhandelsregime en de structurele hervormingsmaatregelen op de ontwikkeling en op de mensen die het meest uitgesloten en het meest behoeftig zijn.

De kritiek op de economische globalisering, die sinds Seattle al 27 maanden opklinkt van op de straat en vanuit de militante gemeenschap, stelt dergelijke vragen, die niet langer kunnen worden afgewezen of genegeerd.

Ten tweede moeten we ons inzetten voor iets dat lijkt op een Wereld Sociale Organisatie. Deze organisatie moet een tegenwicht bieden voor de Wereldhandelsorganisatie en regels en wetten opstellen die de marktmechanismen hervormen zodat ze instaan voor een bescherming op lange termijn van de mensenrechten, arbeidsnormen, en het leefmilieu.

Zelfs Renato Ruggiero, de voormalige directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie, riep op tot een Wereldmilieuorganisatie die parallel zou werken met de WTO. Lionel Jospin had het over "de nood aan een meer wereldwijde regelgeving om in te spelen op de globalisering". En Guy Verhofstadt sprak, als voorzitter van de EU, over een nood aan globale bindende akkoorden om ethische thema's aan te pakken.

We moeten ons inzetten om deze regels en wetten om te zetten in de realiteit. We moeten een Wereld Sociale Organisatie eisen – een geïntegreerde organisatie die de band legt tussen arbeids-, sociale, milieu-, welvaarts- en mensenrechtencodes. En deze zal tanden moeten hebben die even scherp zijn als die van de WTO, en even effectieve machten om alles af te dwingen.

En als de WTO en de Wereld Sociale Organisatie met elkaar botsen, wat ongetwijfeld zal gebeuren? We zullen er moeten voor zorgen dat beide onderworpen zijn aan een nieuw arbitragemechanisme, dat de verschillende belangen zal moeten verzoenen op een manier die het openbaar belang het best dient.

Maar het Noorden moet erop letten deze nieuwe organisatie niet te gebruiken als een vorm van protectionisme. De ontwikkelde wereld moet de ontwikkelingslanden helpen om de kosten voor betere mondiale normen te kunnen betalen. In dit verband illustreert het New Africa Initiative, waarbij Afrikaanse regeringen zich verbinden tot betere regeringsstructuren en het beschermen van de mensenrechten in ruil voor het opheffen van handelsbarrières en meer gerichte hulp van het Noorden, in principe, dit soort benadering. Maar we moeten veel verder gaan.

Wat me bij het derde punt brengt. Want, hoe noodzakelijk ook, het sociale opnieuw koppelen aan het economische, zal nooit volstaan. Er blijft nog steeds het probleem van het verzachten van de status van zij die het meest uitgesloten en gemarginaliseerd zijn. Het minste wat we moeten doen is druk uitoefenen voor de kwijtschelding van de schuld, en de omkering van de kapitaalstroom van het zuiden naar het noorden. We moeten oproepen tot een aanzienlijke verhoging van de overzeese hulp aan de minst ontwikkelde landen, die in de feiten 45 percent gezakt is sedert 1990, en we moeten ook de manier waarop deze wordt afgeleverd, herdenken. En we moeten ervoor zorgen dat alle onrechtvaardige handelsbarrières voor landbouw- en textielproducten van de ontwikkelingslanden worden gesloopt – ontwikkelingslanden verliezen bijna 2 miljard dollar per dag door onrechtvaardige handelsregels. De verbintenis op de Doha-ronde van de WTO om onderhandelingen te starten over het thema van de landbouwsubsidies is manifest niet goed genoeg.

Maar meer dan dit zullen we nieuwe financiële middelen nodig hebben om onze nieuwe doelstellingen te realiseren. De wereld heeft nood aan een nieuwe globale belastingautoriteit, gekoppeld aan het VN-systeem. De autoriteit zou de macht moeten hebben om indirecte taksen te heffen, bijvoorbeeld op vervuiling en op energieverbruik, die dan kunnen worden besteed aan de bescherming van het leefmilieu. De autoriteit zou ook directe belastingen moeten kunnen heffen op multinationale ondernemingen, bestemd voor de financiering van globale milieu-, arbeids- en mensenrechtennormen.

En ten vierde, tot slot, hebben we mechanismen nodig om mensen te helpen bij de bestrijding van onrechtvaardigheid als onderdeel van een ruimere politieke verbouwing van de instellingen. Alle mensen, waar ook, moeten in het bezit komen van de rechten die wij in het Noorden vanzelfsprekend vinden. Werknemers en gemeenschappen van overal moeten kunnen rekenen op basisrechten zoals minimale gezondheids- en veiligheidsnormen op het werk, en minimumlonen, en ze mogen er niet van worden beroofd zonder een aangepaste vergoeding. Multinationale ondernemingen mogen deze rechten niet met voeten treden, ongeacht waar ze actief zijn.

Een wereld waarin mensen geen toegang hebben tot rechtvaardigheid is er een waarin ontevredenheid blijft etteren. Mijn laatste aanbeveling bestaat er daarom in om te pogen ervoor te zorgen dat ondernemers die onrechtvaardig handelen er ook verantwoordelijk voor worden gesteld, waar ze ook zijn, en dat hun slachtoffers schadeloos gesteld worden, wie ze ook zijn.

Op lange termijn gaat het hier om een versterking van zowel de lokale als de internationale regelgeving inzake ondernemingen en om het effectief afdwingen ervan, en de Wereld Sociale Organisatie zou hierin een belangrijke rol moeten spelen. Op korte termijn zijn er twee ondubbelzinnige initiatieven die kunnen worden genomen.

Ten eerste moeten we lobbyen voor wetgevende hervormingen in de landen van het Noorden, die ervoor zorgen dat de ondernemingssluier kan worden opgelicht en dat moedermaatschappijen verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor acties van hun filialen, ongeacht het land waarin ze opereren. En ten tweede moeten we ervoor zorgen dat werknemers en gemeenschappen van overal toegang krijgen tot een globaal wettelijk hulpfonds.

Deze vier stappen vormen enkel het begin van een actieagenda om de globalisering in een nieuwe vorm te gieten. Het begin van een nieuwe wereldorde. Het zijn niet de enige vier stappen die we kunnen zetten, natuurlijk niet, en vele anderen hier onder ons hebben, daar ben ik zeker van, eigen ideeën over hoe er moet worden gehandeld. Maar het zijn elementen van een manier om de globale economie terug aan maatschappelijke rechtvaardigheid te beginnen koppelen, een manier om een begin te maken met het aanpakken van de fundamentele bezorgdheid die allen in deze zaal, vermoed ik, delen.

Een betere wereld is mogelijk. Een wereld met meer gelijkheid, rechtvaardigheid en echte democratie. Maar, en dit is een waarschuwing, als zij die de macht hebben, deze thema's niet aanpakken dan zullen de rechtelozen, de uitgeslotenen en zij die zichzelf opwerpen om op te treden voor de uitgeslotenen, blijven proberen om de poorten van de macht in te beuken, op de manier die hun daartoe het meest geschikt lijkt. Want nu meer dan ooit is het duidelijk dat deze verdeelde wereld, die getuigt van onrechtvaardigheid, ongelijkheid, en asymmetrische machtsverhoudingen, niet meer houdbaar is. De gebeurtenissen van 11 september hebben ons maar al te duidelijk laten zien dat we niet geïsoleerd leven en ook niet kunnen leven. We zijn onlosmakelijk verbonden, en staan als mondiale burger zij aan zij. En de exclusie van bevolkingsgroepen toelaten, is het gevaar opzoeken. Het kan niet zijn dat de enige thema's waarrond we ons als wereld kunnen verenigen, terrorisme en handel zijn. Diegenen onder ons die een stem hebben, diegenen onder ons die kunnen gehoord worden, de ‘haves' in een wereld van een steeds grote aantal ‘have-nots', moeten het er overduidelijk vast inhameren dat we een globale coalitie nodig hebben om ook het thema van de exclusie aan te pakken.

Noreena Hertz, zaterdag 2 maart 2002