'Belgische kunst bestaat wel' /'Globalistisch' antwoord aan carrièrist Anciaux by jpe Tuesday December 25, 2001 at 09:52 PM |
Ligt de revol(u)t(i)e stil omdat het zogenaamd Kerstmis is ? Iedereen weet toch dat 'ze' zich van datum vergissen ... Straf, de bijna-stilte hier ... Maar omdat een dag als deze niet zonder verbaal vuurwerk mag voorbijgaan, ziehier iets om NV-A, Spirit en het (echte) Zwart Blok op de kast te jagen én om de acht stammen ...
... én om de acht stammen van dit land (Vlamingen, Antwerpenaren, Brabanders, Limburgers, Luikenaars, Luxemburgers, Namurezen & Henegouwers) dichter bijeen te brengen.
In 2000 schreef ik het boek 'Film in België, Een permanente revolte'. Het laatste deel daarvan ging in tegen de nationalistische cultuurminister Bert Anciaux. Vermits ook Indymedia Belgisch denkt en werkt: ziehier een herwerkte versie van de tekst over ons dierbaar België.
"Belgische kunst bestaat niet, daar kun je mij nooit van mijn leven meer van overtuigen."
Bert Anciaux, Vlaams minister van cultuur
Inhoud
* 'Belgicistische trekjes'
* Vlamingen en Walen: meer gemeen dan ze zelf geloven
* Optellen in plaats van uitsluiten
* Groeien we echt uit elkaar ?
* Wat kost het 'niet samenwerken' ons ?
* "Een platform om in dialoog te treden met andere culturen"
* 'Belgicistische trekjes'
Eind jaren vijftig kon je nog van een Belgische filmscène spreken. Sindsdien hebben diverse middelpuntvliedende krachten er voor gezorgd dat de twee grote gemeenschappen van dit land bestuurlijk uit elkaar groeiden. Meer dan in Franstalig België ontwikkelde zich in Vlaanderen een bij momenten militant nationalisme. Dat werd enerzijds aangezwengeld door het extremistische Vlaams Blok. Anderzijds werd het gedragen door een deel van de klassieke partijen en door de ondertussen uiteengespatte Volksunie. Zij dwongen van de Franstaligen diverse 'staatshervormingen' af, met als doel een beter bestuur voor de Vlamingen te realiseren, onder het motto 'wat we zelf doen, doen we beter'.
Het bestuur van de samenleving zo dicht mogelijk bij de burger brengen en het zo goed mogelijk organiseren, is een mooie doelstelling, maar heel het kunstmatig gedoe rond de 'Vlaamse natievorming', schoot veel mensen in het verkeerde keelgat. Ergerlijk was ook de soms manifeste onwil om met de Franstaligen samen te werken, wat leidde tot tal van bevoegdheidsconflicten. Meer en meer burgers kregen in de gaten dat veel Vlaamse (en ook Franstalige) politici eerst en vooral uit waren op het vergroten van hun eigen macht.
Het gevolg was dat de identificatie met de 'Vlaamse' taalgemeenschap na de jaren zeventig terug kleiner werd. Dat is eigenlijk merkwaardig gezien de vele, door de media (o.a. door de van BRTN in VRT herdoopte openbare omroep) ondersteunde campagnes van overheidswege om de Nederlandssprekende Belgen 'bewust' te maken van hun zogezegd 'Vlaams' zijn (daar waar Vlaanderen oorspronkelijk slechts stond voor twee 'oostelijke provincies'). Uit recente opiniepeilingen bleek herhaaldelijk dat de overgrote meerderheid van Vlamingen (en Franstaligen) zich in eerste instantie Belg blijft voelen. Eind 1999 leerde een studie dat een kwart van de Vlamingen zelfs alle Vlaamse bevoegdheden aan België wil teruggeven ... Midden 2000 moest ook VU-kopman Patrick Vankrunkelsven in een interview in de krant 'Le Matin' toegeven dat "de Vlaamse eisen voor een verdere staatshervorming momenteel geen grote volksbasis hebben. De Vlamingen zijn vandaag niet erg gevoelig voor die problematiek."
Na de regeringswisseling van zomer 1999 stelden de meerderheidspartijen zich overigens weer 'in sync' met de bevolking. Het communautaire getouwtrek verdween naar de achter grond. Sinds midden 1999 heeft Vlaanderen echter een nationalistische politicus als cultuurminister: Bert Anciaux. Dat zullen we geweten hebben. Zo verkondigt Anciaux aan al wie het horen wil dat "Belgische kunst niet bestaat." In een interview in De Morgen (04/12/99) werd hem daarop de vraag gesteld waarom "kunstenaars wel eens vaker belgicistische trekjes vertonen, ook in hun werk." Zijn repliek: "Het is natuurlijk ook een manier om tegendraads te doen. Misschien is het een reactie omdat het Vlaamse cultuurbeleid te veel als een politiek instrument werd beschouwd en reageren ze tegen een centralistisch, onver draagzaam en bekrompen Vlaanderen à papa." (Waarmee Anciaux toegeeft dat dat bestaat ...) (1)
Het belgicistisch rebeleren heeft echter diepere beweegredenen. Zo heeft de gehechtheid van Belgische cineasten aan hun land bv. veel te maken met het gebrek aan chauvinisme dat eigen is aan België (en dat ook zijn negatieve kanten heeft, zoals bv. het moeilijk erkennen van binnenlands talent).
Veel Belgische cineasten houden ook van de inspirerende mengeling die typisch is voor dit land, "ce pays de bric à brac" zoals Jaco Van Dormael het noemde. Wat hen boeit en waar ze films over willen maken, dat zijn Belgen op zoek naar zichzelf, mensen die twijfelen tussen het één blijven en het andere worden (van de revolterende priester DAENS die aan de kant van de arbeiders wil staan, tot het jongetje dat een meisje wil zijn in MA VIE EN ROSE), mensen ook die hun identiteit halen uit het leven op de grens van twee culturen (Vlaanderen- Nederland in HET ACHTERLAND van Dorothée Van den Berghe, Brussel-Bruxelles in LE MUR van Alain Berliner).
Voor Belgische kunstenaars was (en is) België "een averechts vaderland" schreef Knack- journalist en België-kenner Marc Reynebeau. België is "niet geschikt voor pathetische sentimenten, maar wel voor humor, zelfrelativering, zelfspot en provocatie, niet zoekend naar bevestiging maar naar bevraging en reflectie, geen locatie voor eenduidige zuiverheid maar voor interpenetratie en beïnvloeding." (2)
* Vlamingen en Walen: meer gemeen dan ze zelf geloven
Bert Anciaux kan wel stellen dat voor hem "Belgische kunst niet bestaat", voor veel Belgen bestaat Belgische kunst juist wel. De Belgische kunst heeft overigens diepe wortels in een eeuwenlang gedeelde geschiedenis die minstens teruggaat tot 843. In dat jaar werd het Karolingische rijk verdeeld in drie gebieden. Tussen wat nu Frankrijk en Duitsland is, lag het 'rijk van Lotharingen'. In onze gewesten behoorden Holland, Brabant, Limburg, Luik, Henegouwen, Namen en Luxemburg tot dat 'derde rijk' (maar niet het graafschap Vlaanderen dat bij Frankrijk hoorde). Toen het uit elkaar viel, begonnen wat nu de 'lage landen' noemen, aan een eeuwenlange gemeenschappelijke geschiedenis als tussengebied én als Europees slagveld. De Hollanders vestigden in de 16de eeuw hun eengemaakte staat wat leidde tot een gouden 17de eeuw en een bedrijvigheid op de zeven wereldzeeën waar ze nu nog een mondigheid aan overhouden die in vergelijking met die van veel Vlamingen merkwaardig is.
De Nederlandstalige en Franstalige Belgen leefden tot 1830 verder in een gebied dat door vreemde mogendheden bestuurd werd. Hebben we daar de - door veel waarnemers vastgestelde - opstelling aan overgehouden dat we ook nu nog de overheid vaak als een 'binnenlandse bezetter' zien ? Waal en Vlaming, beiden zijn ze 'overheidsschuw' ...
In 1830 ontstond dan België. Een staat die blijkbaar het resultaat was van een Belgisch natiegevoel dat - zo toonde historicus Jean Stengers aan - vanaf 1600 in de Zuidelijke Nederlanden ontstond en dat zijn eerste hoogtepunten vond in de revoluties van 1789 en 1830. Pas na het ontstaan van België doken geleidelijk twee 'nieuwe' begrippen op: 'Vlaanderen' en 'Wallonië'. Beide begrippen ontstonden dus 'in' en 'na' België. Dat de naam 'Vlaanderen', die vroeger enkel een 'zeegouw' aanduidde, slechts zeer geleidelijk veld won, blijkt uit het feit dat bij het begin van de culturele autonomie in de jaren zestig, er nog gesproken werd van het Ministerie van Nederlandse Cultuur. Het K.B. dat in 1964 de filmsubsidies in 'Vlaanderen' invoerde, was een K.B. 'ter bevordering van de Nederlandse film' ...
In een eenwordend Europa kan heel deze geschiedenis voltooid verleden tijd lijken, maar zoals Dave Sinardet begin 2000 in zijn thesis 'Nieuws zonder grenzen' schreef, "wil men echt meewerken aan Europa, dan moet men in eigen land beginnen. Wanneer men de burger, via een soort leerproces, gewoon maakt zich alleen nog maar voor de eigen regio binnen het eigen land te interesseren" (een tendens die Sinardet opmerkte bij de nauwelijks in Franstalig België geïnteresseerde VRT) "hoe kan men dan verwachten dat hij interesse zou vertonen voor andere landen ? De volgende woorden van Geert Van Istendael zijn hier dan ook op hun plaats: 'L'Europe sera belge ou ne sera pas." (3)
De Europese eenwording maakt overigens dat heel 'de Belgische problematiek' aan belang inboet gewoon omdat België op bestuursvlak steeds minder te zeggen heeft naarmate Europa meer en meer bevoegdheden overneemt. Zie nu weer de invoering van de euro en het verdwijnen van de Belgische frank.
"Het paradoxale daarbij is", zo schreef de in België werkende Nederlandse journalist Derk-Jan Eppink, "dat terwijl het uithollingsproces zeer sterk is, de Belgitude op een nieuw toppunt is." Volgens hem komt er "in beleidsmatig opzicht wellicht minder België, maar daardoor ontstaat er in emotioneel opzicht juist meer behoefte aan België." Niet enkel Europa (dat zo ver weg is) krijgt meer bevoegdheden, maar ook Vlaanderen dat daardoor sympathie zal verliezen, omdat een overheid die veel wetten maakt, bij de Vlaamse bevolking meer en meer als een 'binnenlandse bezetter" overkomt. Het België van de toekomst ziet Eppink als een "ander België waarvan de toegevoegde waarde voor veel Belgen vooral het thuisgevoel is. Al raakt België beleidsmatig uitgehold, toch blijft het maatschappelijk een 'manier van leven'." (4)
Eppink ziet als Nederlander ook hoe Vlamingen nog altijd niet goed overweg kunnen met de in hun ogen vaak arrogante 'Hollanders'. Bij de Walen bestaat een gelijkaardig minderwaardigheidscomplex tegenover grote buur Frankrijk die neerkijkt op 'les petits Belges'. Hou je met die rare relatie met de buitenlandse 'taalgenoten' rekening, dan valt het op dat Vlamingen en Walen het goed met elkaar kunnen vinden. "Het paradoxale is dat Vlamingen en Walen, naast een aantal duidelijke verschillen, meer gemeen hebben in hun mentale programmering dan ze zelf geloven', observeerde Eppink. "Zolang dit de situatie is, zal België een emotionele meerwaarde hebben, al is die moeilijk te definiëren."
Als het van de Belgen zelf afhangt (en niet van een paar nationalistische partijtjes) heeft België dus nog toekomst en is de boedelscheiding niet voor morgen. Wat moet je bij een splitsing overigens aanvangen met de stad die centraal in heel het Belgisch (en Europees) web gelegen is en zonder dewelke noch Vlaanderen noch Wallonië verder kunnen: Brussel ? Het door een blokkade dwingen zich bij Vlaanderen aan te sluiten zoals een Vlaams Blokker suggereerde ? Of bouwen we er een muur doorheen zoals Alain Berliner ons al liet zien in zijn film LE MUR (1998) ?
* Optellen in plaats van uitsluiten
Waarom moet een politicus als Bert Anciaux het bestaan van een Belgische identiteit, een Belgische kunst ontkennen ? Waarom wil hij als minister van Cultuur een deel van onze cultuur negeren ? Kan hij niet leren optellen in plaats van uit te sluiten ? Kunnen we niet én Vlaming/Brusselaar/Waal én Belg én Europeaan zijn ? 'Meervoudige identiteiten' zullen in de samenleving van de toekomst overigens meer regel dan uitzondering worden.
Als Anciaux zich trouwens ergens zorgen over wil maken, waarom denkt hij dan niet eens na over de Amerikaanse programma's waarmee we (Vlamingen zowel als Franstaligen) dagelijks overspoeld worden ? (Een zender als 'Kanaal 2' zendt haast enkel Amerikaanse 'pulp' uit.) Merkwaardig is ook hoe Vlaamse excellenties er als de kippen bij zijn om uit te pakken met ronkende Engelstalige namen voor nieuwe projecten (zoals bv. de 'Flanders Language Valley' of Anciaux' nieuwe partij: 'Spirit' ...), begerig als ze zijn naar een vleugje internationale erkenning. Lijken ze daarmee niet erg op al die Vlamingen die vroeger vonden dat het sjieker/nuttiger/... was om Frans te praten ?
* Groeien we echt uit elkaar ?
"Rosetta is zonder twijfel een Waalse film. Daens is duidelijk Vlaams. Ze tot Belgische films promoveren, lijkt ons op zijn zachtst gezegd bedrieglijk."
Chantal Kesteloot, Franstalig Belgische historica
Nadat de Nederlandstaligen dankzij hun numerieke meerderheid in België op veel vlakken min of meer de dienst gingen uitmaken, groeide bij een aantal Franstaligen de neiging om zich op zichzelf terug te trekken (of zelfs om aansluiting te zoeken bij Frankrijk).
Blijft ook het feit dat veel Franstaligen nog altijd Nederlandsonkundig zijn, met alle problemen vandien in Brussel bv. Het moet echter gezegd: de jongste tijd spreken meer Franstaligen Nederlands en zijn het de Vlamingen die hun kennis van het Frans verwaarlozen. Maar zal in een niet al te verre toekomst, dankzij supersnelle, draagbare vertaalcomputers, het probleem van elkaar niet te verstaan, niet de wereld uit geholpen worden ? Of praten we straks allemaal Engels, om met heel de wereld zaken te kunnen doen ?
Ondertussen, zo stelt historica Chantal Kesteloot, groeien Vlaanderen en Franstalig België verder uit elkaar, doordat de gemeenschappen (en gewesten) hun bestuur meer en meer op hun eigen manier organiseren. Zo gaan "boven en onder de taalgrens de onderwijssystemen meer en meer van elkaar verschillen." (5) De vraag is echter maar hoever dit kan gaan, vermits ook inzake onderwijs Europa steeds belangrijker wordt.
Als Kesteloot stelt dat "culturen uit elkaar groeien en heel eigen gevoeligheden zich vormen", moet ze toch ook bedenken dat er zoiets bezig is als de 'globalisering', waardoor in heel de wereld op cultureel gebied heel wat verschillen uitgevlakt worden. Bovendien zorgen de toegenomen transportmogelijkheden, het uitgebreid bij elkaar op vakantie kunnen gaan ook, juist weer voor meer contactmogelijkheden. Dus zal het met dat uit elkaar groeien nog wel mee vallen.
En wat het bovenstaande citaat over DAENS en ROSETTA betreft. Wel daar vergist Kesteloot zich. Het volstaat hier om er op te wijzen dat in de Waalse cinema die de gebroeders Dardenne brengen (ze komen er trouwens voor uit dat ze Luikse films willen maken, films over hun stad), toch wel heel veel Belgische elementen terug te vinden zijn. Dat gaat dan over de manier waarop mensen zich kleden, de manier waarop de bureaucratie werkt, de wijze waarop er wordt aangekeken tegen vreemdelingen enzoverder.
En DAENS geen Belgische film ? Heeft Kesteloot die film wel gezien ? DAENS speelt zich duidelijk af in een oud Belgisch decor, met een elite die Frans spreekt en Vlaamse arbeiders die door de hoge heren onderdrukt worden. Frans en Nederlands worden in de film door elkaar gebruikt en de toestanden in het Aalst van Priester Daens zijn in die tijd niet typisch voor Aalst alleen. De link tussen DAENS en MISERE AU BORINAGE of LES ENFANTS DU BORINAGE is niet moeilijk te leggen. DAENS werd overigens voor een deel in Polen opgenomen, maar maakt dat DAENS tot een gedeeltelijk Poolse film ?
Laten we ernstig blijven. DAENS is zowel een Vlaamse als een Belgische film. ROSETTA is zowel een Waalse als een Belgische film. En beide films overstijgen door hun inhoud en vormgeving het lokale niveau, waardoor ze ook een internationaal publiek wisten aan te spreken.
* Wat kost het 'niet samenwerken' ons ?
Net zoals de bestuurlijke versnippering de jongste decennia in België op tal van terreinen tot stoornissen en immobilisme leidde - een besef waar de regering Verhofstadt I op inspeelde door te beloven van België weer een modelstaat te maken - zo is ook voor de filmsector het recente nationalistisch gedoe een slechte zaak gebleken.
Nochtans is het veel gemakkelijker - en daar is het allemaal mee begonnen - als je alles in je 'eigen' taal kunt doen: van het afhandelen van de administratie van een productie tot het organiseren van sectorverenigingen. Iedereen die al eens tweetalige vergaderingen heeft voorgezeten met een deel van de aanwezigen die de andere taal zelfs passief niet kent, weet hoeveel tijd er verloren gaat met vertalingen en de bijhorende misverstanden.
Een 'opsplitsing' heeft dus voordelen. De 'scheiding' die de jongste decennia in de audiovisuele sector ontstond, daarentegen creëerde heel wat niet te verwaarlozen problemen.
Vooreerst leidde de (o.a. op het niveau van de filmsubsidiëring soms tot in het absurde doorgedreven) scheiding tussen de twee culturen tot een letterlijke verarming. Het werd een stuk moeilijker om het geld voor een film nog in dit land bijeen te werken.
Tevens werd het voor de cineasten op het terrein moeilijker om samen te werken met anderstalige Belgen die ze omwille van hun beroepservaring, hun talent en hun inzichten waardeerden. In een land waar het grootste deel van de audiovisuele activiteiten in het overwegend Franstalige Brussel gesitueerd is, vormt zoiets geen onbelangrijk probleem.
Het opsplitsen verhindert de Belgische scenaristen, cineasten, acteurs en anderen ook om zichzelf te zijn; om in de film onze biculturele erfenis uit te dragen. In de documen taire LE CINEMA BELGE (1997) van Marie Mandy, spreken diverse cineasten over hun wortels in de beide culturen. Hoeveel Belgen hebben niet ouders en voorouders aan de overkant van wat nu de 'taalgrens' heet ? We zitten letterlijk in elkaars bloed ... Hoeveel Belgen horen trouwens al niet in hun naam (in hun Franstalige en Nederlandstalige voornamen en familienamen) hun biculturaliteit ? Nietwaar Bert ANCIAUX ? (6)
Tot slot werkt een 'scheiding' waarbij men nog nauwelijks weet heeft van elkaars activiteiten, evenmin de creativiteit in de hand, maar eerder het provincialisme en de be krompenheid.
Met het bovenstaande is zeker niet beweerd, dat alles opnieuw gezamenlijk moet gebeuren en dat het dan zoveel efficiënter zal werken. Absoluut niet. Er moet een evenwicht komen waarbij men enerzijds afzonderlijk kan werken wanneer dat het best past en anderzijds over de taalgrens heen kan gaan, om zo bv. meer middelen te kunnen inzetten maar ook om de horizon te verruimen. Vergeten we als Vlamingen ook niet dat het Franse taalgebied - en geen verstandig mens zal dit tegenspreken - op cultureel gebied enorm veel te bieden heeft. Het beleid moet dus de samenwerking tussen Vlamingen en Franstaligen steunen en 'biculturele' organisaties eerder aanmoedigen dan ze af te straffen door minder subsidies en andere beperkingen.
* "Een platform om in dialoog te treden met andere culturen"
In het geciteerde interview stelde onze cultuurexcellentie ook dat "het schitterende aan België is dat er twee gemeenschappen naast elkaar leven. Maar voorts staat België alleen nog voor de koning en de prinsen, een pak friet en, maar dat zal misschien ook niet lang meer duren, de voetbalploeg." (7)
Dat Anciaux en zijn nu ex-collegaminister Sauwens door middel van veel geld het Belgische voetbal willen opsplitsen is niet minder dan schandalig. Waar elders dan in de sport kan je zonder veel moeilijkheden intensief met andere culturen samenleven ?
Maar verder mogen Anciaux en de zijnen nog proberen wat ze willen, de realiteit is dat België al lang geen samenleven meer is van slechts twee gemeenschappen die overigens niet naast (zoals onder de Apartheid) maar door elkaar heen leven. De realiteit is dat wat er in dit landje gebeurt steeds meer internationaal bepaald wordt. Meer nog dan andere sectoren van de samenleving, wordt zeker de filmnijverheid in het noorden en het zuiden van België beïnvloed door de toenemende 'mondialisering' van het audiovisuele gebeuren. Wat niet wegneemt dat in veel televisiewerk én in de nog altijd populaire kolderfilms het provincialisme hoogtij viert. 'Globalisering' en 'verdorpsing', ze lijken vaak tweelingbroers te zijn. Waar de één is, duikt de ander ook op, zeker in een land als België dat geen republikeinse traditie heeft zoals andere landen waar de burger zich een onderdeel voelt van 'de natie'. Dat België nog steeds een samenvoegsel is van oude graafschappen, hertogdommetjes en prinsbisdommetjes blijkt bv. uit het feit dat een Limburger in nogal wat opzichten minder gemeen heeft met een inwoner van het verre Veurne dan met iemand van het nabije Luik of Maastricht.
Hoe dan ook, tal van facetten van de audiovisuele cultuur zullen verder geïnternationaliseerd worden, vermits die internationalisering door tal van evoluties versterkt wordt: o.a. door het groeiend aantal internationale coproducties, de dagelijkse overvloed aan Amerikaanse programma's op televisie, de toenemende verstedelijking en de daarbij horende cultuur, de globalisering van de economie (inbegrepen de cultuur-industrie), de opkomst van Internet ... Ook de bevolking wordt dankzij de toenemende transportmogelijkheden 'internationaler'. Heeft het zin zich tegen dat alles te verzetten en conservatief vast te houden aan een 'cul turele eigenheid' ?
Of kunnen we er gewoon vrede mee nemen dat er in dit land altijd wel films zullen gemaakt worden die iets 'typisch van hier' zullen hebben ? Gewoon omdat zoals in elke streek op aarde ook hier een combinatie van allerlei streekgebonden elementen (zoals de geografie, de geschiedenis, het klimaat ...) zal leiden tot cultuuruitingen die net iets anders zijn en die door dat anders zijn, ook interessant kunnen zijn voor mensen uit andere landen. Het succes van de Franstalig Belgische cinema is overigens voor een groot deel te danken aan het engagement van de Franstalige cineasten tegenover de mensen van hier (alle mensen in Franstalig België, 'vreemdelingen' zowel als autochtonen).
Luc Wauters, auteur van de thesis "Wat is er zo Vlaams aan de Vlaamse film ?", vatte de uitdaging waar we voor staan, als volgt samen:
De meest volwaardige cultuur is er wellicht één die de eigen wortels combineert met een bredere, internationale kijk. Dat België twee (eigenlijk drie) culturen in zich verenigt zou, naast bron van voortdurende herrie, gezien kunnen worden als een verrijking, en als een platform om in een dialoog te treden met andere Europese culturen; een dialoog die uiteindelijk lonend zou zijn, ook wat de 'eigen' kunst betreft."
En hij besloot:
"Wanneer men het hoogste doel van de kunst voor ogen houdt ... dan heeft het Vlaamse (en dus ook het Belgische; nvdr) karakter van een film zo goed als geen belang." (8)
Of om het met de woorden van Jean Epstein te stellen:
"Ce qui compte, c'est de vivre d'avantage, d'éprouver et de connaître plus, de découvrir chaque fois du visible dans le non-vu, de l'audible dans le non-entendu, du compréhensible dans l'incompris, de l'aimable dans le non-aimé." (9)
BRONNEN:
1. Citaten van ANCIAUX, B., in BRUMAGNE, A.., "Belgische kunst ? Die bestaat niet. Minister Bert Anciaux over cultuur als cement tussen mensen", in De Morgen - Café des Arts, de Persgroep, Brussel, 04/12/99, p. 95
2. REYNEBEAU, M., De eeuw van België, Lannoo, Tielt, 1999, p. 220
3. SINARDET, D., 'Nieuws zonder grenzen', Universiteit Antwerpen, thesis, Antwerpen, juni 2000, p. 180
4. EPPINK, D.J., "Hoeveel is de BTW, Belgische toegevoegde waarde ?", in Ons Erfdeel, Stichting Ons Erfdeel, Rekkem, 43e jaargang, nummer 2, 2000, p. 167-168
5. Alle citaten van Kesteloot komen uit: KESTELOOT, C., "C'est un petit pays aux frontières internes ...", in Ons Erfdeel, Stichting Ons Erfdeel, Rekkem, 43e jaargang, nummer 2, 2000, p. 180-183
6. Soms geeft de talenmix overigens heel leuke combinaties. Zie bv. de naam van Cinergie-medewerker Jean-Michel VLAEMINCKX.
7. ANCIAUX, B., in BRUMAGNE, A., op citaat
8. WAUTERS, L., op citaat
9. Jean Epstein, "Le cinéma du diable", in EPSTEIN, J., Écrits sur le cinéma, Seghers, Paris 1974, Tome 1
Dit artikel komt uit 'Film in België, Een permanente revolte, Inleiding tot de geschiedenis & actualiteit van de filmproductie, -distributie & -exploitatie in België', auteur: Jan-Pieter Everaerts; D/2000/8703/2; ISBN: 90-76692-03-3; MEDIADOC - 2000
P.S. De ondertitel van het boek, 'een permanente revolte' komt uit een interview met cineast Marian Handwerker. Daarin stelde die dat heel wat Belgische films, "normaal niet zouden bestaan. Het is onze revolte als cineasten die ons films doet maken. We wilden tonen dat we ook films konden maken, zo goed als, of misschien zelfs beter dan in andere landen. We leven hier echt in een permanente revolte. Het is niet om ons brood te verdienen dat we films maken."